Het allerlaatste interview van de Roeselaarse wereldkampioen Benoni Beheyt

© STEFAAN BEEL
Redactie KW

Met het wielerseizoen dat zich op gang heeft getrokken, zijn ook de wielerliefhebbers steevast op de afspraak. Zo ook oud-wereldkampioen Benoni Beheyt. Net op tijd terug uit Tenerife voor de start van het wielerseizoen en om de prestaties van zijn twee kleinzonen, Guillaume Van Keirsbulck en Cériel Desal, op de voet te volgen. Live langs de weg waar mogelijk of anders op televisie.

Neen, veel zin om interviews te geven, heeft de 78-jarige Benoni Beheyt niet meer. Alles is toch al gezegd en je vindt toch alles over mij op internet, klinkt het wanneer we hem telefonisch contacteren. Op dat ogenblik zitten Benoni en zijn vrouw Annie Desmet, de nicht van ex-profrenner Gilbert Desmet, nog in overwinteringsmodus op Tenerife. Bel later nog eens terug, besluit Benoni en wanneer we dat doen, stemt de ex-wereldkampioen in met een allerlaatste interview op zaterdagmorgen. Dan is hij niet veel tijd kwijt en zal het interview ook niet lang duren, vertelt hij wanneer we binnen stappen in het ruime appartement met zicht op het Roeselaarse stadspark. Zijn vrouw Annie glimlacht, ze kent haar man ondertussen op de draad.

Benoni is er 78 maar interesseert zich voor de moderne en digitale technologie. Zijn iPad ligt altijd binnen handbereik en voor nieuwe applicaties is hij ook steeds te vinden. Niet zo evident voor iemand die geboren is op het ogenblik dat de Tweede Wereldoorlog enkele maanden bezig was.

Was je als kind al bezeten van wielrennen ?

Benoni Beheyt: “Ook een beetje van voetballen maar wielrennen stak er toch snel met kop en schouders uit. Als we met de schoolkameraadjes van school naar huis reden, werd er altijd gekoerst en deed ik altijd mee om te winnen. Het zat er al vroeg in.”

Je won makkelijk in de jeugdreeksen ?

“Ik ben gestart als zeventienjarige op het einde van het seizoen en dan won ik er geen. Maar in het tweede jaar was ik het wereldje al een beetje gewoon en ik won in het tweede seizoen al 44 wedstrijden bij de onderbeginnelingen. Maar dan durfde ik nog niet denken aan een carrière als profrenner. Maar het liep goed en ik bleef winnen. Ik geloof dat ik toch 250 wedstrijden heb gewonnen in mijn hele carrière.”

Wat zeiden je ouders toen je sprak over een profcarrière ?

“Mijn vader zag ook dat ik makkelijk won en hij raadde me dan ook aan om het een paar jaar als prof te proberen. Ik was schrijnwerker en werkte samen met mijn pa in een bedrijf. Indien het niet zou lukken als renner mocht ik terugkeren naar hetzelfde bedrijf. Maar dat was niet nodig.”

Je bent niet echt lang profrenner geweest ?

“Neen, toen ik 27 was, ben ik gestopt met koersen. Annie en ik hebben dan de fietsenzaak van mijn schoonouders overgenomen. Dat hebben we gedaan tot ik 55 was. Ik ben dus altijd met een fiets bezig geweest en dat heb ik me nooit beklaagd.”

Hoe ben je van De Pinte eigenlijk in Roeselare aanbeland ?

“Heel eenvoudig, via Gilbert Desmet. We reden eens samen een wedstrijd in de streek en ik leerde nadien de nicht kennen van Gilbert. En van het een kwam het ander: Annie werd mijn vrouw en ik bleef in Roeselare hangen (lacht). Ik had daar geen probleem mee. Ik denk dat Annie meer moeite zou gehad hebben om naar Oost-Vlaanderen te verhuizen.”

Maar na al die tijd spreek je nog altijd geen Roeselaars ?

“Neen, raar hé. Ik versta wel alles, dat is geen probleem. Maar het vreemdste is dat de mensen van De Pinte me vertellen dat ik ook geen dialect van ginder meer spreek.”

En opeens telde Roeselare twee wereldkampioenen

“Maar ik was al een tijdje gestopt toen Jean-Pierre Monseré wereldkampioen werd. Ik ben wel nog gaan trainen met Jean-Pierre als hij bij de liefhebbers reed. Het komt eigenlijk altijd op hetzelfde neer: je moet uiteraard talent hebben om te koersen maar je moet in de eerste plaats je kilometers in de benen hebben om je conditie op te bouwen. En de ene coureur was een meester om dat te verbergen zoals Jean-Pierre terwijl de andere daar geen aandacht aan schonk. Ik heb nooit getraind ‘s morgens vroeg als het nog donker was. En trainen in echt hondenweer deed ik ook niet graag.”

In het nieuwe Koers hang je in de zaal van de wereldkampioenen samen met drie andere wereldkampioenen. Dat moet toch iets doen met een mens ?

“Van de vier zijn er twee aangespoelde bij (lacht). Freddy Maertens en ik zijn geen echte Roeselarenaars. Enkel Jean-Pierre Monseré en Patrick Sercu zijn geboren Roeselarenaars.”

“Het is natuurlijk leuk dat je naam wordt vermeld in het nieuwe wielermuseum maar ik blijf daar redelijk nuchter in. Ik heb het museum al bezocht maar ik zal dat bijvoorbeeld niet iedere maand doen. Ik heb daar geen behoefte aan.”

Je kleinzoon Guillaume Van Keirsbulck rijdt nu samen met Greg Van Avermaet bij het CCC team ?

“Ja, ik ben blij dat hij weer bij een goed team aan de slag kan. Geen kwaad woord over Wanty want een profrenner mag blij zijn dat hij werk heeft, hé. Maar nu hebben ze met Greg een topkopman en Guillaume mag mooie koersen rijden. En nu en dan zal hij misschien zijn eigen kans mogen grijpen. Dat doet deugd natuurlijk.”

Volg je alle wedstrijden ?

“Op televisie ja. Als ze nieuweling, junior en liefhebber zijn dan ga je kijken naar de wedstrijden. Maar eens ze prof zijn dan lukt dat niet zo goed natuurlijk. En als ze dan hier in de streek rijden, ben ik niet de man om vier of vijf keer het parcours af te snijden om de renners zo veel mogelijk te zien.”

“Maar de wedstrijden van mijn andere kleinzoon Cériel Desal probeer ik wel zo veel mogelijk te volgen. Hij doet het goed, ik geloof wel dat hij het kan maken als profrenner.”

Jij bent heel lang wedstrijdmotard geweest voor de wielerbond ?

“In 1974 ben ik gestart met een rit in Parijs-Nice en dan nog eens in Frankfurt vooraleer ik officieel in dienst kwam als bondsmotard. Ik heb dat 31 jaar gedaan, tot mijn 69ste. Het was mooi geweest en eerlijk gezegd, was ik het ook een beetje beu. Na mijn laatste rit is Johan Museeuw mijn motor komen halen en ik heb nooit meer met een motor gereden. Ik zou nu zelfs niet meer met een motor durven rijden in een wielerwedstrijd.”

Nu moeten ze zelfs een proef afleggen vooraleer ze in een wielerwedstrijd met de motor mogen volgen.

“Ik vind dat een goede zaak. Soms zitten daar toch enkele cowboys bij die absoluut de wedstrijd en de renners niet kunnen ‘lezen’. Als ex-wielrenner heb je toch een voetje voor: je ziet de renners bezig, je weet wanneer er iets te gebeuren staat.”

De begeleiding vroeger en nu is ook helemaal anders ?

“Het materiaal alleen al ! Als ik de fietsen van Guillaume en Cériel optil dan zijn het net pluimpjes. Wij reden met een tank !”

Ook de medische begeleiding is nu op en top professioneel ?

“De omkadering voor een renner is enorm. Ze weten nu precies wat ze moeten eten, welke vitamines ze wanneer moeten innemen, wanneer ze moeten gaan slapen, hoeveel inspanningen ze moeten leveren op training. Bij ons bestond dat niet. Ik heb nog een wedstrijd gereden in Westouter en voor de koers heb ik een lekkere biefstuk met een goede saus gegeten en daarna een grote ‘crème’. En ik heb die wedstrijd gewonnen ! Ofwel had ik die dag echt zeer goede benen ofwel hadden mijn concurrenten nog meer gegeten dan ik (lacht).”

In het voetbal hebben we nu het dossier matchfixing. Kan dit nog in het wielrennen ?

“Het kan altijd maar ik geloof niet dat dit gebeurt. Vroeger werden wedstrijden verkocht, iedereen weet dit. Maar het waren ook maar de kleinere koersen waarover kon gepraat worden. Nu is de wielrennerij zo groot, internationaal en professioneel geworden dat iedere wedstrijd telt. Er is geen enkel team dat een wedstrijd zal verkopen, geen enkele sponsor zou dat aanvaarden.”

Als wielrenner ben je wellicht nooit bang geweest. Maar wat als grootvader die staat te kijken naar zijn kleinzonen ?

“Dat is toch anders. Aan Guillaume heb ik natuurlijk geen raad meer te geven. Die kent de knepen van het vak al zeer goed. Maar als ik ga kijken naar Cériel kijk ik altijd goed waar hij zit. En als ik hem niet meteen zie dan gaat mijn hart toch een beetje sneller kloppen. Als je zelf rijdt, denk je daar nooit aan. Maar als grootvader ben je daar toch een beetje gevoeliger voor.”

Tips van Benoni

Lekker eten

“Annie en ik gaan graag uit eten maar we hebben allebei liefst een keuken die de honger stilt, begrijp je? We zijn één keer naar ‘t Hof van Cleve geweest bij Peter Goossens. Dat was op uitnodiging en we hebben daar zeer lekker gegeten, daar kan geen twijfel over bestaan. Maar voor ons was dat veel te weinig, ik moet daar eerlijk in zijn.”

“We gaan graag naar Ter Doest in Lissewege of naar Vijfwege in Vlissegem. In beide restaurants is de côte à l’os schitterend. En zeker in Ter Doest is het kader ook zeer mooi en zit je in een rustige omgeving.”

“In Roeselare gaan we soms ook een gebraden kippetje eten aan het Sterrebos. Dat kan ook af en toe smaken.”

Leuk shoppen

“In Roeselare vinden we eigenlijk alles wat we nodig hebben. Zowel op het gebied van voeding als van kledij of andere accessoires. We kopen zelden iets buiten Roeselare. Natuurlijk hebben wij ook altijd een beetje deze reflex gehad. We waren zelf jarenlang handelaars in het centrum en we vonden het normaal dat we in de eerste plaats keken om aankopen te doen bij klanten van ons en bij Roeselarenaars in het algemeen. En zelfs na al die jaren zit dat er nog steeds een beetje in bij ons.”

Op reis

“We gaan ieder jaar twee maanden naar het zuiden. We overwinteren er in februari en in september, als de koers voorbij is, gaan we er nazomeren. We zijn lang naar La Manga geweest in Spanje maar nu gaan we al een tijdje naar Tenerife.”

“Vroeger reden we in de winter ook met de wagen en met oud-collega’s naar de skigebieden. Dat waren vaak fantastische reizen. Ik herinner me dat Briek Schotte eens is mee geweest. Briek had zelfs geen sneeuwschoenen mee, hij liep rond in gewone schoenen.”

Mooie plekjes

“In Roeselare zie ik iedere dag vanuit mijn zetel het mooiste plekje van de stad. Wanneer Annie en ik eens langs het wandelpad van het stadspark liepen, vertelde Annie me dat ze graag in een appartement aan de andere kant van het water wilde wonen. En voilà, we zijn er geraakt en we zijn allebei zeer gelukkig hier.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier