Caféklap in ‘t Oud Gemeentehuis in Schore: “Lieve en André worden samen 200”
Columnist Kurt Vandemaele zoekt de wijsheid in de kan. Deze week doet hij dat in ‘t Oud Gemeentehuis in Schore.
Op zoek naar cafeetjes waar mensen nog praten, lijk ik meer en meer een reis in de tijd te maken. En je zou warempel gaan geloven dat het vroeger beter was. Als ik me ooit een buitenverblijf kan veroorloven, dan moet dat in Schore zijn, een kleine deelgemeente van Middelkerke waar Lieve en André met Café Oud Gemeentehuis de allerlaatste handelszaak van het dorp uitbaten. Gewoon om er bij hen aan de toog te kunnen zitten en over de dingen des levens te kunnen praten. En er naar de foto’s en schilderijen van de beesten te kunnen kijken. ‘Herberg en gemeentehuis’ staat er op de gevel geschreven. Het is een huis met twee voordeuren. Langs de ene kom je binnen in het café, de andere leidde vroeger naar de bakkerij en het woongedeelte. “Toen mijn ouders hier nog boerden, was er café in het weekend, en bakkerij in de week. En de gemeenteraad vergaderde hier.” Zijn ouders hebben 37 jaar café gehouden, hij en Lieve doen het intussen 52 jaar. Al is het meestal zij die achter de toog staat. André steekt zijn armen uit. “Last van beven,” zegt hij, “het uitschenken gaat niet meer zo goed.” Ook drinken is iets waar je met de jaren niet beter in wordt, vertelt hij. Roken doet hij ook niet meer. “Ik ben gestopt toen ik tachtig werd. Een weddenschap.” Lieve is intussen een kruk opgeklommen en zit te wiebelen met haar benen. “Hij zou willen honderd jaar worden,” lacht ze.
Mijn moeder is op zolder bevallen: ik ben van hoge afkomst
Hij heeft nog een eindje te gaan naar de honderd. Straks wordt hij 88. En Lieve wordt in februari 80. Kamiel zegt dat ze samen tweehonderd zullen worden. André spreekt hem niet tegen: “We hebben een goed contract samen: aan weerskanten niet te zindelijk.” Zindelijk, hij spreekt het uit op zijn West-Vlaams en geeft er ook de West-Vlaamse betekenis aan: moeilijk of kieskeurig. Met andere woorden: het zijn mensen die iets verdragen van mekaar. En van een ander. Ze lachen veel. “Dat is gezonde leute,” zegt Kamiel, die zich graag opwarmt aan zoveel levensvreugde.
Maar André herinnert zich dat hij vroeger meer redenen tot lachen had. Hij mist dat gevoel van verbondenheid, van samenhorigheid onder de mensen. Kamiel weet waarover hij het heeft: “Als vroeger de aardappelen gerooid waren, bakte men pannekoeken op de Leuvense stoof en zat iedereen samen te eten.” André knikt: “Vroeger hielp iedereen mekaar. Kinderen werden gekweekt met een schaap en een geit die langs de baan stonden. De was lag te bleken langs de weg.” Ik hoor een passend accordeonmuziekje, maar besef dat het in mijn gedachten moet zijn. Want in het café speelt geen muziek. “We hebben hier lawaaimakers genoeg” schatert Lieve. “Ik hoor nochtans graag die muziek van vroeger. Van Bobbejaan Schoepen, en van Will Tura, die was hier uit de streek. En Willem Vermandere, uit Steenkerke.” Haar favoriete schotel ken ik ook: “Koeitong met madeirasaus.”
Maar dat maakt ze niet meer klaar. André wil ook iets delen. Hij troont me mee naar de woonkeuken. Hij toont ook de bakkerij van vroeger. Als hij een andere deur opensteekt, voelt het plots veel kouder aan: “Hier woonden vroeger mijn ouders.” Er is een living, een keuken en een slaapkamer, alles bemeubeld, maar jaren onaangeroerd. Maar proper. Alsof het nog elke dag bewoond wordt. André is intussen 25 jaar gestopt met boeren. “Ik had hier buiten op de koer een mestput liggen. De klanten van het café plasten erin. En opeens zeiden de controleurs dat ik twee aalputten moest steken en er een muur omheen zetten, omdat het sop in de grachten belandde. Maar vroeger als er een zwijn ziek was, lieten we het net van de mestput drinken om beter te worden. Ik heb ondertussen al mijn beesten van de hand gedaan. Maar mijn traktor heb ik nog.”
Als we teruglopen naar het café, wijst hij naar de voute: “Toen ik geboren werd, waren ze daar net aan het werken, en dus is mijn moeder op zolder bevallen. Ik mag dus zeggen dat ik van hoge afkomst ben.” Een grap die hij al vaak verteld moet hebben, maar hij klinkt nog altijd fris. “Het Oud Gemeentehuis” is slechts in het weekend open, vanaf vrijdag 2 uur. Openingsuren die nog stammen uit de tijd van toen. Net als de lambrizeringen en de kanten gordijntjes, die slechts de helft van het raam bedekken, zodat je nog genoeg kunt zien wat er buiten gebeurt, maar je niet herkend wordt als je recht aan de toog staat. Als Stijn binnenkomt, een jonge stielman uit Westende die sinds een jaar of tien in Schore woont, vraagt hij of ze gezien heeft dat het kerststalletje iets verderop is omgewaaid. Lieve knikt van ja. En Stijn vertelt dat ze het rechtgezet hebben, en dat de schade meeviel: ‘Jezus had een buil. Het had erger kunnen zijn.”
Caféklap
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier