Caféklap In den teerling: “In een oude ketel is het best soep maken”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele op zoek naar de wijsheid in de kan.

Het regent pijpenstelen wanneer ik het station van Ieper verlaat. Met mijn jas over mijn hoofd haast ik me richting centrum en zonder goed uit te kijken, beland ik in de Nieuwstraat en in het eerste het beste café waar ik kan drogen. Het is het lot dat me binnenwerpt in ‘Den Teerling’. “Ge zijt nat”, zegt de vrouw achter de toog, terwijl ze de collectebussen voor de dierenbescherming uitstalt. Thuis heeft ze een papegaai, verklapt ze me.

Dit is een ‘café montant’. Dit is geen bordeel, maar een café met kamers

Uit de jukebox schalt muziek van Ann Christy. ‘Het kijken naar mensen, maakt me blij.’ Precies wat ik kom doen. Ik plooi mijn laptop open en tik: ‘Dat heet dan gelukkig zijn.’ En terwijl mijn vingers over het toetsenbord glijden hoor ik de dame zeggen: “Een appel.” Ze heeft het over mijn computer, maar zoals zij het zegt, klinkt het als een stuk fruit. “Aha, een kenner,” zeg ik om het gesprek gaande te houden. Ze vertelt me dat ze ook nog een computer heeft gehad. “Zo’n grote,” zegt ze. En ze strekt beide armen om uit te beelden hoe kolossaal het ding wel moet geweest zijn. “Ik ben te oud om te leren. Ik heb hem meegegeven met mijn dochter toen mijn man overleed. Hij heeft zich doodgedronken.”

https://youtu.be/vLu65xloNBM

Een paar seconden later weet ik dat ze Danie heet en 69 is. Nieuwsgierig als ik ben, wil ik weten wat die blootprenten achter haar toog doen, en ik wijs naar de wulpse dames tegen de muur naast de droge worsten en het kruis van onzelieveheer. De geblondeerde, volslanke dame iets verderop heeft mijn vraag gehoord. “Zeg me niet dat je niet weet waar je zit hé?”, reageert ze schaterend. Ze streelt met haar tong over haar lippen en vertelt over de kamers boven het café waar de vrouwen ‘werken’. “Ben ik een bordeel beland?”

Het is soms in een oude ketel dat je de beste soep maakt

Ik kijk om en zie geen neons tegen de ramen. Danie schudt van neen: “Je kunt hier biljarten, of er zijn er die komen om te kaarten, of simpelweg om een biertje te drinken. Een pint kost hier maar 1,40 euro. Maar er zijn inderdaad ook mannen die naar boven gaan.” Eén van de heren aan de toog legt uit dat je vroeger meer van die zaken had. Dat was een ‘café montant’. “Dit is geen bordeel, maar een café met kamers.” Danie knikt. “Beneden kan je wat drinken met de meisjes, en boven zijn er meisjes die euh… met mannen…” Ik mag de ontbrekende woorden zelf invullen.

Iemand haalt zijn smartphone boven en laat foto’s zien: “Pas op, er zitten soms mooie. Kijk. Maar het klopt, hier wat verder, daar is de marchandise beter.” Niet iedereen is het hiermee eens:: “Het is soms in een oude ketel dat je de beste soep maakt.”

Danie heeft de opmerking gehoord. “Ik ben op zoek naar vers bloed,” zegt ze. “Kan ik via jou geen oproep doen? Meisjes gevraagd om te drinken met de klanten.” Intussen druppelen de klanten binnen. De meesten gewoon om eentje te drinken.

Brussel Noord? Ge moet daar ogen op je gat hebben

Willy, een oude man die na het overlijden van zijn vrouw alleen is, zit hier om thuis niet alleen te moeten zitten. Of hij soms een meisje consumeert, wil ik weten. “Dat is mijn ding niet,” zegt hij. “Iedereen doet daarvan wat hij wil, maar ik ben geen zo’n mens.” Er zijn ook praktische bezwaren. Hij zou waarschijnlijk niet eens meer boven geraken. ”t Is een Oere’, klinkt het intussen uit de jukebox. Preuteleute zingt het op de tonen van Leonard Cohens ‘Alleluia’.

Aan één van de muren hangen sjaals van Club Brugge. “Mogen die van Anderlecht dan niet naar boven?’ vraag ik. “Weiler wel,” schatert een man. “Nu wel. En Yves Vanderhaeghe mag mee.” Hilariteit. En verhalen. André zegt dat hij liever de trein neemt naar de Brussel Noord. “Dan betaal je al 20 euro voor het vervoer,” sneert Danie. “Ik heb bij de spoorwegen gewerkt, dat weet je toch,” spreekt hij haar tegen. “En de hoeren daar zijn jonger en goedkoper.” Danie schudt van neen: “Maar ge kunt er niemand vertrouwen. Ge moet daar ogen op je gat hebben.”

Ze hebben me berecht. Maar ik heb me er door gevochten

En dan komt Andy Beghein binnen. Een mooie man met heldere blauwe ogen die stamgast is 1989. “Sinds mijn accident”, zegt ie. “Mijn zus en ik kwamen met de wagen van de mis. Een klapband. Mijn ouders waren net vertrokken naar Lourdes en toen ze daar aankwamen, kregen ze te horen dat ze zo snel mogelijk terug naar huis moesten. Hun dochter van 22 was overleden en hun zoon van 19 lag op sterven. Ze hebben me berecht. Maar ik heb gevochten. Ik ben 100 procent invalide. Ik kan leven van mijn uitkering, maar ik wou werken. Ik heb getraind tot ik weer meekon. Ik mank wat en doordat ik door de klap van het accident mijn tong had ingeslikt, hebben ze een gat in mijn strottenhoofd moeten maken. Sindsdien klinkt mijn stem wat raar. Mensen mijden me. Ze zien me als een rare. Dat doet pijn. Maar hier kan ik mezelf zijn.”

Of hoe je tederheid en menselijke warmte soms op de meeste ongewone plekken aantreft. Was ik van Ieper, ik wierp me vaker naar ‘De Teerling’.

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling:

Caféklap In den teerling: