Caféklap in ‘t Hazekasteel in Nieuwkerke: “Al wie buiten komt, komt hier binnen”
Kurt Vandemaele op zoek naar de wijsheid in de kan, in ‘t Hazekasteel in Nieuwkerke.
Ze is 72. Maria heet ze. Zoals de heilige maagd. Of ze nog maagd is, heb ik haar niet durven vragen. Maar ze is in ieder geval nooit getrouwd geweest. Haar klanten noemen haar Maitje. Ze is wellicht geen anderhalve meter hoog, dus een verkleinwoordje als naam past wel. Maar een warme, lieve aanspreking evenzeer. ‘Mooitje’ was ook een mogelijkheid geweest. Of ‘Amaitje’. Wat een schattig dametje, ben ik nog aan het denken, wanneer ze plots haar keel open zet en brult: “Jerome, ge moet weten wat ge wilt, binnen of buiten.” Jerome is haar Jack Russell. Hij eet wat Maitje eet. “Als ik een biefstuk in de pan leg, dan eentje voor hem en een voor mij. En haal ik een lookworst of een frikandel in de frituur, dan ook een voor hem.”
Mochten die schoonmaaksters van tegenwoordig me moeten volgen, ze zijn in geen tijd met een doktersbriefje thuis
Wordt hij er niet groot van, des te breder is hij. Het verschil met zijn bazinnetje zit hem in de vetverbranding. Al gelooft ze zelf niet dat haar stofwisseling zoveel beter is: “Ik werk het gewoon af”, zegt ze. En dat kan best zijn. Ze staat inderdaad geen seconde stil. “En ge zoudt haar moeten zien schoonmaken,” zegt Achiel, “met haar kont in de lucht en dweilen op haar knieën, zonder trekker.” Ze beaamt het: “Het is de enige manier om het vuil uit de hoekjes te krijgen. Anders dreig je muizen te hebben. Mochten die schoonmaaksters van tegenwoordig me moeten volgen, ze zijn in geen tijd met een doktersbriefje thuis.”
Ze trekt haar ogen wijd open en knikt. Om te laten verstaan dat ze het meent. Achiel lacht: “Het is zo’n straffe madame.” Achiel is zijn bijnaam. Zoals iedereen er een heeft in ‘t Hazekasteel. “Op het terrein hierachter scheurde ik mijn achillespees tijdens een wedstrijd met de veteranen. Verschrikkelijk veel pijn, maar ik nam liever pijnstillers dan hier het feestje na de wedstrijd te moeten missen. Toen ik me de volgende morgen ging aanmelden in het ziekenhuis konden ze niet geloven dat ik zolang gewacht had. En zo werd ik Achiel.”
Een café overnemen kan iedereen, maar Maitje vervangen, dat gaat niet
Er is Jaco, Jacques Brel, Jimmy, Kous, Den Brusselaar en ook Basiel, een toogfilosoof die in het dorp is aangespoeld: “Wie buiten komt, komt hier binnen. Hier moet je zijn als je het dorp wilt leren kennen,” zegt hij. “Als je wil leven met het dorp, meeleven met de mensen.” Hier rinkelt de telefoon nog, zoals hij dat elders voor de eeuwwisseling deed. Je kunt nog kauwgommen draaien uit een automaat. En om het uur zegt de wandklok met haar klepel het uur. De vloer is een dambord dat de oorlog heeft doorstaan. De somberte en de vrolijkheid die hier gepasseerd zijn hangen in de muren. “Is dit hier fado? Ja, het is fado. Is het klezmer? Ja, het is klezmer. De zon schijnt hier altijd”, blijft Basiel filosoferen. En hij begint te kwelen om quotes mee te geven uit ‘Adieu Café’ van Herman Van Veen. Die in zijn tijd al zong van hoe de wet alle bruine kroegjes kapot maakte.
In Nieuwkerke willen ze niet denken aan de dag dat ‘t Hazekasteel er niet meer is. “Dat moet hier altijd blijven bestaan”, zegt één van de stamgasten. “Hier drink je nooit alleen.” Maar de charme zit hem uiteraard niet alleen in het broederlijk drinken of in het prachtige decor. Ik hoor het die avond keer op keer zeggen: “Zo’n bazin ga je nooit meer vinden.” Het is zoals Achiel zegt: “Een café overnemen kan iedereen, maar Maitje vervangen, dat gaat niet. Waarom zijn wij hier altijd? Omdat het bij Mai is. Zonder Maitje zal dat hier nooit meer ‘t Hazekasteel zijn. We hopen dat ze 125 jaar wordt.”
Wie hier komt, zegt: Goh, is dat hier schoon! Maar wij zien dat niet
Het lijkt alsof ze de priester van vroeger vervangt. Om ervoor te zorgen dat elk ‘de kerk in het midden houdt’. Een rol die ze niet meteen voor haar weggelegd ziet. “Elk in zijn kot”, zegt ze. “Elk zijn pijp en elk zijn tabak.” Pijpen hangen er anders genoeg in haar café. Een kast vol. Bestemd voor één van de vele tradities. “Met Sint-Elooi doen ze een ronde, gaan ze eten en roken ze een pijp. Vroeger in het café, nu in de veranda.” Omdat we van de wet allemaal gezond moeten zijn. Drinken doet ze niet, eten des te meer. “Ik heb een hongertje”, zegt ze. En hardop vraagt ze zich af: “Zou ik een ei dood doen?”
“Maitje”, zegt er plots ene. “Heb je al die aflevering van Dagelijkse Kost getoond waar jij in zat?” Bea, die aan het biljarten was met Conny – bij de Hazestoters komen de strafste stoten van de vrouwen – onderbreekt prompt het spel en gaat op zoek naar de opname uit 2012. Over de geweldige picon van Maitje. Nog voor we de beelden zien, zitten ze aan de toog al te citeren. “Door het venster zie ik Frankrijk, dat is geestig, dat is iets anders”. “Over welk venster had je het dan?”,vraag ik haar. En ze toont het venster achter de toog en zegt : “Ge zult niets zien, het is donker.” Ik zeg: “Ik zie Frankrijk in het donker.” Ze buldert. Intussen heeft Bea het programma gevonden en horen we Maitje praten op tv: “Wie hier komt, zegt: Goh, is dat hier schoon! Maar wij zien dat niet.” Er is ook zoveel te zien. Zoals het schortje tegen de muur, bijna hetzelfde zoals Maitje er altijd één draagt. Maar met de tekst erop: ‘Maitje, we zien joen gern.” Van de vrouwen, zegt Maitje ontroerd. Ik denk dat ik naar Nieuwkerke verhuis.
Caféklap
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier