Het pensioen is te klein, de factuur veel te zwaar: meer en meer ouderen kunnen het rusthuis niet betalen
De West-Vlaamse woonzorgcentra worden voor meer en meer mensen onbetaalbaar. Dat blijkt uit onderzoek van De Krant van West-Vlaanderen. Gemiddeld kost een rusthuiskamer intussen 1.764 euro per maand, ruim 12 procent meer dan zes jaar geleden. Die stijgende kost zorgt ervoor dat almaar meer rusthuisbewoners aankloppen bij het OCMW. En die cijfers zijn nog maar het topje van de ijsberg.
Is het woonzorgcentrum nog betaalbaar voor de West-Vlamingen? In een nieuwe KW Onderzoekt gaat De Krant van West-Vlaanderen op zoek naar antwoorden op de geldvragen die bij een rusthuis komen kijken. Ontdek het hele dossier via KW.be/rusthuisfactuur
58,80 euro. Elke dag. 1.764 euro. Elke maand. Dat is de gemiddelde prijs die rusthuisbewoners in onze provincie voor een eenpersoonskamer moeten betalen. Jaar na jaar ligt dat bedrag hoger, jaar na jaar wordt het voor ouderen moeilijker om die facturen te betalen. Het pensioen – gemiddeld iets meer dan 1.240 euro – volstaat voor de meeste mensen niet om de maandelijkse kosten voor het verblijf en de verzorging te dragen. Dan kan je je spaargeld aanspreken, je huis of je appartement verkopen of beroep doen op je kinderen.
Maar wat als dat alles nog niet genoeg is? Dan rest enkel een financiële tussenkomst van het OCMW van je stad of gemeente. In totaal zagen bijna 800 West-Vlamingen zich in 2021 genoodzaakt dat te doen, zo blijkt uit onderzoek van deze krant. De West-Vlaamse steden en gemeenten moesten zo minstens 1,4 miljoen euro bijpassen in de facturen van zorgbehoevende ouderen en bewoners van woonzorgcentra. Gemiddeld gaat het om een bedrag van zo’n 150 euro per persoon per maand.
Oostende absolute koploper
Vooral in de grotere steden en aan de kust loopt het aantal rusthuisbewoners in financiële nood hoog op. Zo schat Oostends schepen van Welzijn en Zorg Natacha Waldmann (Groen) bijvoorbeeld de groep mensen voor wie haar stad tussenkomt op zeker 220 per jaar, goed voor een bedrag van maar liefst 380.000 euro. Oostende draagt op die manier ruim een vierde van de West-Vlaamse tussenkomsten in de rusthuisfacturen.
Een verrassing is dat hoge cijfer niet meteen. In Oostende ligt het aantal 65-plussers dat een inkomensgarantie voor ouderen (een federale uitkering voor wie ouder is dan 65 jaar en niet over voldoende financiële middelen beschikt, red.) krijgt, al enkele jaren het hoogst in onze provincie.
Meer en meer
De nieuwe cijfers over de OCMW-tussenkomsten voor de woonzorgcentra baren experten zorgen. Sinds 2017 organiseert de Vereniging voor Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) over heel Vlaanderen een jaarlijkse bevraging over het thema. Daarin was al een licht stijgende trend merkbaar. Die stijging wordt nu door onze rondvraag in West-Vlaanderen alleen maar nog sterker bevestigd. “We zien dat het aantal ouderen in woonzorgcentra voor wie de steden en gemeenten moeten tussenkomen, jaar na jaar licht toeneemt”, zegt Nathalie Debast, woordvoerder van de VVSG. “Dat geld moet uit de lokale budgetten komen. De stijging van het aantal tussenkomsten verhoogt met andere woorden de druk op die lokale middelen. Terwijl het ons een taak van de Vlaamse of federale overheid lijkt om te zorgen dat een opname in het woonzorgcentrum betaalbaar is.”
Bovendien bestaat de vrees dat de OCMW-cijfers nog een forse onderschatting van de ware problematiek zijn. Uit schattingen van Okra komt naar voren dat maar liefst één op de vier (!) bewoners van een woonzorgcentrum hulp nodig heeft om de rekening te betalen. “Die vaststelling delen wij, als we voortgaan op signalen van de lokale besturen”, aldus Nathalie Debast van de VVSG nog. “In heel wat gevallen springen kinderen of andere familieleden al spontaan bij. En dan hebben we het nog niet over koppels waar een van beide partners in een woonzorgcentrum verblijft en de ander nog thuis woont. Dit is echt maar het topje van de ijsberg.”
Groter gat met pensioen
Intussen wordt het verschil tussen het gemiddeld West-Vlaams pensioen en de kostprijs van een woonzorgcentrum ook almaar groter. Zo is de gemiddelde prijs voor een eenpersoonskamer in West-Vlaanderen tussen 2016 en 2021 met meer dan 12 procent gestegen, maar bleef het brutopensioen voor werknemers achter. Het verschil tussen dat pensioen en de maandelijkse factuur liep op die manier de voorbije jaren op van 477 euro naar 521 euro per maand. De vraag is dan ook niet hoe betaalbaar de oude dag voor veel mensen zal zijn, de vraag is óf die betaalbaar blijft. “Door de vergrijzing en de stijgende kostprijs van de woonzorgcentra, ook in West-Vlaanderen, zal dit probleem alleen maar toenemen. Het is niet correct om de kost door te schuiven naar de lokale besturen, dit is een problematiek die de centrale overheden moeten opnemen”, besluit Nathalie Debast.
Slechts 44 keer werd beroep gedaan op de onderhoudsplicht
Hoewel de steden en gemeenten wettelijk gezien hun bijdrage in de rusthuisfactuur kunnen verhalen op de kinderen, gebeurt dat in de praktijk amper tot niet. In 2021 werd slechts in 44 West-Vlaamse dossiers een beroep gedaan op de onderhoudsplicht die kinderen ten aanzien van hun ouders hebben, zo blijkt uit onze rondvraag bij de West-Vlaamse OCMW’s. In onder meer Oostende, Tielt, Blankenberge, Izegem en Zedelgem wordt die onderhoudsplicht helemaal nooit toegepast. In de meeste steden en gemeenten wordt er wel degelijk een onderzoek naar de financiële draagkracht van eventuele kinderen gevoerd, maar dat resulteert dus amper in effectieve terugvorderingen. Veelal blijken de kinderen zelf niet over voldoende financiële middelen te beschikken of is er geen sprake van een duurzame band tussen ouder en kind. In dat laatste geval kan wegens billijkheidsredenen een uitzondering op de onderhoudsplicht worden toegestaan.
Van zorgbudget tot maximumfactuur: wat doet de politiek?
Met het zorgbudget – 130 euro per maand voor elke bewoner en premies tot 618 euro per maand afhankelijk van je zorgnood -bestaan er al Vlaamse tegemoetkomingen. Het Vlaams regeerakkoord voorziet daarnaast de uitwerking van een extra premie van 400 euro per maand voor bewoners van een woonzorgcentrum met een laag pensioen, zo geeft Wouter Beke, CD&V-minister van Welzijn en bevoegd voor woonzorgcentra, aan. “Het aantal bewoners van woonzorgcentra dat recht heeft op een zorgbudget is de voorbije jaren gedaald, dankzij een verbetering van hun financiële draagkracht”, zegt de minister. “Maar dat neemt niet weg dat we maatregelen blijven nemen om de bewonersfactuur draaglijk te houden. Let wel, Vlaanderen kan dit niet alleen. Hogere pensioenen zijn mee de sleutel. De federale regering zou daartoe initiatieven moeten nemen.” Een van die federale maatregelen is het akkoord over een minimumpensioen van 1.500 euro netto voor mensen met een volledige loopbaan. Dat moet er tegen 2024 zijn.
Oppositiepartijen Groen, Vooruit en Vlaams Belang pleiten op Vlaams niveau dan weer voor een maximumfactuur voor woonzorgcentrumbewoners. “Op die manier kan de overheid het verschil tussen het inkomen en de kosten op maat bijpassen”, klinkt het. Maar van zo’n maximumfactuur is minister Beke geen voorstander. “Wij focussen ons op de controle en monitoring van de dagprijzen en passen sociale correcties toe. Wil een woonzorgcentrum de prijs laten stijgen, dan moeten ze hun kosten bewijzen”, aldus de minister. “Een maximumfactuur zou de innovaties binnen de ouderenzorg tegenwerken en de variatie aan types wzc’s beperken. De individuele voorkeuren van kapitaalkrachtige ouderen moeten we ook toelaten.”
De volledige reactie van minister Wouter Beke op ons dossier Rusthuisfactuur vind je hier.
KW Onderzoekt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier