Cipier Luc Neirynck getuigt: “De gevangenis in Brugge is de grootste miskleun uit de geschiedenis”

Luc Neyrinck. © Davy Coghe
Stefan Vankerkhoven

“Als jij respect toont voor mij, heb ik respect voor jou. Maar als je in het deurgat mijn weg naar mijn vrijheid belemmert, vermoord ik je. Met die woorden probeerde ontsnappingskoning Murat Kaplan mij bang te maken. Maar als cipier mag je nooit tonen dat je bang bent, anders ben je verloren”, zegt gewezen gevangenbewaarder Luc Neirynck. In zijn boek ‘van cipier tot vakbondslijder’ met lange ‘ij’! schreef hij 35 jaar ervaring in het Belgisch gevangeniswezen neer.

U startte uw loopbaan als cipier in 1979 in de beruchte gevangenis van Sint-Gillis…

“Ik kwam in de middeleeuwen terecht. Anno 2018 is er daar nog niet veel veranderd. Voor mijn doop als cipier moest ik naast de gedetineerden gaan staan, toen ze hun wc-pot uit kieperden. Die stank bleef jaren nazinderen, je wordt voor minder kettingroker! In Sint-Gillis heb ik ook mijn eerste zelfmoord meegemaakt. Op 24 december 1979; Kerstmis is een zeer moeilijke periode in de gevangenis. Je bent wel eventjes van de kaart, als je op ronde een levenloze gevangene aantreft, die zich in zijn cel opgehangen heeft.”

Na een jaar in Sint-Gillis hebt u ook acht maanden in De Nieuwe Wandeling in Gent gewerkt, alvorens naar ‘t Pandreitje in Brugge te verhuizen. Kun je die drie gevangenissen vergelijken?

“Sint-Gillis was de hel, Gent de hemel en ‘t Pandreitje het vagevuur. Met beperkte, eigen middelen heeft de directie van de Gentse gevangenis een up-to-date penitentiair centrum gemaakt. Het voordeel van het oude Pandreitje was dat het een klein arresthuis was, met amper 70 gedetineerden en 40 cipiers én een gemoedelijke sfeer. Iedereen kende iedereen, de gedetineerden werden er met hun voornaam aangesproken.”

“Toen ik er arriveerde, werd ik scheef bekeken door de ouders cipiers. Ik was 23 jaar oud en had lang haar. Maar het ijs smolt snel, toen ik lid werd van hun minivoetbalploeg. Ik kreeg respect van mijn collega’s, toen ik als eerste iets durfde te zeggen tegen onze kwartierchef. Die man plaatste bij het begin van elke shift Mariabeeldjes, kaarsen en een kruis. Ik zei hem dat zo’n geloofssymbolen niet hoorden op een neutrale overheidssite als de gevangenis.”

U hebt 13 jaar in ‘t Pandreitje gewerkt. Wat is u bijgebleven?

“Dat er in de Brugse gevangenis ook landlopers opgesloten werden die daar niet thuis hoorden. Eén van hen was een uitstekende vloerlegger, hij verdiende wat bij door de binnenkoer te herleggen. Telkens als een landloper wat bestaansmiddelen heeft, moet hij vrijgelaten worden. Maar de vloer lag nog open. Geen paniek, zei de landloper, over drie weken zie je mij terug en werk ik die vloer af. En inderdaad, hij verbraste op café al zijn geld en meldde zich nadien opnieuw als landloper.”

“Op een dag was er grote opschudding, omdat de zware misdadigers Freddy Horion en Roland Feneulle overgebracht werden naar ‘t Pandreitje, toen hun assisenenproces overgedaan werd in West-Vlaanderen. Zij waren veroordeeld voor een vijfkoppige moord. Ik kende Freddy Horion van in de Nieuwe Wandeling in Gent; hij begroette mij hartelijk met de woorden: dag chef Neirynck. Hij was gevaarlijk naar de maatschappij toe, maar niet voor ons als cipiers.”

Hoe groot was de overstap van ‘t Pandreitje naar het nieuwe penitentiair complex in Sint-Andries?

“We zijn op 1 november 1991 verhuisd. Een dag voordien nog werden de uren van onze shifts in ‘t Pandreitje nog met een griffel op een lei geschreven, de dag erna gebeurde alles met de computer. Het Penitentiair Complex Brugge (PCB) in Sint-Andries is één van de grootste miskleunen in de geschiedenis van het Belgische gevangeniswezen. De indeling van dit kamgebouw is een ramp, bij gebrek aan een centrale structuur. Als er iets gebeurt op een afgelegen sectie van de gevangenis, ben je een kwartier onderweg. De cipiers hebben het eens te meer ervaren, tijdens die spectaculaire ontsnapping per helikopter. Ze zagen vlug wat er aan de hand was, maar eer ze buiten waren, was die heli gaan vliegen.”

“Met moordenaars heb je zelden problemen in de gevangenis”‘

“De architect van het PCB is afgeweken van de traditionele stervormige structuur van de gevangenissen die door minister Ducpétiaux ingevoerd werd: een centraal gedeelte voor de cipiers, met alle afdelingen er rond. Ik herinner mij een stroompanne in het penitentiair centrum, het duurde 20 minuten eer wij de werkplaatsen van de gedetineerden bereikten. Gelukkig doen de meeste opstanden zich voor tijdens de wandeling, maar je moet een aantal sassen door eer je daar arriveert.”

Het PCB staat synoniem voor veel cipiersstakingen…

“De woeligste duurde 21 dagen. Wij hielden aanvankelijk werkonderbrekingen om het personeelstekort aan te kaarten. Op een bepaald moment brak er een opstand uit onder de gedetineerden tijdens een wandeling. Ik hield piket aan de gevangenispoort. De directrice vond er niet beter op dan via de parlefoon te melden: meneer Neirynck, er is een opstand bezig, wilt u binnenkomen. Zo wist iedereen wat er aan de gang was.”

“Omdat 40 gedetineerden nog eten moesten krijgen, gaven wij hen met enkele vrijwilligers een maaltijd. Maar de directeur was woest: jullie zijn altijd de eersten om het schip te verlaten. Hoewel hij het woord ratten niet uitsprak, werd één van mijn collega’s razend. Hij vloog op de directeur af, wij moesten hem er af trekken. Het gevolg was dat alle cipiers omwille van dat rattenincident in staking gingen. We hebben het 21 dagen volgehouden. Uiteindelijk moest de gouverneur bemiddelen.”

Was er al die jaren echt een groot personeelstekort?

“De norm is 0,8 cipiers per gedetineerde. In het PCB zitten er 700 gedetineerden en 516 cipiers. De rode draad is al meer dan 25 jaar personeelstekort en overbevolking. Ik noem het een chronische ziekte. Bepaalde afdelingen staan leeg, in andere secties moeten gedetineerden op de grond slapen. Het probleem is dat het PCB drie gevangenissen in één gebouw is, maar je kunt geen mannen bij de vrouwen steken of geen beklaagden bij lang gestraften.”

Luc Neyrinck.
Luc Neyrinck.© Davy Coghe

“Op de aanvoer van beklaagden heb je geen vat. De beslissing om ook enkelbanden toe te kennen, is een stap in de goede richting. Maar enkel witteboordcriminelen kunnen zich een enkelband permitteren. Verkrachters kun je geen enkelband geven.”

De titel van uw boek is: ‘Van cipier tot vakbondslijder’, met lange ‘ij’. Waarom?

De laatste jaren van mijn carrière was een lijdensweg. Vroeger voerden de bonden actie om iets te krijgen, nu moet je staken om niks te verliezen, zoals bijvoorbeeld het behoud van verlof voorafgaand aan het pensioen. Bovendien is er ook binnen de vakbonden een communautaire strijd losgebarsten. Onze Waalse collega’s zijn radicaler.”

Bent u als cipier vaak bedreigd door gedetineerden?

“Meermaals. Gelukkig blijf ik altijd uiterlijk kalm. Je mag nooit laten merken dat je bang bent, anders ben je verloren en voelen de gedetineerden zich de koning te rijk. Ooit had de gevangenisdirectie het lumineus idee om de voetbalmatch België-Marokko op groot scherm te tonen. Toen de Rode Duivels twee keer scoorden, begonnen de Marokkaanse gedetineerden de boel af te breken. Er zaten in die zaal op dat moment 100 gedetineerden en vier cipiers… Ook ontsnappingskoning Murat Kaplan probeerde mij bang te maken. Als jij respect toont voor mij, heb ik respect voor jou. Maar als je mijn weg naar mijn vrijheid belemmert, vermoord ik je, zei hij.”

Schrikken moordenaars u af?

“Met moordenaars heb je in de gevangenis zelden problemen. De meesten van hen beseffen dat ze een zware misdaad gepleegd hebben en een straf verdienen. Ze ondergaan die gelaten. Maar ik heb veel kleine criminelen zien binnenkomen als straatboefjes en evolueren naar zware misdadigers die iemand doodslaan om aan geld voor drugs te geraken. Er wordt veel drugs binnengesmokkeld in de gevangenis. Dealers gooien tijdens de wandeling tennisballen vol drugs over de gevangenismuur. En bij het ongestoord bezoek mogen wij de liefjes van de gevangenen niet fouilleren.”

Wat met verkrachters en pedoseksuelen?

“Die krijgen op hun eerste wandeling doorgaans een fikse aframmeling van andere gevangenen. Maar gedetineerden vergeten snel, zeker als die verkrachters twee weken later wat geld binnenbrengen om sigaretten te kopen. De meeste gevangenen zijn opportunisten: als iets hen goed uitkomt, zullen ze het niet nalaten.”

“De opbrengst van mijn boek gaat naar een zusterziekenhuis van Sint-Luicas in Congo”

“Toch besef ik na 35 jaar dat iemand van zijn vrijheid beroven een zware straf is. Daar staat de buitenwereld niet bij stil. Het is deprimerend om alles altijd te moeten vragen, tot een wc-rol toe. Ik koester nog altijd de utopie dat er evenveel gevangenen beter als slechter uit de cel komen. Wat is het alternatief? Ze in een kerker gooien, zoals in de middeleeuwen? Vele gevangenen hebben mij op hun laatste dag in de cel gezegd: chef, mij zul je hier nooit meer zien…

De tips van Luc Neirynck

Lekker eten

“Mijn favoriete restaurant is De Twijfelaar in de Eeckhoutstraat. Je krijgt er niet alleen lekker eten, het is er ook rustig en goed toeven. Mijn favoriete gerecht? Een vers bereide steak tartare.”

Mooiste plekje

“Het kerkplein van Ver-Assebroek, met vlakbij de Assebroekse Meersen. Ik wandel graag in de Meersen en kom nadien tot rust met een Duvel in mijn favoriete kroeg, de landelijke herberg ‘t Leenhof in Assebroek.”

Levensmotto

“Ik ben al drie jaar met pensioen, maar probeer nog iets te betekenen voor de samenleving. Daarom verricht ik vrijwilligerswerk in het AZ Sint-Lucas, waar ik help bij het onthaal van de patiënten. De opbrengst van mijn boekVan cipier tot vakbondslijder (met lange ‘ij’ !) gaat naar een zusterziekenhuis van Sint-Luicas in Congo.”

Brugge?

“Ik ben een aangespoelde Bruggeling. Het valt mij op dat Brugge alsmaar minder voor de Bruggelingen is. Als ik elders ben, vraagt men mij vaak of we in Brugge last hebben van vreemdelingen. Ik antwoord dan altijd dat het de toeristen zijn die ons last bezorgen. Ze weerhouden mij vaak om naar het stadscentrum te fietsen. De toeristen lopen je van je fiets in de Katelijnestraat. Ik begrijp dat veel van mijn stadsgenoten van het toerisme leven, maar het wordt een beetje te…”

Reizen

“We reizen te veel, zegt mijn vrouw. Tenerife is mijn favoriete stek, ik ben reumapatiënt. Met de droge warmte op dat Canarisch eiland lijd ik veel minder rugpijn. Op Tenerife moet ik dagelijks een pijnstiller minder nemen dan in Brugge. Een tijdje geleden zijn we ook eens naar Curaçao geweest, net op het moment dat er een fikse storm woedde op de Caraïben. ‘t Was windstil in Curaçao, omdat we in het centrum van deze tropische storm zaten. 37 graden zonder een zuchtje wind was te warm voor mij. Na elk uurtje wandelen moest je het zwembad inspringen. Zelfs de Hollanders die op Curaçao wonen, vonden het te heet…”