10.000 stappen in Torhout: Stad die best wat meer met zijn troeven mag uitpakken

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Ik ga niet zeggen dat het van Rock Torhout geleden is dat ik in Torhout geweest ben, maar gezien noch Hilde Crevits, noch Jean-Jacques Matthieu de Wynendaele me regelmatig op de koffie vragen, komt het er gewoon niet van. Mijn eigen gemis. Of misschien ligt het, zoals Annick Dedoelder zegt, aan het gebrek aan chauvinisme van de Torhoutenaars. Want kwaliteiten heeft de stad genoeg. Je kunt er bijvoorbeeld gratis parkeren bij het stulpje van mijnheer Matthieu. Een optrekje dat niet zou misstaan in Disneyland.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Jean-Jacques woont er naar het schijnt nog, met zijn kroost in een vleugel die niet voor bezoekers toegankelijk is. De familie geeft ons de andere vleugels. Die kunnen wel bezocht worden. En ook het immense bos van Wijnendale, dat erbij ligt, is door jou en mij gratis en voor niets te bewandelen. In socialer tijden had ik zeker een koffietje of een aperitiefje genomen in het al even verbluffende Heuvelhof dat het kasteel flankeert. Maar alles is pot- of coronadicht en ik ga dan maar de andere kant uit.

Honger en gevaar

In de Wijnendalestationsstraat sta ik even het verleden te herkauwen bij een grasstrook waar een bushokje staat dat ik nog uit mijn jeugd ken. Antiquairs zouden er kleine fortuinen voor neertellen. Misschien heeft Gerard De Ceur het nog weten plaatsen. De man is 88 jaar en staat het groene hekje rond zijn voortuintje met de tuinslang af te spuiten. “Ik ga het schilderen”, zegt hij. “Da’s alles wat ik nog doe en mag doen, mijn huis onderhouden. Ik heb het zelf gebouwd. Lang geleden, toen jij nog plaste met je twee handen”, monkelt hij. Hij was metser – zijn laatste opdracht was als ploegbaas bij de bouw van de Brugse gevangenis – en voordien was hij seizoenarbeider in Frankrijk en Wallonië. “Corona heeft een vroegtijdig einde gemaakt aan ons leven. Mijn vrouw en ik gingen voor de uitbraak van de epidemie regelmatig een glas drinken in ’t Brugtje.” Hij herhaalt de naam van de staminee een paar keer. “Mijn uitspraak is niet goed”, zegt hij. “De g en de h, daar maken we allemaal fouten tegen”, sus ik hem. “Het is dat niet, ik heb maar drie tanden meer”, reageert hij bloedserieus. Onverstoord vertelt hij voort: “Voor corona zagen we nog eens een mens. Ik zal 90 zijn eer we weer ongestoord op café kunnen. Tegen dan geraak ik er niet meer. Als ik straks het hekje wil schilderen, moet ik gaan zitten en vooraf goed nadenken hoe ik weer recht geraak.” Hij kijkt me aan en knikt, als om uit te beelden dat hij meent wat hij zegt. Hij lijkt te genieten van de babbel.

“Zolang niet onder de mensen mogen komen, op onze leeftijd. Dat is het einde,” volgens Gerard De Ceur© KVdm
“Zolang niet onder de mensen mogen komen, op onze leeftijd. Dat is het einde,” volgens Gerard De Ceur© KVdm

“Morgen mag ik mijn pikuur halen”, zegt hij. Hij hoeft niet uit te leggen over welk prikje hij het heeft. “Om 9u36. We gaan straks al eens kijken naar Torhout. Dat we morgen zeker op tijd zijn. Want er zijn daar wegenwerken aan de gang. Aan de ene kant kan je naar het schijnt niet door en als je het toch waagt, heb je 7.000 frank boete. Dat heb ik van horen zeggen”, zegt hij. “Mijn vrouw is drie jaar jonger. Zij moet nog wachten op haar spuitje. Maar ze mag wel mee, omdat ik 66 % invalide ben.” Hoe? Hij wijst naar een Renault Clio op de oprit. “Negentien jaar oud en vorige maand nog gekeurd. Alles is hier onderhouden”, gniffelt-ie. “Ge kunt niet geloven hoe ik de tijden heb zien veranderen. Als je niet van voor de oorlog bent, dan heb je niet veel meegemaakt. Ik weet wat honger is. En gevaar. Altijd maar gevaar. Dag en nacht. Als kind woonde ik in Ichtegem. We konden het station van Kortemark zien liggen. Dat werd dagelijks beschoten. Met vliegtuigen, hé. Omdat de munitie die naar het front ging daar werd overgeladen. Wij waren doodsbang. Die vliegtuigen begonnen al te schieten als ze bij ons in de buurt waren. Van kilometers ver. We hebben zo eens een V1 zien vallen. Moeder en ik waren alleen thuis. De bom viel op Kortemark. Veel te vroeg natuurlijk, want hij was voor Engeland bestemd. Alles wat bij ons thuis tegen de muur hing, viel op de grond. Terwijl we zes, zeven kilometer veraf woonden.”

Gaat niet, bestaat niet

De dorpskern van Wijnendale ligt dicht bij een ander kasteel, Kasteel d’Aertrycke. Bij de bakker in het pittoreske dorp raap ik een folder op waarop Lieselotte Denolf, schepen van stadsplanning, de inwoners vraagt naar hun mening ter voorbereiding van het ruimtelijk masterplan voor Wijnendale. Ik zou zeggen dat de naderende betonstop geen signaal moet zijn om alles vol te bouwen, want ondanks het vele groen zijn ze ook hier niet immuun voor de verbetonnisering en verkavelzucht. Op een infobord van de gemeente lees ik dat Torhout nu ook een sociale noodlijn heeft. Het staat in grote letters geschreven. Met het nummer erbij: 050 89 36 53. Was een nummer als 89 89 89 niet beschikbaar? Of 007 007? Dat je het gevoel hebt dat James Bond je ter hulp snelt indien nodig. In de brochure van Lieselotte Denolf mogen de inwoners ook hun favoriete plekjes invullen.

Als je niet van voor de oorlog bent,

dan heb je niet veel meegemaakt.

Ik weet wat honger is. En gevaar.

Dag en nacht

Gerard De Ceur (88)

Café Stadhuis bij de kerk ziet er me zo’n plekje uit waar ik wel eens wil stoppen als het weer mag. En de Groene 62 – de fiets- en wandelsnelweg die uit Oostende komt en de hele stad doorkruist – is een geweldige attractie. Ik kom er Veronique Victor en Thomas Goemaere tegen. Hij is van Ichtegem, zij van Ruddervoorde, maar ze wonen in Wijnendale. “Je kunt overal naartoe met die Groene 62”, zegt Thomas. Hij is webdevelopper bij Leiedal. “Wij gebruiken vaak onze fiets, de wagen minder en minder.” Vandaag zijn ze te voet. De pandemie heeft ook hen tot thuiswerk verplicht. “En dit is onze middagpauze”, maakt Veronique duidelijk. En ze tikt op haar pols, waar wellicht een horloge onder de mouw schuilt. “Zo zijn we toch even buiten.” Samen thuiswerken valt beter mee dan ze vooraf gevreesd hadden. “We hebben ook nog een verbouwing erbovenop, maar voorlopig doorstaan we het goed.”

Spierziekte

In 2016 verloor David Werkbrouck in zeven maanden tijd door een spierziekte alle kracht in zijn benen. Maar David is er mentaal weer helemaal bovenop.© KVdm
In 2016 verloor David Werkbrouck in zeven maanden tijd door een spierziekte alle kracht in zijn benen. Maar David is er mentaal weer helemaal bovenop.© KVdm

David Werkbrouck weet alles over beproevingen. Ik hou hem tegen bij één van de 19de eeuwse spoorwegbruggen die over de Groene 62 ligt. De 41-jarige Torhoutenaar legt in zijn rolstoel 5,6 km af in een half uur. In 2016 geraakte hij door een spierziekte in zeven maanden tijd verlamd in zijn onderste ledematen. Sindsdien is zijn leven fel veranderd. “De eerste maanden en jaren waren heel zwaar, maar ik ben gelukkig zeer optimistisch. Gaat niet, bestaat niet , zeg ik dikwijls. Moeilijk gaat ook. Voor alles is er een oplossing. Ik rij met een winkelkar in de supermarkt rond, ik rij met de wagen, ik doe thuis zelf de was en de plas. Ik doe zoveel mogelijk alles zelf. Soms letterlijk met vallen en opstaan. Dat hoort erbij.” Er is veel meer dat erbij hoort. David is een verwoed sporter geworden, hij is 56 kilo afgevallen en zag zich daardoor verplicht een tien centimeter smallere rolstoel aan te schaffen. Intussen bouwt hij aan een toekomst met zijn nieuwe partner. “We zijn twee jaar en drie maanden samen en ik verkoop mijn huis om met haar en onze kinderen te gaan samenwonen tussen Bovenkerke en Diksmuide. Een grote stap, maar een leuke”, zegt hij. Voor hij verderrolt, laat hij nog deze gedachte bij me achter: “We leven maar een keer, hé. Je kunt dus maar beter genieten van elke dag die je hebt. En gaat het eens moeilijk, denk dan: morgen is er een nieuwe dag .”

Pikante Meustaard

In het centrum hoor ik overal drilboren en bulldozers bezig. Wellicht is men druk in de weer om aan de vernieuwde, eigentijdse identiteit te werken, de identiteit van een levende stad , zoals ik op een infobord lees. Torhout heeft nog die ouderwetse charme. Vicky Ballière is infirmière . Dat rijmt. Verpleegster dus. In het psychiatrisch ziekenhuis in Brugge. Maar ze is vooral een goedlachse dame. En een bezorgde moeder. Haar zoontje staat het ijsje te likken dat ze hem net in het ijssalon op de Markt heeft gekocht. “Een jongetje van zijn klas is besmet”, legt ze uit. “Na een telefoontje van de contacttracers willen we onze Wolf laten testen. Omdat dat niet zo leuk is, mag hij eerst een ijsje van mij.” De piercing in haar neus is een accentje dat haar charmante karakter een ondeugend kantje geeft. Ze is dol op Torhout. “Het is hier de max”, zegt ze op de vraag waarom ze er woont. “De sfeer, de maten, de restaurants…” en ze noemt een aantal zaken op die ik niet mag missen. “Café Den Tap, Bistro Toe’Koer, Bakkerij Kerkhove en Fietsen Ampe.” Waarna zij en haar Wolf op de trappers gaan staan en verdwijnen.

Vicky Ballière en zoon Wolf: met een ijsje verdwijnt de angst voor de coronatest.© KVdm
Vicky Ballière en zoon Wolf: met een ijsje verdwijnt de angst voor de coronatest.© KVdm

Annick Dedoelder, de vrouw van Piet Wostyn, vertelt in haar befaamde mosterdwinkel dat ambachtelijke producten in de lift zitten en dat hun mosterd daar ook van profiteert. “Maar uiteraard laat het wegvallen van de horeca zich voelen. De gewone mens komt hier wel regelmatig een pot mosterd halen, maar da’s niet zoals een pintje, hé. Je giet die niet naar binnen om meteen een volgende te bestellen”, aldus Annick. Het is de mosterd die haar en haar man naar Torhout bracht en ze kan de stad nog altijd appreciëren “door zijn kleinschaligheid en tegelijk zijn levendigheid”. En aan de andere kant dan weer door de vele stiltegebieden. Torhout heeft veel meer te bieden dan de Torhoutenaars beseffen. Men zou hier best wat chauvinistischer mogen zijn”, zegt ze. Met kwaliteiten mag je uitpakken. Zoals ze dat bij Wostyn ook doen. “Als mensen appreciëren wat we doen, dan zijn we daar uiteraard trots op. Zoals Jeroen Meus. Onze mosterdpot staat steevast op zijn aanrecht en wordt constant aangevuld. Die man is een geschenk voor ons. Hij is hier ook twee keer komen filmen. En kijk, wat hij in het boek schreef dat hij signeerde: Wostyn, zonder meer the best .” Misschien tijd om eens een Meustaard te maken.