Francis Destoop: “Als je de vreemdelingen niet kent, moet je er niet tegen stemmen”

Francis Destoop
Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele trekt door de straten van Kortrijk en stelt aan de voorbijgangers één vraag: “wie ziej gie?”. Een vraag die velen onder ons zo vaak zouden willen stellen. De antwoorden krijg je hier te zien in de videoreeks ‘De Kortrijkzaan’. Leer de mensen uit je buurt kennen. Vandaag: Francis Destoop, de organisator van muziek- en kunstenfestival Textival.

Het eerste moment lijkt hij een wat vranke, ruige, onstuimige lummel. Joviaal, maar luid en iets te kordaat. Zo’n kerel met wie je het niet graag aan de stok zou krijgen. Maar wie ermee aan de praat geraakt, merkt al vlug dat hij één brok onversneden goedheid is. Francis Destoop legde in de laatste 4 oe jaar meer dan 1000 mensen te slapen. Hij is zoals zijn moeder: “Wij delen alles,” zegt hij.

Hij organiseert Textival, een muziek- en kunstenfestival dat jaarlijks aan faam wint. “De laatste jaren halen we zelfs iedere keer Studio Brussel,” zegt hij met een gepaste trots, die hij meteen wegspoelt met een teugje Troubadour. Een bier waar muziek in zit. Het kan ‘Stope’, voor de vrienden, niet beter op het lijf geschreven zijn. Net daarvoor vertelt hij dat hij ergens in de buurt van de Sint-Elisabethkerk woont, maar dat het ouderlijk huis op Kapel ter Bede staat: “Het oudste kapelletje van Kortrijk. Nummer 111. Het was vroeger 51 J. Zelfde huis, ander nummer,” zegt hij.

Een verwarmde man

Veel mensen beginnen over hun job als je hen vraagt wat ze doen. Stope niet. “Ik doe van alles. Vandaag ben ik met muziek bezig, morgen… Aaah, ik heb ook al kunst gezien vandaag. Aan de Broeltorens. Ja. Mooi.” Na enig aandringen, komen we het toch te weten. Hij werkt in de klimatisatie. “Verwarming, koeling, HVAC voor zij die weten waarover ik het heb. Maar ik praat daar niet zo graag over. Mijn werk is best leuk, maar er zijn andere dingen die leuker zijn.” En hij begint over handbal. “Ik heb tot mijn achtendertig bij Apolloon Kortrijk. En ik ben nog altijd fan.” Maar zijn echte dada is muziek. En hij wist naar zijn T-shirt van The Pit’s. “Dat is een jeugdhuis, maar eigenlijk meer een muziekclub. Daar zijn iedere maand verschillende optredens van bands over de hele wereld. En toch kennen veel Kortrijkzanen dat niet. Eigenlijk wel een beetje jammer. Voor de Kortrijkzanen dan vooral.”

The Pit’s

Komt misschien doordat ze er vooral muziek programmeren die niet aan het gros van de Kortrijkzanen besteed is, denk je dan. “Dat is niet waar,” reageert Francis. “Het is een heel gevarieerd programma, de laatste tijd. Misschien dat er in het verleden vooral hardcore-punk geprogrammeerd werd. Maar nu is het veel meer. Je hebt one-man bands, ik heb daar al flamenco-trash gezien en even goed blues van de bovenste plank. Ik heb er vooral al heel veel goeie bands gezien. Ik ga ook graag naar De Kreun. Maar The Pit’s is een goedkopere tent die iedere Kortrijkzaan toch eens zou moeten gezien hebben. Vele Kortrijkzanen gaan liever naar Brussel. Wellicht is The Pit’s gewoon te goedkoop.”

Dat ze het er met weinig centen doen, betekent ook dat ze de bands niet op hotel te slapen kunnen leggen. En daar springt Francis Destoop een beetje bij. “Veel van de bands overnachten bij me thuis. Dat is echt de max. Wat je daarvoor terugkrijgt: een plaatje, een T-shirt, een onderbroek, een neusdoek, alles vergeten ze,” buldert hij. “Ik krijg mensen van over de hele wereld over de vloer. Dat mag je hier niet te luid zeggen in Kortrijk. Er is hier toch ook veel voor het Vlaams Belang gestemd, nietwaar? Jammer. Ze kennen geen vreemdelingen en toch stemmen ze tegen de vreemdelingen. Als je ze niet kent, moet je er niet tegen stemmen. Dat is mijn opinie.”

Hij zit met een Kazachstaanse Oeigoer die nergens welkom is en zo in België beland is, op het terras van de Gainsbar, een café waar je wel 100 verschillende bieren op de kaart vindt en waar ze Francis’ liefde voor de muziek delen. En openstaan voor vreemde culturen.

Gastvrijheid

“Mensen in hokjes duwen, ik ben daar tegen,” zegt Francis. “We zouden meer dingen samen moeten doen. Ik vond het wel mooi hoe met Sinksen op de Houtmarkt alle culturen samen feesten. Waarom doen mensen niet meer moeite om samen te leven? Ik ga dat nooit verstaan. Zo bekrompen. Sommigen, niet iedereen. Ik help in ieder geval de mensen om opener te staan voor elkaar.”

Dat gastvrije zit hem in de genen legt hij uit. “Mijn moeder heeft dat ook. Iedereen mocht daar slapen. Gisterenavond ging ik met mijn maat,” en hij wijst naar Daniël, de man van Kazachstan, “naar mijn moeder en ze stond zonder aarzelen haar stukje zalm af. Ze zei: ‘Ik heb vanmiddag al warm gegeten.’ Terwijl ik zeker weet dat het geen waar was. Ik kan daar altijd aankomen met een vriend, om te eten. Bij mij kan je ook altijd terecht. We delen alles.”

Een partner heeft hij niet. “Is dat belangrijk?” zegt hij. Eigenlijk wel. Het zegt iets over een mens. “Ik heb een dochter van zeventien. Soms is ze bij me, als ze daar zelf zin in heeft. Ik heb haar overal meegenomen. Bij autostop, reisjes, couchsurfing, slapen bij mensen, slapen bij vrienden. Ze heeft het allemaal meegemaakt. Ze weet een beetje hoe het gaat. En ze moet ook aanvaarden dat er veel bands in mijn huis slapen.”

One-nightstand

Een vrouw heeft hij momenteel niet. “Och ja, als het moment er is, zal ik misschien weer eens een paar jaar met iemand samen zijn. Of ik er lang bij zal kunnen blijven, is een andere vraag. Het moet altijd van twee kanten komen. Ze zal mij moeten aankunnen en ik haar. In afwachting ben ik al tevreden met een one-nightstand. Maar op je vijfenvijftig vind je die niet meer zo makkelijk.” Over Tinder moet je niet beginnen. “Ik geloof daar niet in. Ik geloof in persoonlijk contact,” zegt hij. “Mensen ontmoeten op café of op een feestje. Ja, ik voel met gelukkig tussen de mensen. Pas op, er zijn ook momenten dat ik minder gelukkig ben. Bijvoorbeeld als ik niet goed kan slapen. Ik vind dat lastig. Daar heb ik wel miserie mee. Ik ben een slechte slaper.”

De Lotto winnen

Dat betekent niet dat hij geen dromen heeft. “Maar als we het over grote dromen hebben, dan zou ik graag 160 miljoen winnen,” lacht hij. “Dan verdeel ik dat. 30 miljoen aan The Pit’s, 30 miljoen aan Apolloon Kortrijk, veel reizen en de rest ga ik in huizen stoppen voor mensen die geen woning hebben. Veel mensen die van het OCMW afhangen vinden geen woning in Kortrijk. Ik zou ze zes maanden gratis laten wonen. Tot ze zich wat herpakt hebben. Al is de kans dat ik zo’n bedrag win zo goed als onbestaande. Ik heb één keer 50 euro gewonnen en ik ben meteen gaan feesten.” Hij lacht me toe. “En mijn grote droom was Textival. En dat is er al. Dus neen, ik zal nog moeten gaan geloven dat ik gelukkig ben.” Hij kijkt nog eens in zijn Troubadour en ledigt zijn glas.