In het begin van de jaren negentig zat ik op een dag op het terras van ‘t Gouden Mandeken op de Grote Markt. Ik raakte in gesprek met een oudere man. Toen hij vertelde mijn grootvader August te hebben gekend, had hij meteen al mijn aandacht. Dat hij groot en vriendelijk was, enkele feitjes in verband met zijn loopbaan als advocaat en vrederechter… Jammer genoeg nauwelijks iets dat ik nog niet wist.
En ook al heb ik ze niet gekend, mijn opa’s, het lijkt vooral die aan mijn vaders kant die ik mis. Niet alleen als we rond 1 november naar het kerkhof in Assebroek gaan, maar echt heel geregeld. Ergens een mix van schrijnend gemis, verdriet dat ik hem nooit in levenden lijve heb kunnen ontmoeten, liefdevolle heimwee en zoekend naar sporen, met daarbij een gevoel dat hij toch ook nu nog dicht bij me is…, zij het dan niet fysiek.
Onlangs kwam een bezoekster in de bib waar ik werk, mij een brief van 27 mei 1951 tonen. Correspondentie binnen haar familie van deze van Woumen afkomstig dame: hoe een zekere Leon, een oudere man, goed werd geholpen door een ‘masoeur’.
De merel zal verder fluiten, de bakker zal verder broodjes bakken
Een ziekenzuster dus, die oudere personen in revalidatie of mensen op hun sterfbed thuis verzorgde. In onze streek blijkbaar vaak religieuzen van de Zwarte Zusters uit Veurne. In de brief werd de vraag gesteld of het om dezelfde ‘masoeur’ ging als die van August Kempynck, toen die tien dagen daarvoor zijn laatste adem uitblies, nauwelijks 53 jaar.
Volgens zijn vrouw Eliane waren Augusts laatste woorden laconiek: “De merel zal verder fluiten, de bakker zal verder broodjes bakken.” RIP August, tot ooit!
Opinies
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier