Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
10.000 stappen in Heuvelland: “We helpen elkaar, want we hebben elkaar nodig”
De Kemmelberg is de hoogste heuvel van de provincie. Het is slechts één van de vele deuken in het landschap waar 8 verschillende dorpen, tal van valleien en beken en oneindig veel natuurschoon samen een gemeente vormen die zich met recht en rede de naam van een land toe-eigent: Heuvelland. Ongetwijfeld de mooiste gemeente van West-Vlaanderen en misschien wel van heel Vlaanderen.
Ik parkeer mijn wagen in Wulvergem, het dorp waarvan men 1.000 jaar geleden op de RTBF zei dat het 15 kilometer voorbij het einde van de wereld lag. Daar ligt het nog altijd. Er is geen winkel, geen café, niets. Het gros van de 260 inwoners is gepensioneerd. Dertiger Caroline Ryde staat bij haar voordeur een sigaretje te roken. Ze heeft ogen en een lach waar fotografen rijk mee kunnen worden, maar hier is geen levende ziel die haar opmerkt. “Ik woon hier graag”, zegt ze. “In een stad zou ik niet kunnen aarden. Hier vind je rust en kan je wandelingen maken waar je elders slechts van kunt dromen.”
Dat ze het zonder de diensten en de infrastructuur van een bloeiende woonkern moet doen, daar stelt ze zich op in, zegt ze. “Het is een manier van leven. Als je een brood nodig hebt, dan plan je dat in. Er zijn bussen, taxichecks, allerlei diensten. De mensen kunnen hier nog op elkaar rekenen. We helpen mekaar, want we hebben elkaar nodig. Eerlijk, de gezelligheid die je hier vindt, mis ik als ik elders vertoef.”
In de puree door de patatten
Tot een jaar geleden was er een legendarisch café in Wulvergem, A la Basse Ville. Geen wielertoerist reed eraan voorbij. Het bestond al voor België een land was. Nu het café niet meer is, heeft België misschien ook niet lang meer te gaan. Hoewel, het staat te koop. Niet België, wel het café. 260.000 euro.
Jozef Cortvriendt die vlakbij woont – hij is met pensioen na een leven waarin hij iedereen van stroom, warmte en water voorzag – hoopt dat het volkscafé snel een koper vindt. Wulvergem heeft voor hem alle charme. “Mensen kennen mekaar hier nog en ze komen allemaal overeen,” zegt hij van achter zijn snor, waarmee hij op vooroorlogse foto’s niet zou misstaan hebben. “We hebben hier destijds uitsluitend met vrijwilligers de hele binneninrichting gedaan van de gemeentezaal, de Walvis. Twee weken lang loopt de zaal ieder jaar vol voor de jaarlijkse voorstelling van het Nieuw Wulvergems Toneel. Sinds 1982 schreef en regisseerde Stef Dehollander, de vroegere uitbater van de Speelberg en van het Labyrint, dat stuk. Maar hij sukkelt met zijn gezondheid en heeft afgehaakt.”
Nog iets wat het dorp kwijt is. Jozef slaat de armen open en schudt het hoofd. Gelukkig is er nieuw bloed in de gemeente. Jozef wijst naar de nieuwe villa’s in de Hooghofstraat. Hopelijk zit daar een regisseur tussen. Bij straatgesprekken moet je in Wulvergem constant pauzes inlassen. Want om de haverklap denderen vrachtwagens door het centrum. “Die kolossen rijden ook de hele nacht heen en weer”, zegt Jozef. “Soms liggen we te daveren in ons bed. Allemaal zijn ze op weg naar of komen ze van Clarebout, de patattenfabriek.”
Ik neem de Zepestraat, omdat ze proper klinkt en omdat ik niet in de patatten wil zitten. Prijzige vakantiebestemmingen als de Dordogne of Toscane hebben geen betere landschappen te bieden. Vierduizend stappen lang kom ik geen levende ziel tegen, tot ik de Kemmelstraat oversteek en in een zompig aardeweggetje terechtkom, van waaruit ik een prentkaartbeeld op Nieuwkerke heb. Boven de pont d’amour hangt een klimtouw, waaraan ik me laat zakken en meteen voel hoe de liefde en ook de geschiedenis er in de lucht hangt.
Ik wil Dranouter zien voor ik sterf. Helaas is het dorp dood wanneer ik er aankom
Je bent niet in Nieuwkerke geweest als je het Hazekasteel, een oud volkscafé, niet hebt bezocht. Maria – Maaitje – Lalleman, die dit jaar 75 wordt, is nog altijd haar onkreukbare zelf. Nog altijd luid brullend op haar hond Jerome, met wie ze lief en leed en haar biefstuk of frikandel deelt. Al is het niet meer dezelfde Jerome van toen ik er twee jaar geleden was. “De vorige Jerome is me vorig jaar in maart ontvallen”, zegt de cafébazin bij wie de zon altijd schijnt.
René, een Fransman uit Bailleul, komt zich al 50 jaar aan haar stralen verwarmen. “Als kind kwam ik hier met mijn vader”, zegt hij. Hij zit aan een tafeltje dat hij mon bureau noemt. In eigen land gaat hij nooit op café, zegt hij. “De pinten zijn er dubbel zo duur als hier. En er is daar geen Maaitje.”
Het orgasme van zestigjarige vrouwen
Om de hoek in OC De Seule zitten de ferme madammen van de vroegere KVLV te breien en te haken. Gevraagd naar wat Nieuwkerke onderscheidt van de andere deelgemeenten van Heuvelland, neemt Lisbeth Morlion het woord. “Het is misschien de deelgemeente met de meest stedelijke allures. We hebben hier een Spar, een dokter, een apotheker en een kinesist. Het ontbreekt ons hier aan niets.” Ze praat op een toon die niet zou misstaan op een spreekgestoelte. “Pas op hé, voor de mensen die dat allemaal niet weten, in de Middeleeuwen had Nieuwkerke 8.000 inwoners.”
Ze heft het vingertje op en gaat verder. “De lakennijverheid was hier even groot als in Ieper. Maar met de beelden- en geuzenstorm zijn de intelligentsia (intellectuele elite, red.) gevlucht naar Frankrijk, Engeland en Nederland.” Gelukkig zijn niet alleen dommeriken achtergebleven, probeer ik haar te temperen. Maar ze gaat door. “Nee, serieus, dat was hier een heel druk handelscentrum. Nu moeten we het stellen met hooguit 1.500 inwoners. Gelukkig is er nog het patattenkot“, zegt ze schamper.
Ze herpakt zich: “Het aardappelverwerkend bedrijf Clarebout. Er wordt veel kwaad van gesproken, maar eigenlijk is het een enorme werkgever. Het is bijna lachwekkend, maar ‘s morgens staan de werknemers hier zelfs in de file. Ja, en dat vrachtverkeer is een probleem. Ze zijn nu een weg aan het aanleggen naar Frankrijk toe. Het centrum hier zal kalmer worden, maar ik vrees dat het in Wulvergem zal blijven wemelen van de vrachtwagens.”
Terwijl ze het over het verkeer heeft, is het een kleine stap naar het openbaar vervoer. “Dat is beneden alles. Een ramp.” Er volgt een uiteenzetting over hoe de streek zich op dat vlak door de overheid in de steek gelaten voelt. Lisbeth kan niet verbergen dat ze vroeger nog les heeft gegeven. Tegenwoordig is ze nog bibliothecaris. “Je gaat nog naar Dranouter? Wel, als je daar het centrum verlaat, klim je als een berggeit omhoog en je komt uit bij de bibliotheek van Wijtschate”, schatert ze.
Maar er wordt wel meer gelachen bij Ferm. Zo vertelt Josianne dat er in februari een lezing is in Mesen over seks bij senioren en dat naar het schijnt vrouwen van boven de zestig anderhalf uur nodig hebben om klaar te komen. Gegiechel alom. Als man voel ik me hier even niet op mijn plaats. Ik sla op de vlucht. De hoogte in. Tot ik aan de Walletjes kom, op de Heirweg, vlakbij de fabriek van Clarebout. Daar heb je een spectaculair zicht. Al is het net iets te nevelig om de skyline van Rijsel en de terrils van Noord-Frankrijk te spotten.
De onverharde landweggetjes tussen akkers en weilanden zijn modderbaden. Noodgedwongen volg ik de smalle wegen over de glooiingen en zet veel meer stappen dan ik me had voorgenomen. Maar ik word beloond voor mijn moeite.
De Geliefde Aimé
Ik ben eigenlijk al 10.000 stappen ver als ik Aimé Allemon met een riek bieten zie opscheppen in de laadbak van een tractor in de Noordhoekstraat. Hij is 85 en was vroeger jarenlang kampioen in tal van wieler- en loopdisciplines. Had hij het zonder de noeste arbeid in de steenbakkerij in Ploegsteert kunnen stellen, dan had atleet Gaston Roelants het vast met een pak medailles minder moeten stellen. Een figuur waar je een twaalfdelige documentaire over kunt draaien. Zoveel verhalen, zo’n verteller. Hij ziet eruit alsof hij niet kapot te krijgen is, zijn lach wil ik inkaderen, zijn leven was een beproeving. “Ik heb geen geluk gehad”, zegt hij. Waarna hij op de meest plastische wijze de overlijdens beschrijft van zij die hem nauw aan het hart lagen. Ik wil hem vastpakken en troosten. Ik wil hem in mijn zak stoppen en overal uithalen waar er een podium is. Aimé is Frans voor geliefd. Wel, ik zie hem graag.
Mijn benen zijn moe, maar ik wil Dranouter zien voor ik sterf. Helaas is Dranouter dood wanneer ik er aankom. In de mooiste van de vele kapelletjes die ik vandaag ben tegengekomen, lijkt de Heilige Theresia te wachten tot een prins haar wakker komt kussen. Het is kwart over vijf en zo goed als alles is dicht in het centrum. Wat nog open is, sluit binnenkort de deuren. Bakkerij Geert, die tegelijk ook de kruidenierswinkel is van het dorp, houdt er in december definitief mee op. “Er is leven in Dranouter, daar niet van”, zegt zijn vrouw Mia Sohier, wiens broodjes hopelijk gebakken zijn. “Maar wij willen ook nog eens een beetje een leven hebben.”
Als er onder de 780 inwoners van het festivaldorp geen overnemer te vinden is, dan word ik misschien bakker in Dranouter.
10.000 stappen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier