Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
10.000 stappen in Gistel: Zelfs Japanners komen naar hier om te ‘gistelen’
Gistel is dichtbij, zegt een verkeersbord. Ik dacht dat ik er al was. Mijn vermoeden klopt. Het blijkt een slogan van een handelaarsactie van de stad, zo merk ik vijf vlaggen later. Wellicht hebben ze zich blauw betaald aan een marketingexpert die het verpakt heeft als een vondst waar alleen Albert Einstein op had kunnen komen: Gistel is dichtbij. Jaja, en de Heer is ook niet veraf. Maar waar is Hij als je Hem nodig hebt? En waar is Marvin Gaye?
Gistel heeft tegenwoordig ook van die parkeerkippen. Ze controleren zo vaak dat stilstaan met je wagen bijna duurder geworden is dan ermee rijden. Misschien daarom dat de Heer er zich niet meer waagt. Zelf vind ik nog een plekje waar mijn vehikel enkele uren ongestoord mag uitblazen. Daar vlakbij, op de hoek van de Tempelhofstraat en de Heyvaertlaan liet notaris Delphin Depuydt in 1884 een kapel optrekken ter ere van Maria van Lourdes, omdat de op hol geslagen paarden van zijn koets er tot stilstand werden gebracht. Een jaar later werd Delphin burgemeester. Hij vertoeft inmiddels al meer dan een eeuw in het hiernamaals, maar Maria staat nog steeds te bibberen in de kapel. Ze vraagt zich waarschijnlijk zelf af waarom dat gebouwtje beschermd is.
Een ander monument, iets verder in de Hoogstraat, had ik ook graag een bezoekje gebracht. Alleen nog maar omdat de zalmkleurige gevel en de groene rolluiken vertellen dat Greetje Glacz van bluescafé Den Langen Avond een aparte plek had gemaakt. Helaas lees ik bij het intikken van de naam van het café dat de charismatische en alom geliefde cafébazin vorig jaar door een hartaanval werd geveld. Het vele medeleven online geeft het gevoel dat ook zij dichtbij is. Heel even mis ik haar zonder haar ooit gekend te hebben.
Wel van Gistel, niet van gisteren
Aan de overkant staat een guitig dametje met een rode jas, rood haar en rode lippen te kwebbelen met een vriendin. Het is Christiane. Samen met Diane is ze op weg naar de markt. Ze hebben elkaar zoveel te vertellen dat ze een surplace doen. Eventjes stilstaan om het beter te kunnen zeggen. Het duo wordt een trio wanneer Christel hen vervoegt. Ze zijn alle drie van Gistel afkomstig en ze zouden nooit elders willen wonen, zeggen ze. “Ik woon hier enorm graag”, kraait de gretige Christiane.
“Al heel mijn leven. Ik ben hier ooit wel even weggeweest, maar ik was blij dat ik terug was. Je hebt hier alles. Het is hier gezellig. Ik ken hier iedereen, je hebt hier veel tearooms met terrasjes en er zijn veel winkels.” Ik wijs naar één van de vele lege panden en Christiane beleeft even een oeps-moment. Gniffelend verbergt ze haar mond achter haar hand. Diane legt me uit dat de grote de kleintjes opeten. Maar ze moet er nu vandoor. Ze tikt op haar horloge en zegt als ik blijf kletsen, komt er straks geen eten op tafel.
Christiane en Christel zijn minder gehaast: “We gaan eigenlijk vooral naar de markt om achteraf iets te kunnen drinken“, schateren ze. “De markt is een handig excuus, ja. Soms lopen we er gewoon door.” De dames zijn dan wel van Gistel, maar niet van gisteren. Ze zijn allebei sinds kort met pensioen. En dat is even wennen. “Ja, ik mis mijn job”, zegt Christiane, die onderhoudswerk deed in de jeugdzorg. “Het sociaal contact ook”, vult Christel aan. Zij bewaart warme herinneringen aan de dertig jaar dat ze in het rusthuis werkte. Wanneer ik vraag wat ik zeker moet zien in Gistel, stippen ze de Godelieve-abdij en de Oostmolen aan. Ik haal de schouders op en zeg: dan bezoek ik liever het huis van Marvin Gaye (Amerikaanse soulzanger die in ’82 even in Moere heeft gewoond. Hij schreef er zijn wereldhit Sexual Healing, red.). Christiane blijkt hem niet te kennen. Mijn mond valt open van ongeloof en zij slaat weer haar hand voor haar mond. Opnieuw een oeps-moment. Ik zeg haar dat ze zo rood zou moeten worden als haar jas. Ze lacht. Gistel zou haar gezicht op een spandoek moeten zetten, op vlaggen en posters. Wat een warme, schattige en lieve dame.
Zin in Gistelen? Dat is de vraag op de affiches die hier en daar trachten te verbergen hoe mistroostig de lege winkels erbij staan. De afgebeelde handelaars trachten ons te overtuigen om in die leegstaande panden een handelszaak te beginnen. Zodat we ook kunnen gistelen. Ik denk dat ze zich vergistelen. Christiane mag er dan van overtuigd zijn dat je hier alles hebt, zoals overal is het moeilijk om nog klanten te vinden die niet online kopen. Misschien moeten we allemaal gissen wat de oplossing kan zijn. Of misschien is de uitkomst nog aan het gisten. Zoals er destijds iets in de ingewanden van Johan Museeuw gistte toen hij met schuim op de lippen zijn derde Ronde van Vlaanderen won. Niemand die zo gistte als de Flandrien van Gistel. Of was Sylvère Maes de ware flandrien? Hij won twee keer de Tour de France toen de Tourmalet en Alpe d’Huez nog veel hoger waren.
“De dankbaarheid die ons telkens te beurt valt, achtte ik niet meer van deze tijd” – B&B-uitbaatster Agnes Tanghe
De markt is aan het opkramen wanneer ik er passeer, de kramers zijn hun stem kwijt en moeten ze dringend laten smeren. Ondertussen loop ik in de Stationsstraat te dromen dat ik aan het gistelen ben. Het liefst in de imposante herenwoning op nummer 65 die al een tijd te koop staat. Een gebouw dat zo ontroerend knap is dat mijn ogen er vochtig van worden. Er zijn in de buurt wel meer verbluffende bouwsels. Maar die worden bewoond door notabelen en andere prominenten met gespekte rekeningen. Hard sparen of besnoeien zal niet helpen.
Geert Pierloot, een boom van een kerel, houdt het bij snoeien. En zagen. “Ge zijt toch niet gekomen om ons door het slijk te halen”, roept hij vanuit de hoogte. Ik schud van neen, hij laat zijn hoogtewerker even zakken. “Zodra je aan een boom raakt, komen er heftige reacties. Een beuk moet gelukkig weinig gesnoeid worden”, legt hij uit en ik krijg er meteen de Latijnse naam bij, de Fagus Sylvatica. “Maar je moet natuurlijk wel de dode takken verwijderen, zodat fietsers of auto’s niet geraakt worden”, zegt hij. Geert schat dat de bomen in de Heyvaertlaan om en bij de 100 jaar oud zijn. “Kranige knarren die je met respect moet behandelen”, zegt hij voor hij weer ten hemel rijst.
Aan La Gare, de bistro die een verleden heeft als afspanning bij het station, kom ik Erik Vandamme tegen. Amerikanen vragen hem altijd of hij familie is van Jean-Claude, vertelt hij. Voor ik hem nog iets kan vragen, sleept hij me mee. Een paar honderd meter verder, naar Ma Campagne, zijn B&B in de Nieuwpoortsesteenweg, omdat zijn vrouw Agnes Tanghe het beter kan uitleggen dan hij. Hij heeft geen ongelijk. Agnes vertelt hoe zij en Erik na hun pensioen al hun spaarcenten investeerden om het huis te kunnen kopen waar ze in de zomermaanden gastenkamers verhuren. “Het was springen of verdrinken. Maar we wilden nog iets doen. Erik was al twee keer met zijn fiets naar Compostella gereden.” Even voel ik ons van de hak op de tak gaan, maar Erik licht toe: “We wilden gewoon nog iets doen voor onze medemens.” Agnes neemt meteen weer over. “We hadden nooit gedacht dat het zo’n vaart zou lopen. Je verwacht niet dat zoveel mensen in een parochietje als Gistel willen logeren. Officieel is het wel een stad, maar geef toe…” Haar gebaren herleiden de stad tot bescheidener proporties. “Maar we hebben hier al Fransen gehad, Oekraïners en zelfs Japanners. De dankbaarheid die ons telkens te beurt valt, achtte ik niet meer van deze tijd. Ooit stond hier ‘s avonds laat een Hongaars gezin met twee kinderen op onze stoep. De vrouw had ergens een hoge functie. Ze zaten bijna te huilen op de drempel. Ze konden nergens meer terecht. We hebben ze dan maar onze kamer gegeven. Hoe blij je mensen kunt maken met kleine dingen. We moeten hier geen grote winsten maken. We leven sober, heel gewoon en zijn met alles content.”
Ik ben ook content als ik buitenkom. Maar mijn verhaal is nog niet af. Even overweeg ik om een lichte griep te veinzen om zo een reden te hebben om aan de overkant van de straat het kasteeltje van Dokter Gilbert Beirens binnen te glippen, maar er wacht een nog straffere woning op mij. Ik stap voorbij het klein kasteeltje en sla de Groene 62 in, het wandel- en fietspad dat de plaats heeft ingenomen van het vroegere stoomspoorwegtracé dat nog altijd Oostende met Torhout verbindt. Een half uurtje stappen naar Moere en terug, terwijl ik oren en ogen de kost geef. De wolken breien een uniek weefsel van watten en nevels boven mijn hoofd en hangen het polderlandschap in een licht dat ik meteen met een Oscar wil bekronen voor beste fotografie. Maar de ontroering die ik voel wanneer ik voorbij het oude stationnetje van Moere, nu een viersterrenhotel, de witte villa ontwaar waar de eerste zwarte inwoner van Gistel zijn zoveelste wereldhit schreef, laat een rilling door mijn lijf gaan, die ik alleen maar kan benoemen als een sexual healing.
10.000 stappen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier