Onze politici thuis in Brussel: noodzaak of overroepen?
Meerdere politieke functies combineren, mandaten opstapelen en ‘postjes’ pakken: de voorbije legislatuur was er een met hete politieke hangijzers. Los van de ethische kwestie kan je de vraag stellen: hoe nuttig is het voor de inwoners van een stad of gemeente om een lokale politicus in Brussel te hebben? De meningen zijn uiteenlopend. Dat blijkt uit een rondvraag bij de West-Vlaamse burgemeesters en parlementairen. Tien stellingen over de (on)zin van een Brusselse connectie.
Patrick Lanssens (SP.A): “De tijd van de politieke cadeaus is voorbij”
Als je een straat of riolering wil vernieuwen, moet je aankloppen bij ‘Brussel’ – door velen ook smalend ‘de geldbeugel’ genoemd. Maar de tijd van de politieke cadeaus is voorbij. Daarover zijn de West-Vlaamse burgemeesters en parlementairen het eens. “In mijn meer dan 30-jarige carrière heb ik de politiek zien evolueren en objectiveren”, verwoordt de Koekelaarse burgemeester Patrick Lansens (SP.A) het. “Je wéét dat je vier à vijf jaar op subsidies moet wachten. De tijd is voorbij dat je dossier bovenop de pak belandt omdat je de minister kent. Toen ik pas in de politiek stapte, was dat nog schering en inslag. Ook bij aanwervingen. Om beurten mochten de coalitiepartners iemand benoemen.” Poperings burgemeester Christof Dejaegher (CD&V) vult aan: “De veel mondiger geworden bevolking pikt dat ‘helpen’ niet meer. Ongeveer 80 à 85 procent van de dossiers is sterk gereglementeerd en moet voor commissies en dergelijke komen, de overige 15 à 20 procent is de beleidsvrijheid van de minister. Zij die zeggen dat het absoluut onbelangrijk is, hebben geen gelijk. Zij die zeggen dat het noodzakelijk is, overdrijven.”
Claude Croes (CD&V): “Met een contact in Brussel zou onze fietsersbrug er sneller gekomen zijn”
Politieke cadeaus worden dan wel niet meer gegeven, toch mag de kracht van de aanwezigheid in Brussel niet onderschat worden, zeggen de parlementairen. Daarmee doelen ze vooral op het lobbywerk voor lokale dossiers. Vlaams Parlementslid Axel Ronse (N-VA) uit Kortrijk: “Als er een dossier wordt ingediend, vertrekt er bij ons simultaan een mail naar de raadgevers van de minister. Daarin benadrukken we hoe belangrijk het dossier is en vragen we om ons op de hoogte te houden, mocht er een wiel aflopen.” Claude Croes (CD&V), burgemeester van Deerlijk: “Ik blijf ervan overtuigd: als we de minister rechtstreeks hadden kunnen aanspreken, zou onze fietsersbrug over de N36 er veel sneller gekomen zijn.”
Ook proactief kan de parlementaire aanwezigheid nuttig zijn, klinkt het. Griet Coppé, CD&V-schepen in Roeselare en Vlaams Parlementslid: “We zijn er bij als een nieuw decreet – zoals de inkanteling van het OCMW – ontstaat en kunnen het hele proces volgen en onze stad erop voorbereiden.” Roel Deseyn, Kortrijk CD&V-parlementslid: “We kunnen ook input geven bij wetsvoorstellen.” “En,” stelt Roeselaars Kamerlid Nathalie Muylle (CD&V), “je hoort er ook praten over proefprojecten. We zitten in een bevoorrechte positie om daar op in te tekenen.”
Pol Van Den Driessche (N-VA): “Vanuit Brussel neem ik internationale figuren mee naar Brugge”
Een ander voordeel: Brussel naar West-Vlaanderen halen, en omgekeerd.Vanuit mijn internationaal mandaat in Brussel – daar zitten de internationale spelers als NAVO en EU – kan ik de wereld naar ‘mijn’ Brugge halen”, zegt senator Pol Van Den Driessche. “En contacten resulteren in contracten.” Kamerlid Annick Lambrecht (SP.A): “Aan de andere kant kunnen we Bruggelingen uitnodigen naar het parlement, het politieke hart van ons land.”
Anoniem: “Natuurlijk geven we geen cadeaus aan de oppositie”
In het lobbywerk is het van cruciaal belang of je in de meerderheid of de oppositie zit. “Natuurlijk gaan we geen cadeaus geven aan de oppositie”, klinkt het bij iemand van de Vlaamse meerderheid. Senator Pol Van Den Driessche is iets milder. “Daar moeten we niet flauw over doen: het speelt een rol als je schepencollege hetzelfde kleur heeft als pakweg de minister van Openbare Werken of Cultuur. Maar bewust dossiers tegenwerken, dat kan je als minister niet maken. Het zou ten eerste misdadig zijn én ook als een boemerang in het gezicht van de lokale afdeling terugkeren. Mocht Jan Jambon niet helpen bij de crisis van de transmigranten in Zeebrugge, onze fractie zou er nogal van langs krijgen in de gemeenteraad.”
Wie buiten dat spel tussen meerderheid en oppositie valt, zijn de stadslijsten. “Als lokale LVP-lijst hebben wij niets met de nationale partijen te maken, dus proberen we een beroep te doen op alle parlementairen, ongeacht hun kleur. Een voordeel waar we gebruik van proberen te maken”, lacht Stephan Mourisse, burgemeester van Vleteren.
“Toch ben je niet helemaal nutteloos als oppositielid”, vindt Stefaan Sintobin, de enige West-Vlaamse politicus van Vlaams Belang in Brussel.”Door parlementaire of actuele vragen te stellen, opmerkingen van actiegroepen te vertolken en actief werk in de commissies, kan je thema’s op de agenda zetten. Dat zal niemand natuurlijk toegeven.” Bart Caron, Vlaams Parlementslid voor Groen: “Op Vlaams niveau kan je ook vragen stellen om het lokale oppositiewerk – van jezelf of West-Vlaamse partijgenoten – mee vorm te geven. Zo stelde ik geregeld vragen over de luchthaven van Wevelgem. Informatie die ik lokaal gebruikte.”
Naast de politieke kleur spelen ook persoonlijke relaties een rol. Kamerlid Hendrik Bogaert (CD&V): “Wees hard op een dossier, maar niet tegenover de persoon. Anders verbreek je banden. Net zoals je niet te veel reclame mag maken als je als parlementair iets kon forceren. Dan komt de partijpolitiek naar boven en tegenstrevers gunnen dat elkaar niet. Met CD&V, een centrumpartij, lukt het goed om met veel ministers overeen te komen.”
Nathalie Muylle (CD&V): “Als lokale politicus heb ik tenminste iets te vertellen in Brussel”
De wisselwerking tussen het lokale én hogere niveau is ook verrijkend, zeggen de parlementairen. “Dat ik voor mijn politieke carrière 15 jaar schooldirecteur was, is een absolute meerwaarde”, zegt Bredens burgemeester en Vlaams Parlementslid Steve Vandenberghe (SP.A). “In de commissies heb ik knowhow, anders was ik verzopen in Brussel.” Nathalie Muylle: “Door lokaal in het ziekenhuis actief te zijn, weet ik in de commissie Volksgezondheid wat er leeft op de werkvloer. Dat leer je niet door op bezoek te gaan of twee dage stage te lopen. Ik heb tenminste iets te vertellen. Mocht ik die combinatie niet hebben, zou dat een enorme verarming zijn. Maar het is wel hard werken.” Vincent Van Quickenborne: “Dat leidt ook tot goede wetten. In Kortrijk zag ik hoe omslachtig het registeren voor orgaandonatie is, terwijl het levens kan redden. Wel, ik nam een initiatief in het parlement en straks komt er een wet waardoor iedereen zich via het digitaal loket, dus gewoon in je zetel via je gsm, kan registreren.” Kamerlid en Brugs schepen Franky Demon (CD&V): “Wij kennen de praktijk. Parlementairen die niet lokaal actief zijn, houden zich dan bezig met wetsvoorstellen die er toch nooit door geraden.”
Anoniem: “Als Hilde Crevits tegenstander van iets is, dan komt het er niet”
“Het is een karikatuur dat parlementsleden enkel de dossiers behandelen van hun eigen stad”, stelt Vlaams Parlementslid Björn Anseeuw (N-VA) uit Oostende. “We zijn volksvertegenwoordigers voor héél Vlaanderen, voor heel onze regio.” Nathalie Muylle: “Maar je weegt toch iets minder door dan als het over je eigen stad gaat, merk ik.”
Roel Deseyn (CD&V), gemeenteraadslid in Kortrijk en federaal volksvertegenwoordiger: “De rol van viceminister-president Hilde Crevits is daarbij ook zeer groot. Maandelijks komen we met alle CD&V-parlementairen samen op haar kabinet om de West-Vlaamse dossiers te bespreken. Zij is onze ultieme verdediger.”
Een anonieme bron uit Brussel: “Als Hilde Crevits ergens haar schouders onder steekt, dan maakt het dossier een goede kans om te slagen. Maar ik zie het eerder omgekeerd: als Hilde Crevits tegenstander van iets is, dan komt het er niet.” Ook bij de andere partijen bestaat dergelijk streekoverleg, maar vaak minder systematisch dan bij CD&V.
Vincent Van Quickenborne (Open VLD): “Als ik iets of iemand wil bereiken, dan volstaat één telefoon”
Of je ook effectief aanwezig moet zijn in Brussel om invloed te hebben, daarover lopen de meningen uiteen. “Uit ervaring, ook als minister, weet ik dat het menselijk heel moeilijk is om iets te blijven weigeren als je die persoon elke week tegenkomt”, zegt Brugs burgemeester Renaat Landuyt (SP.A). Pol Van Den Driessche (N-VA) nuanceert: “Of je effectief aanwezig moet zijn… Om Frank Van Acker te citeren: je moet in Brussel je entrees hebben. Patrick Moenaert zat zelf nooit in Brussel, maar kon dankzij zijn goede contacten met Luc Van den Brande wel ‘Brugge Culturele Hoofdstad 2002’ binnenhalen.” Kortrijks burgemeester en federaal volksvertegenwoordiger Vincent Van Quickenborne (Open VLD). “Belangrijker dan de aanwezigheid is de ervaring die een burgemeester heeft. Als ik een vraag heb, volstaat één telefoon om de juiste persoon te bereiken. Dat verwacht een burger van zijn burgemeester.”
Lode Morlion (Dynamisch): “Je hebt beter het nummer van de administratie dan van een parlementair”
Zeer veel kleine gemeenten zeggen geen contacten in Brussel nodig te hebben. Greet De Roo, burgemeester van Ruiselede: “In de 24 jaar dat ik een politiek mandaat heb, ben ik nooit naar Brussel gegaan.” Lode Morlion: “Lo-Reninge heeft Brussel vooral nodig in subsidiedossiers. Zoals dat van de kerk van Lo, een dossier dat al 15 jaar loopt. Ik geloof niet dat een parlementair daar iets aan kan veranderen. Er zijn planningen en budgetten. Wie eerst zaait, eerst maalt.”
“Alles staat en valt met een goed dossier”, zegt de Lendeleedse burgemeester Carine Dewaele (CD&V). “Toen we de oversteekplaatsen op de N36 veiliger wilden, hebben we eerst zelf gemeten hoeveel verkeer er was. Hiermee hebben we aangetoond hoe belangrijk dit dossier voor Lendelede was. Op basis daarvan heeft de minister ons dossier goedgekeurd.” Die mening delen vooral burgemeesters van kleinere gemeenten. “Parlementairen in de regio? Zij sturen mijn mail door en zeggen dat het behartigd is”, klinkt het bij een burgemeester, die liever anoniem blijft.
Niet de ministers of parlementairen zijn interessant, wel de administraties en kabinetten. “Wie zijn de parlementairen in de Westhoek? Ik weet het niet”, zegt Lode Morlion, burgemeester van Lo-Reninge. “Hun rol is ondergeschikt geraakt, ze hebben geen bewegingsruimte meer. Als je iets wil weten, heb je beter het nummer van de kabinetten en de administratie dan van de parlementairen. Dan krijg je tenminste meteen antwoord.” Peter Roose, burgemeester van Veurne: “Voor je dossier kan je proactief bellen naar een kabinet. Maar die info krijg je meestal ook al van een ambtenaar.” Ook veel parlementairen benadrukken de rechtstreekse lijn met de administratie.
Dirk Verwilst (CD&V): “Het is onmogelijk voor kleine gemeenten om nog in het parlement te geraken”
Zeer weinig kleine gemeenten hebben nog een vertegenwoordiging in het parlement.”Het is ons onmogelijk gemaakt”, zegt Dirk Verwilst, CD&V-burgemeester van Meulebeke. “Vroeger zat onze gemeente in een kieskring met Roeselare en Tielt. Dan had je een kans. Met de West-Vlaamse kieskring is het logisch dat inwoners van grootsteden stemmen op hun mensen. Een ondemocratisch gegeven waar de huidige ministers zich niet aan storen.” Griet Coppé: “Met alle respect, maar er is een verschil tussen een centrumstad en een plattelandsgemeente. Zij moeten niet nadenken over een nieuwe weg naar een ziekenhuis.” Vlaams Parlementslid Mercedes Van Volcem pleit zelfs voor een parlement vol burgemeesters van centrumsteden. “Zij kunnen hoofdzaken scheiden van onbenullige vragen. De steden kennen ook de meeste problemen. De decumul is politieke onzin. De beste politici in grote steden zijn ook de beste parlementsleden. Zij hebben gezag, want zij besturen. In Brugge was SP.A-schepen Annick Lambrecht de beste van het college, maar ze moest weg…”
Bart Caron (Groen): “Intercommunales hebben meer invloed dan een individu”
Om het gebrek aan vertegenwoordiging aan te pakken, groeperen gemeenten en steden zich steeds meer, om als een groter collectief een minister aan te spreken. Bart Caron: “Ik denk dat intercommunales als Leiedal veel meer invloed hebben in Brussel dan individuele mandatarissen. Die samenwerkingsverbanden gaan over partijgrenzen heen en verdedigen streekbelangen. Die overvleugelen dus het belang van één mandataris.”
Daarenboven zien de kleine plattelandsgemeenten de provincie als het ideale tussenniveau. “Dat koester ik en daarvoor zal ik blijven strijden”, gaat Lode Morlion verder. “Daar ben ik nog nooit op een gesloten deur gestoten. Brugge ligt letterlijk en figuurlijk veel dichter dan Brussel.” Claude Croes: “Daarom stel ik me ook weer kandidaat voor de provincieraad, om daar de dossiers van Deerlijk en de regio te verdedigen.” Dirk Verwilst: “Maar hoelang bestaat het provinciale niveau nog?”
Dossier 8x8: De Brusselse Connectie
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier