Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
In Christen Volkshuis in Roesbrugge: “Het gaat soms raar in het leven, je kunt niets bestellen”
Kurt Vandemaele op zoek naar de wijheid in de kan, deze week in café ‘Christen Volkshuis’ bij Patrick en Wendy in Roesbrugge.
Caféverhalen laten zich niet in ieder etablissement optekenen. Soms moet ik vier, vijf van die drankgelegenheden aandoen, voor ik weet wat te schrijven. Maar in het Christen Volkshuis in Roesbrugge zit ik met een ander probleem. Er zijn te veel verhalen. Als de fratsen van Prins Laurent ter sprake komen, is er een man die verklaart dat alle koningen bastaardkinderen hebben.
“Dat moet. Zodat er een erfgenaam zou zijn, mocht de hele koninklijke familie verongelukken.” Er is Pino, die een Rodenbach bestelt. “Dokter Doise heeft gezegd dat ik meer moet drinken.” Hij spreekt het uit als dokter Dwaze. Maar volgt toch trouw het advies. Even waan ik me in de Far West. Ze schieten er nog met pijl en boog. Op de liggende wip. Patrick Gunst is net zestig geworden en staat zijn hele leven in het café.
(lees verder onder het filmpje)
Hij schiet ook. Maar hij stelt me gerust. Er mogen dan al wat rare snuiters zitten : “Er zijn hier geen Indianen. Wel cowboys, op maandag, dan komen ze hier linedancen.” Patrick was achttien toen zijn vader zei : “Er is hier werk genoeg, ge moet gij niet elders gaan werken.” Zijn vader ken ik alleen van de film ‘Bedankt en merci’, waarvan er nog een affiche tegen de muur hangt.
Je moest geen dorst hebben om bij hem langs te gaan. Honger naar verhalen volstond
Zo’n cafébaas die een Gunst was voor de mensen. Je moest geen dorst hebben om bij hem langs te gaan. Honger naar verhalen volstond. “Ik weet nog goed hoe hij kon vertellen over de paarden en de oude tramstatie. Hij had boeken moeten schrijven,” zegt een klant. Julien was net als zijn vader veehandelaar en cafébaas. In 1952 kocht hij de betere helft van het statige en kolossale herenhuis, dat in 1885 gebouwd was en ooit toebehoorde aan een notaris, en maakte er een café van.
De plafonds zijn er zo indrukwekkend dat iedereen omhoog kijkt als ze er binnenkomen : “Ik dacht vroeger altijd dat het kwam doordat wij zo lelijk waren,” zegt Wendy, de vrouw van Patrick. Julien zette de gigantische deuren van het huis open voor het gewone volk. Dat stroomde zo massaal toe dat Julien in ’72 een feestzaal in de tuin liet bouwen. Het waren andere tijden. Toen het verenigingsleven nog bloeide.
“Dat was de tijd dat een vrouwmens aan de haard zat,” zegt Patrick. “Nu is dat veranderd : ge moogt geen hout meer branden en mensen hebben geen haard meer.” Julien en zoon Patrick waren twee handen op een buik. “Een blik volstond om mekaar te begrijpen. Alleen wanneer ik na de vergaderingen van de brandweer wat lang bleef napraten, verstond hij het niet altijd. Hij zei toen : ‘Wat doen jullie daar altijd, zo laat?’ Ik antwoordde : ‘Precies wat jullie deden.’ Want hij was zelf 40 jaar bij de brandweer geweest.”
Patrick is nog brandweerman. En nog altijd komen de oproepen voor de 100 in het Christen Volkshuis terecht, “bij de Gunstjes,” zoals Wendy met haar luide lach zegt. Wendy is zestien jaar jonger dan haar man. “Ik heb een late roeping gehad. Het loopt soms raar in het leven. Je kunt niets bestellen van tevoren,” aldus Patrick. “Ik ken mijn man al mijn hele leven,” legt Wendy uit.
“Mijn grootvader was van Haringe. En als we naar Haringe gingen, kwamen we hier altijd nog iets drinken. Mijn man kent me van toen ik een kind was.” En er volgen verhalen over hoe haar grootvader zijn vrouw verloor 6 weken nadat ze enige dochter ter wereld had gebracht. Dat was in 1938. Gestorven aan een teveel aan albumine in haar bloed.
Ik heb alles wat ik moet hebben. Ik ben gelukkig. En Gunstje is ook gelukkig.
“Was ze een jaar later geboren, er was een medicament beschikbaar. Mijn moeder is grootgebracht door haar grootmoeder langs moeders kant. Je moet het je inbeelden : mijn grootvader, mijn moeder, zijn schoonmoeder die hem de dood van haar dochter verweet – want ze hadden hem nog goed ingeprent dat het geen tijden waren om kinderen te krijgen – en de oorlogsjaren. Dat moet daar gezellig geweest zijn.”
De gulle lach waarmee ze haar betoog afsluit, hoor je weleens vaker uit het lijf van gezette vrouwen opstijgen. “Ze is ook 45 kilo vermagerd,” legt Patrick uit. “Voor de gezondheid.” Maar Wendy blijft een enorme vrouw. Vijftien centimeter groter dan haar man. En veel luider. “Ik ben de extroverte en hij is de introverte,” buldert ze. Hoe hij haar dan heeft versierd? “Hij had iets wat een ander niet heeft,” zegt ze. “Geld,” laat ik me ontvallen, bij wijze van grap. Maar die grap heeft ze al eerder gehoord.
“Dat is wat iedereen zei : ‘Het is voor het geld.’ Maar ik had in Poperinge mijn eigen huis, mijn eigen leven. Ik was verpleegster. Ik herinner me nog goed dat ik tegen een stokoud vrouwtje zei, in het rusthuis waar ik werkte, dat ik nooit café zou houden en nooit op een parochie zou wonen, het platteland. Ze zei : ‘Wuvetje, ge moogt nooit zeggen : fonteintje, ik ga van je water niet drinken.’ En zie eens waar ik gekomen ben! In een café in een parochie.”
Er volgt nog een schaterlach. Of ze er spijt van heeft. “Maar neen, ik zou hier anders niet gebleven zijn. En ik zou nu geen zo’n mooi kindje hebben. Ik heb alles wat ik moet hebben. Ik ben gelukkig. En Gunstje is ook gelukkig.” Patrick zegt niets en glundert. Het leven kan toch mooi zijn.
Caféklap
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier