Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
10.000 trappen in Koksijde: “Baaltje is mijn thuis. Ik wil hier nooit meer weg”
Wat begon in Knokke moet straks eindigen in De Panne. In mijn tocht door de 10 Vlaamse kustgemeenten ben ik toe aan nummer 9: Koksijde. Een gemeente van heel veel: heel veel strand, heel veel dijk, waanzinnig veel duinen, veel musea, veel winkels. En wie niet genoeg heeft aan de golven, kan er tegenwoordig zelfs golfen. Je hebt er drie badplaatsen voor de prijs van één, elk met een eigen karakter: Oostduinkerke, Koksijde en Sint-Idesbald.
Die ochtend is het al druk in de Zeelaan. Vooral aan de voedingszaken staan lange rijen gemaskerden aan te schuiven. Iets verder ligt het strand van Koksijde er opgeruimd en netjes bij. Groen-witte gestreepte parasols, ligbedden en windschermen staan opgesteld in een uitgekiend geometrisch patroon dat het decor zou kunnen zijn van een jaren ’30 musical. Maar zingen en dansen mag niet. Vakantie is doorgaans de tijd van niets moeten en alles mogen, het blijft wringen dat er dit jaar zoveel minder mag. Ik mag gelukkig fietsen. Met mondmasker weliswaar.
En zo sta ik voor ik het weet in de Strandlaan in Sint-Idesbald, waar Mariette Pasteels me van op een bankje aankijkt. Ze zit te wachten, zegt ze, “op ons Myriam, die de Spar is binnengelopen.” Mariette is 87 en laat zich liever aanspreken als Jettie. Ze was ook jaren tante Jettie voor de neefjes en nichtjes. Ze heeft een appartement in De Panne. “Ik ben er voor het eerst gekomen in ’61, op huwelijksreis. We hadden geen geld voor verre reizen. En ik ben blijven komen”, zegt ze met glinsterende ogen.
Intussen is dochter Myriam Moors er ook bij komen zitten. “Zet eens je zonnebril af, dat die man ziet wat je zegt”, fluistert Jettie haar in. Myriam heeft de warme ogen van haar moeder geërfd. “Ik woon hier in Sint-Idesbald”, zegt ze. “Mijn man werkt nog wel in Antwerpen en de kinderen lopen daar ook school, maar ons eerste adres is ons huis hier. Hier willen we ook oud worden. We zijn onze tuin dit jaar nog niet uitgekomen. Het is een vakantie in Tuin-esië“, grinnikt ze. Ze wijst naar de vele prestigezaken in de Strandlaan. “Noch in De Panne, noch in Koksijde hebben ze betere voedingswinkels dan hier: bakkers, slagers, viswinkels, groentewinkels… Later zal ik hier gewoon met mijn rollator naartoe kunnen.” Of ze ook hoort dat er zoveel Frans gesproken wordt door de voorbijgangers? “Nee, eigenlijk niet, maar ik heb daar geen problemen mee, want ik ben zelf met een Fransman getrouwd, uit Honfleur in Normandië. Ik merk dat zelfs niet meer op.”
Volleerd verteller
“Bijna 80 procent van mijn klanten in het weekend is Franstalig”, zegt patissier Stephan Destrooper. “Niet zozeer Noord-Fransen, die vertoeven eerder in De Panne. Vooral veel Brusselaars en ook de gegoede burgerij uit Bergen en elders in Henegouwen.” Als volleerd verteller grabbelt hij gewillig in zijn geheugen: “Op school was ik gezakt voor Frans, maar toen heeft mijn vader me zes maanden naar een chique patisserie in Parijs gestuurd. Ik kwam terug en ik was vlot Franstalig.”
Het is middag en hij heeft er net zijn werkdag opzitten. “In het seizoen sta ik om elf uur ‘s avonds op en om middernacht begin ik te werken. Ieder jaar schrik ik er weer van hoe hard het seizoen wel is. Je moet weer in die routine geraken. Ik heb ook de indruk dat het ieder jaar drukker wordt”, zegt hij. “Toen tijdens de lockdown de tweedeverblijvers niet naar zee mochten komen, was het wel even beven. Ik viel plots terug op een kwart van mijn zakencijfer.”
Destrooper is eigenlijk een Bruggeling. Al is hij ook verwant aan de befaamde koekjesfamilie uit Lo-Reninge. Zeven jaar lang baatte hij een klein bakkerijtje uit in Beveren-aan-de-IJzer. Tot hij 14 jaar geleden een bakkerij leeg zag staan in Sint-Idesbald. Intussen weet hij het al lang met grote zekerheid: “Baaltje is mijn thuis. Ik wil hier nooit meer weg. Nergens is het knusser, gezelliger…”, zegt hij. “Chiquer”, vul ik aan. “Pfff”, blaast-ie. “Laten we zeggen dat Sint-Idesbald vooral gekend is voor zijn goeie voeding. Je vindt hier zoveel goeie zaken op een beperkte ruimte dat het wel een beetje een versmarkt lijkt.”
De rust van Sint-Idesbald
De eerste persoon die ik aanspreek op het strand van Sint-Idesbald is Franstalig. “Ik kom hier al 17 jaar”, zegt Isaline Coppé, een dame uit Waterloo. Sinds haar zeventiende schat ik. “We hebben hier een familiehuis dat oorspronkelijk van mijn grootvader was. Het is vooral de gezinsvriendelijkheid van de plek die me aanspreekt. Het is hier nooit erg druk en je kunt je ook niet vervelen. Vliegeren, varen, tennissen of fietsen in het hinterland. En de kinderen leren intussen Nederlands. De taal speelt geen rol, zolang ze maar speelvriendjes vinden.”
De vrouw die naast haar ligt, denkt er net zo over. “Wij hebben jaren in Zuid-Afrika gewoond. Het Nederlands dat ik op school had meegekregen, is al lang uit mijn geheugen gewist. Maar dat is geen probleem. De Vlamingen hier schakelen met plezier over op het Frans. We voelen ons hier meer dan welkom.” Iets verderop ligt Kelly Bulcke van het zonnetje te genieten. Ze is van origine van Nieuwpoort, maar woont inmiddels jaren in Brakel. “Maar sinds mijn ouders hier een appartement hebben, kom ik naar Sint-Idesbald wanneer ik kan. Die drang om de zee te zien, blijft erin zitten. Het is hier goed, rustiger dan in andere badsteden.”
Kunst in de Straat
De ouders van Matthieu Claus hebben een appartement in Koksijde. Hij en Aline Noyelle wonen samen in Gent, “maar het was er niet uit te houden van de hitte”, verklaart hij zijn aanwezigheid aan de Vlaamse kust. “Hier heb je altijd nog dat briesje”, vult Aline aan. Zij komt uit Ieper en is directrice van een basisschool in Gentbrugge. Hij komt uit Kortrijk, waar hij als leraar plastische vorming lesgeeft aan Campus Drie Hofsteden.
Die ochtend hebben ze al het parcours van Kunst in de Straat afgelegd in De Panne en zijn ze ook in het Paul Delvaux Museum geweest. Nu staan ze op de dijk van Sint-Idesbald de beschilderde strandcabines te bewonderen van Cabin Art. “Ik schilder zelf, ik heb al overwogen om zelf ook eens deel te nemen. Er zit goed werk tussen. En het kleurt de dijk.”
Johan Feys woont aan de voet van de Hoge Blekker, met 33 m de hoogste duin van het land. In Résidence du Blekker, een beschermd modernistisch gebouw uit 1935 dat niet zou misstaan in een Kuifjesalbum. Johan is 63, maar nog altijd hoogblond. Ook een blekker. “Het is een rare zomer”, zegt hij. “Normaal gezien valt er hier twee maanden lang elke dag iets te beleven. Al is het maar een fanfare die door de Zeelaan marcheert of vuurwerk ‘s avonds. En nu mag er niets.” Hij schudt het hoofd. “Maar je wou de weg weten naar de top van Hoge Blekker? Hier omhoog en de eerste rechts in. Probeer het niet in een hoge versnelling want het zal niet lukken.” Terwijl ik me op gang trek, roept hij me na: “Je zult boven komen en zeggen: Amai, ik wist niet dat het hier zo mooi was.”
Magische plek
Ik hoor zijn woorden nog naklinken terwijl ik na mijn beklimming uitkijk over de duinenvallei waarin een twee plassen grote oase ligt. “Het is een magische plek, hé”, zegt Marijke Fieremans die ook de klim met de fiets gedaan heeft. “Ik vind het altijd fijn om aan zee te zijn. Ik ben ongelooflijk romantisch en de zee is een symbool van de romantiek, denk ik. Mijn gemoed schommelt ook, net zoals de zee golft.”
Bij het afdalen van Hoge Blekker kom je terecht in natuurdomein De Doornpanne, waar je je in broeierig Zuid-Spanje waant. Je kunt er snel doorheen wandelen of fietsen, maar even goed openluchttentoonstellingen meepikken over fauna en flora of over de waterwinning in het gebied. Aan de andere kant ben je dichtbij de boothotels die in de jaren ’30 uit de grond oprezen, de Peniche en de Normandie. Beiden bron van veel verhalen.
Als mijn geheugen me niet bedriegt, speelt Cowboy met Benoit Poelvoorde zich deels in de Peniche af en is er ook ooit een scène van een Franse film met Jacques Dutronc gedraaid. En de Normandie kwam nog niet zolang geleden in het nieuws toen de Drie Koningen er een regering trachtten te vormen. Ze zitten intussen weer bij de os en de ezel in de stal.
Sint-André
Rechtover de Peniche heb je een weggetje dat leidt naar Sint-André, één van de mooiste stranden aan de kust. Het is er vrijwel nooit druk en je zit er zo in de duinen. Een favoriete plek ook van de vele ruiters die bij valavond van hieruit hun paarden op het strand laten draven. Het is ook het favoriete plekje van Frederic Casier. “Ik kom hier al jaren surfen”, zegt hij.
Casier baat sinds jaar en dag het nachtcafé Dock uit in Koksijde. Maar niet dit jaar. Verboden wegens corona. “Dus moest ik iets anders gaan doen”, vertelt hij. “Op zoek naar alternatieven stelde men bij de gemeente zelf voor dat ik misschien een strandbar moest beginnen.” Maar toen hij over Sint-André begon, fronsten er velen de wenkbrauwen. In tijden waarin het verbod primeert, kreeg hij uiteindelijk toelating voor een project dat anders wellicht nooit zou zijn goedgekeurd.
De zomerse strandbar Dock Plage is een klein koddig containertje met een divers gamma aan tafeltjes en stoeltjes die bij de toegang tot het strand staan uitgestrooid. “Ik ben er zo weg van dat ik hier niet meer weg wil”, zegt hij met een brede glimlach. “De sfeer is geweldig. We zitten hier op een heel mooi strand, in een prachtige omgeving. Ik verkoop hier 20 soorten drank en mensen zijn content. In mijn café verkoop ik 70 tot 80 soorten maar het is nooit genoeg.” Of hoe corona voor sommigen toch een zegen blijkt te zijn.
Al het hele jaar zet reporter Kurt Vandemaele wekelijks 10.000 stappen in West-Vlaamse gemeenten. Deze zomer maakt hij daar 10.000 trappen van: met zijn billenkar rijdt hij de kust af op zoek naar kleine en grote verhalen. Het resultaat is een onnavolgbaar verslag – soms hilarisch, vaak ontroerend. Volgende week trapt hij een laatste keer, in De Panne. p>
p>
10.000 stappen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier