Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Alleen al de cafébaas is een beschermd monument
“Vraag in Brugge of Oostende of ze Houtave kennen, en de mensen zullen schudden van neen”, zegt Michel Soens. “Klopt”, reageert stamgast Wim Engels. “Maar vraag ze tot aan de andere kant van het land of ze Café De Drie Koningen kennen en er zullen er zijn die knikken van wel.” Al 22 jaar lang is Michel de uitbater van het enige cafeetje dat het 400 koppen tellende gehucht nog rijk is. Het hoekhuisje voor de kerk is een beschermd monument. En Michel zelf verdient ook bescherming. Wegens ook uniek in zijn soort.
Eigenlijk is Houtave, deelgemeente van Zuienkerke, niet veel meer dan de dorpskom die tegelijk een beschermd dorpsgezicht is. “Dit is een van de weinige dorpen in Europa waarvan het stratenplan sinds 1600 niet veranderd is”, zegt Wim. “Niet moeilijk, er zijn maar twee straten.” Zodra het wolkenzwerk even openbreekt, wagen fietsers uit Brugge of de kust zich door het lege polderlandschap om in De Drie Koningen een glas te drinken van iets waarvoor de smaakpapillen de tijd nemen. Herberg sinds 1785 prijkt er op het paneel tegen de gevel. Maar volgens Michel zijn er geschriften die vermelden dat neringdoeners in 1554 al op die plek terechtkonden. “En mogelijk gaat de geschiedenis nog veel verder terug. Want de kerk hier tegenover is na een brand in 1167 heropgebouwd en er zou toen al sprake geweest zijn van een drankhuis. Het zou best kunnen dat dit hier het oudste café van het land is.”
Vroeger zakenman
Bruggelingen Davy Sohie en Tania De Neve stappen er binnen na hun bezoek aan een osteopaat in Meetkerke en kunnen een glas gebruiken om weer op de plooi te komen. Davy bestelt een trappist Rochefort, Tania een picon van het huis. “Een straffe cola”, noemt Michel dat laatste drankje. Voor de trappist daalt hij enkele trappen af naar de kelder. “Ja, een trappist ga ik niet in de koelkast zetten”, zegt hij op een verontwaardigde toon, alsof dat heiligschennis zou zijn. Hij houdt het glas schuin en laat het bier er zachtjes in glijden, waardoor er zich langzaam een mooie kraag ontwikkelt. “Waar de tijd blijft stille staan”, zegt Tania. “Het is lang geleden dat we hier nog waren. Maar het voelt goed aan. Al die moderne cafés, ik zit daar niet graag. Zo kil.”
Michel verklapt hen dat hij eigenlijk ook van Brugge is. “Na mijn echtscheiding moest ik daar weg. Ik had een eigen zakenkantoor, was verzekeringsmakelaar en expert in vastgoed. Eigenlijk had ik er altijd van gedroomd om ooit een bruine kroeg te beginnen. Dit is hier wel erg bruin”, schatert hij. Hij is 67. Het ene moment zegt hij dat hij er mee wil doorgaan zolang hij zich amuseert. “Misschien wel tot ik 80 ben.” Het andere moment klinkt het dat hij ooit nog wil verhuizen. “Naar zo een van die dorpjes in het noorden van Frankrijk. Geef me er een Frans stokbrood, een fles wijn en een pot rilette en ik kom er de dag door.” Intussen wijst Tania naar de vliegenvanger van Vapona die er tegen het plafond hangt: “Dat zie je ook nog weinig.” Michel ziet het elke dag. “Nog altijd de beste manier om vliegen te vangen”, bromt hij.
Een ‘dreupel’ voor Decleir
Naast café is De Drie Koningen even goed een museum. “Die koffiemolen die daar staat”, zegt Michel, “die stond vroeger in de keuken van Achiel Van Acker. Alle sossen van Brugge hebben daar koffie van gehad. Eigenlijk moest die naar het Museum van Volkskunde gaan, net als die tapkraan.” Er is geen biertje dat in zijn café niet uit een fles komt, omdat het antieken vloertje niet mag opengebroken worden in dit geklasseerde gebouw, maar de unieke tapkraan is een mooi sierobject. “Omer Minnebo van Café Vlissinghe had er twee. Hij zei: Neem jij die maar, die zal hier beter staan dan in het museum.” Geen wonder dat er af en toe cameraploegen neerstrijken die naar een decor voor een historisch café op zoek zijn. Stijn Coninx sloeg ten tijde van de opnames van De Kavijaks een week lang de tenten op in Houtave. De draaidagen in De Drie Koningen zijn vereeuwigd in een fotoalbum dat er ligt. “Jan Decleir met zijn legerjas en zijn laarzen aan was geen man om tussen het donker en de klaren tegen te komen”, gniffelt Michel. “Drinken was verboden tijdens de opnames, maar zodra de camera’s stilstonden, wou hij een dreupel. Ik had verwacht dat het dikkenekken zouden zijn, maar zowel Decleir, zijn zoon en zijn dochter, Warre Borgmans, Kurt Defrancq, het zijn allemaal heel gewone mensen.”
Oude zeiker
Het café is eigenlijk een attractiepark. “Je ziet maar de helft”, zegt Michel en hij steekt de dubbele okergele deur open, naast het houten toogje waarbij een grote bierton is opgesteld. “Dat zijn de originele deuren, ze stonden al die jaren in het hok achteraan en ik heb ze er met de hulp van enkele klanten weer ingezet”, zegt Michel. Zodra het weer wat warmer is, blijven ze gewoon weer open. En terecht. Mijn mond valt open als hij het zaaltje onthult dat vol tafeltjes staat met een keurig kleedje op. Op de grond datzelfde originele vloertje en tegen de muur het antieken behangpapier waartegen schilderijen, spreuken en nog veel meer materiaal van ambachten uit vervlogen tijden hangen. “Shit”, laat ik me ontvallen, wanneer ik dit walhalla te zien krijg. Een enigszins ongepaste reactie, al kan ze ingegeven zijn door de collectie pispotten die tussen de balken tegen het plafond hangt. “Da’s begonnen met twee van die potten”, lacht hij. Intussen moeten het er een paar honderd zijn.” Aangezien gekscheren is toegestaan, ben ik zo vrij om hem even een oude zeiker te noemen. “Tussen pot en pint is een spreuk die nergens elders beter van toepassing is”, lacht Wim Engels op zijn beurt. Michel lacht de weinige tanden bloot die hij nog heeft. Met zijn warrige baard en de in alle richtingen wijzende haren die zijn kale knikker omranden, heb je al flink wat verbeelding nodig om een verzekeringsmakelaar in hem te ontwaren. Des te meer omdat hij best zuinig is met woorden. Hij zegt weinig. En toch zet zijn café tot praten aan. En dat komt heus niet alleen doordat de cafégangers er in het voorste gedeelte eigenlijk allemaal dicht op elkaar zitten. “Vaak zitten we hier gewoon aan dezelfde tafel, bij de kachel”, zegt Jenny Verplanke, de vrouw van Wim. “Verplanke, zonder c”, zegt ze. Ze is van hier en toch ook niet.
Van Togo naar Houtave
Jenny spreekt perfect West-Vlaams, maar af en toe zit er zo’n woordje tussen dat iets te proper klinkt om dialect te zijn. “Ik ben van Zeeuws-Vlaanderen”, lacht ze. “Dat zijn eigenlijk geen Hollanders, maar reserve-Belgen”, neemt haar man het voor haar op. Wim is van origine van Harelbeke. Ze kunnen voor vijftigers doorgaan, maar aangezien ze vijftig jaar samen zijn, moeten ze een dagje ouder zijn. Met hun verhaal kan je boeken vullen. Ooit wou hij missionaris worden om naar Afrika te trekken. “Maar de verleidingen van de wereld waren te groot. Jaren later zijn we wel in Afrika terechtgekomen. In plaats van een moto te kopen of een andere vrouw te nemen, zijn we in onze midlife naar Togo getrokken, West-Afrika. Daar hebben we vijf jaar gewoond. En daarna zijn we, met een tussenstop, hier beland, in de oude meisjesschool.” Die hebben ze in de twintig jaar dat ze Houtavenaars zijn, verbouwd tot een B&B en een kunstgalerij. Wim was vroeger verpleger. “Maar nu leven we al twintig jaar van Jenny haar kunst.” Haar werk blijkt tot in New York en Madrid te vinden te zijn en kunstliefhebbers komen van heinde en ver om bij hen te kopen en te logeren. En zij niet alleen. “We hebben hier acht maanden lang een gezin van zeven te gast gehad, moslims. We hebben ze hier nog leren fietsen…” Dat Wim predikant is bij de protestante pinkstergemeente van Brugge belet niet dat hij voor andersdenkenden openstaat en ook al in de kerk van Houtave op de preekstoel stond. Daar is bij gebrek aan priesters nog slechts één keer per maand een eucharistieviering.
Eigenlijk moet je gewoon af en toe bij Michel binnen om niet te vergeten dat er nog leven is in het dorp. “Er is geen beenhouwer, geen slager, geen apotheek, zelfs geen dokter. Veeartsen wel. En een restaurant.” En hij wijst naar De Roeschaert, het toprestaurant aan de overkant. “Ja, klasse natuurlijk, maar geen plek om elke dag te gaan eten. 13,5 in Gault&Millau.” Niet zo lang geleden kon je ook eten in De Drie Koningen. “Maar met personeel werken, viel niet echt mee. Je wordt altijd bij de buk gezet”, gromt-ie. Belazerd. “En in je eentje lukt het niet. Je kan niet in het café staan en tegelijk in de keuken. Voor de lockdown serveerde ik nog boterhammen met hesp, kaas en paté.” Hij wijst naar de haken tegen het plafond. “Daar hingen wellicht twintig hespen. Ik heb die allemaal moeten weggooien. Dat deed pijn.” Het café is van donderdag tot en met zondag open. “De andere dagen doe ik mijn boodschappen, poets ik hier en doe ik eens een uitstap. Nee, ver loop ik niet. Ik ben zelfs al een eeuwigheid niet meer in Brugge geweest.” Hij is alleen, maar nooit eenzaam. “Een hond moet ik niet hebben en een kat nog minder. Ik heb al eens gezegd dat ik een parkiet ga nemen, maar ook dat is niet zeker.”
Moeilijke maand april
“Er is maar één zekerheid”, zal hij later op de avond zeggen, wanneer hij alleen bij de kachel zit. “Dat we allemaal doodgaan.” Michel had drie kinderen uit zijn huwelijk. “Twee zonen en een dochtertje. Ze is maar een jaar en drie dagen oud geworden. De ziekte van Krabbe. Zoek maar op. Er zijn zelfs dokters die er nooit van gehoord hebben. De kinderarts zei: vergelijk het met een telefoondraad met tal van kleine kabeltjes en dat de isolatie rond die kabeltjes weg is. Alle impulsen slaan tilt. Ze was geboren op 13 april en is gestorven op 16 april, het jaar nadien. Begin de jaren negentig. Nog altijd is april een moeilijke maand voor mij. Ik heb er lang niet over kunnen praten. Ach ja, er zijn veel mensen die tragische verhalen meeslepen. Soms komt het er gewoon uit. Ze moeten het uit zichzelf vertellen. Als je ernaar vraagt, slaan ze vaak dicht. En ik snap dat.”
Caféklap
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier