Baksteenontwerper Jan Vanthuyne: “In Kortrijk springt er geen enkel gebouw uit”
Kurt Vandemaele trekt door de straten van Kortrijk en stelt aan de voorbijgangers één vraag: “wie ziej gie?”. Een vraag die velen onder ons zo vaak zouden willen stellen. De antwoorden krijg je hier te zien in de videoreeks ‘De Kortrijkzaan’. Leer de mensen uit je buurt kennen. Vandaag: Jan Vanthuyne.
Als je mensen op straat tegenhoudt om met hen over het leven te praten, nemen de gesprekken soms de vreemdste wendingen. De Belgen mogen dan al een baksteen in de maag hebben, ik kan me niet herinneren dat ik eerder al een gesprek over bakstenen heb gevoerd. Zonder Jan Vanthuyne was het me wellicht nooit overkomen. Hij stapt niet eens van zijn fiets wanneer ik hem in de Leiestraat tegenhoud. Nadat hij me zijn naam verklapt heeft, antwoordt hij simpelweg ‘baksteenontwerper’ op de vraag wat hij doet voor de kost… En hij meent het nog ook.
“Mijn firma heet ‘The Brickdoctor’, in het Engels, en ik reis de wereld rond om nieuwe bakstenen te ontwerpen voor rijke mensen, rijke bouwheren,” zegt hij. Mijn wenkbrauwen fronsen. Maar hij aarzelt niet en knikt vastberaden. “Ja,” zegt hij, “voor de privéwoningen, de Vlaamse fermettes zal ik maar zeggen, moet je bij een ander Kortrijks bedrijf zijn.” Ik bespeur een lichte spot in zijn antwoord, al kan het ook een foute indruk zijn. “Een wereldberoemd bedrijf trouwens, op de Pottelberg. Zelf ontwerp ik exclusieve stenen.”
Baksteenontwerper. Hoe komt een mens erbij? Hij krijgt de vraag wellicht vaker gesteld. Of hij kan mijn gedachten lezen. Want hij beantwoordt ze zonder dat ik ze uitgesproken heb. Jan blijkt master in de economie te zijn en vertelt over hoe zijn carrière destijds begon bij Christian Dumolin. “Bij het toenmalige Koramic-Terca – tegenwoordig heet dat Wienerberger -, in 1987. Ik heb daar drie of vier jaar mijn broek versleten, alles mogen en kunnen leren, en dan heb ik me zelfstandig gemaakt en gespecialiseerd in het design van baksteen, dus nieuwe bakstenen ontwikkelen en anderzijds het laten reproduceren van bakstenen die er niet meer zijn, voor de monumentenzorg.”
Groene bakstenen
“Voor ieder project gaat het om bakstenen van een andere vorm, een ander formaat, een andere textuur. De klant wil iets heel specifiek, zowel voor de nieuwbouw als voor die restauraties. De fabriekjes die kunnen uitvoeren wat ik nodig heb, zijn hier door de milieuwetgeving en door de Belgische bebouwing allemaal verdwenen. De overblijvende fabriekjes staan in landen als Frankrijk, Spanje, Italië en Oost-Duitsland. De klanten zitten over de hele wereld en kunnen niet communiceren met die fabriekjes, want er is een taalprobleem, en ik spreek vijf talen, dus…”
Vragen hoef je hem niet te stellen. Eenmaal aan de gang, blijft hij maar ratelen.
“Mijn know-how bestaat er dus uit dat ik alle soorten van klei, productieprocessen en historische bakstenen ken en ook de trends van de nieuwe bakstenen. We hebben in de laatste tien jaar 50 Shades of Grey gehad. Vlaanderen staat intussen vol met grijze gebouwen, in alle tinten. En de volgende jaren ga je in Vlaanderen en ook in de rest van de wereld tal van projecten zien oprijzen in groene en caramelkleurige bakstenen. Ja, groen. Dat heeft niets te maken met het ecologisch denken. De architecten willen eens iets anders dan die typische gele of rode baksteenkleur. Van waar die drang, ik weet het niet. Er zijn altijd enkele trendsetters die de toon zetten. Zo is het ook gegaan met de grijze bakstenen. De ene of andere toparchitect heeft een gebouw neergezet in het grijs, en ineens moest iedereen grijs hebben. Het is begonnen met donkergrijs, in het begin van de crisis, 2008, 2009, daarna was het mediumgrijs, en de laatste twee, drie jaar zijn we terug naar het lichtgrijs. De crisis is blijkbaar voorbij en iedereen denkt nu terug in positieve kleuren. Geen doemdenken meer.”
De Dudok-stadhuisgevel
In Kortrijk ziet Jan Vanthuyne niet verbijsterend veel moois met baksteen gebeuren. Hij vindt dat het de architectuur hier in zijn geheel wat aan lef en durf ontbreekt. “Vroeger wel. Kijk,” en hij wijst naar de gevel van het stadhuis in de Leiestraat. “Die gevel, dat zijn historische stenen, ooit ontwikkeld door een architect uit Hilversum, Willem Dudok. Er staan niet veel projecten in Kortrijk met Dudokarchitectuur. Als die gevel nog niet beschermd is, mag dat van mijn part meteen gebeuren. Maar over het algemeen kan het hier beter met de architectuur.”
“Er bestaan tegenwoordig waarschijnlijk 50.000. soorten bakstenen, maar er zijn op zijn minst tien nieuwe gebouwen in deze stad die allemaal uit dezelfde rode bakstenen zijn opgetrokken, van dezelfde fabrikant, in hetzelfde formaat, met dezelfde textuur. Dan denk je: hier klopt iets niet. Ik ben geen architect, geen stadsplanner, ik stel alleen maar vast dat er in Kortrijk weinig diversiteit is qua architectuur en ook qua kleurstelling. Je hebt hier geen enkel gebouw dat er echt uitspringt. Er zijn mensen die speciaal naar Antwerpen gaan voor het MAS. Zoals sommigen ook speciaal naar Keulen gaan voor het Kolumba-museum. Nee, een dergelijke eyecatcher hebben we hier nog niet.”
Een blikvanger op de neus
Jan Vanthuyne heeft wel een eyecatcher of een blikvanger op zijn neus staan. Zijn bril heeft iets van een pilootbril, maar de montuur is veel dikker, en grotendeels in blauw en zwart, met ter hoogte van de neusbrug een bruine tint.
“Ik ging er eerst één in het paars nemen, maar dat past niet bij mijn voetbalclub,” laat hij lachend uitschijnen dat hij Club Brugge-supporter is. “Nee, ik heb dat blauw genomen, omdat ik blijkbaar mooie blauwe ogen heb. Ik heb altijd wel speciale brillen gedragen. Marc Delagrange, een brillenontwerper uit de Gentsesteenweg, is familie van mijn vrouw en met deze bril, of een gelijkaardig model, heeft hij eerder dit jaar, op een optiekbeurs in Tokio, nog de wereldprijs gewonnen. Ik draag hem nog niet lang. Mijn ogen moeten zich nog aanpassen. Voor het ogenblik zie ik alleen maar mooie vrouwen, mijn tweede hobby.”
Of hij dan niet getrouwd is misschien? “Jawel,” zegt hij. “En ik heb drie dochters. Mijn vrouw weet dat ik graag naar mooie vrouwen kijk. Zo is het dertig geleden allemaal begonnen. Op een strand in Middelkerke. Ik moest kiezen uit drie blondines. Eén van Oeselgem, één van Waregem en één van Kortrijk. Ik begreep geen snars van de eerste tweede zeiden. En dus is het die Kortrijkse geworden. En we zijn nog altijd samen.”
Jan en zijn vrouw vertrekken binnenkort op reis naar Jamaica. Dat hij zijn lijst van bezochte landen nog wat kan aandikken. Jan reist enorm veel voor zijn werk. Tot nu toe is hij in 57 verschillende landen geweest. “Ik heb er nog wat te gaan. Er zijn er in totaal meer dan 200,” zegt hij. “Mijn favoriete land is Vietnam. Ik ga er altijd van uit: er moet lekker eten zijn, mooie natuur en mooie mensen, die openstaan voor ons. Ethiopië staat op twee. Een enorm land met een grote diversiteit aan mensen. Helaas is het eten er niet te vreten. In de steden heb je internationale restaurants. Maar op de buiten eet je alleen injera, zure pannenkoeken en daar leggen ze een ei op of een kip. Ik weet niet wat er het eerst was. Maar geweldige mensen.”
Dat vindt hij ook van de Kortrijkzanen. Hoe graag hij ook reist, hij wil hier niet weg. “Vooral niet meer sinds Van Quickenborne nieuw leven in deze stad heeft geblazen,” zegt hij. En ook aan de bakstenen blijft hij trouw. “Eenmaal in de klei, altijd in de klei, zeggen ze. Hopelijk is er één van mijn kinderen die het bedrijf in stapt. Bakstenen zijn dan misschien niet sexy, ze zijn alomtegenwoordig en van alle tijden.”
De Kortrijkzaan
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier