Na de waterbom in onze provincie schrijft Karl een brief naar de brandweer: “Mijn respect voor jullie was al groot, maar groeide de voorbije dagen exponentieel”
Karl Vannieuwkerke schrijft elke week een brief. Naar aanleiding van de wateroverlast wil hij onze brandweer een hart onder de riem steken. Vele honderden helden zetten zich de voorbije dagen en nachten in om bewoners uit de nood te helpen. Reageren kan via karl@kw.be.
Beste brandweerman/vrouw,
Ik zou je het liefste aanspreken met de voornaam die bij je gezicht hoort. Ik zag je de voorbije dagen langs alle kanten passeren (lees: voorbijrazen), gedreven mensen die ernstig kijken. Af en toe een lach om de miserie te vergeten, maar zich op elk moment bewust van het belang en de hoogdringendheid van de situatie. En de toestand is precair. Op het moment dat ik dit schrijf worden vijfentwintig gezinnen in het Blankaartbekken vrijwillig geëvacueerd. Onder wie Guido en Trees. Guido is de conservator van het natuurgebied De Blankaart. Fijne mensen met een voorliefde voor het buitenleven. Maar nu bedreigd door wat ze het liefste zien. De natuur als onverbiddelijke tegenstander, water als een nauwelijks te bestrijden vijand.
Diksmuide lijkt terug gekatapulteerd in de geschiedenis. Een belegerde stad langs alle kanten bedreigd door een tegenstander die meter per meter terreinwinst boekt
Het is een gevecht met een tienkoppig monster. De meanderende IJzer kan de hoeveelheid regen niet langer verwerken. Al proberen duizenden brandweermensen, beroeps en vrijwilligers, de schade te beperken. Helden van de samenleving. Zandzakjes vullen, op een aanhangwagen gooien en in vliegende vaart en met loeiende sirenes richting Winterdijk. Pompgemalen improviseren, mensen geruststellen. Het takenpakket van de hulpverlener als vijfgangenmenu. Diksmuide lijkt momenteel terug gekatapulteerd in de geschiedenis. Een belegerde stad langs alle kanten bedreigd door een tegenstander die meter per meter terreinwinst boekt.
De voorbije maanden luisterden mijn 4-jarige zoon Jack en ik in de auto naar alle liedjes van Urbanus. De aarde is een grote bol met planten en met beestjes vol en ze draait al heel lang in het rond. En wat ik haast niet kan geloven, soms lopen we ondersteboven en toch blijven onze voeten op de grond. We zingen het luidkeels mee. Maar dan komt het. En al de wolkjes boven ons die lijken wel één grote spons, ze brengen ons het water van de zee. En als de aarde drinken wil, dan houdt de wind de wolkjes stil en dan valt al dat water naar beneeeee.
Het is een strofe die nu al twee dagen als een drilboor door mijn hoofd hamert. En als ik ze even heb losgelaten, is er nog altijd een vierjarige uk om me eraan te herinneren. Ik keek dinsdagnamiddag rond halfvier naar buiten en kon alleen maar denken dat iemand hierboven nu wel heel hard in die spons aan het knijpen was. Een waterbom werd boven de Westhoek gedropt. De druppels te veel. Riolen verslikten zich in de hoeveelheid water, straten stonden blank, kelders liepen vol.
En wie stond in de frontlinie? Juist, jullie. Brandweermannen en -vrouwen. Voorovergebogen met een geprononceerde bult op de rug. De bochel als metafoor van de noeste arbeid. Mijn respect voor brandweermensen en andere hulpverleners was al groot maar groeide de voorbije dagen exponentieel met elke extra regendruppel die over ons hoofd werd uitgekapt. Vermoeidheid wordt uitgesteld om het belang van de bevolking te dienen. Ik hoor geen gezaag of gezeur. Jullie drive getuigt van wonderbaarlijk optimisme of vooral van hoge nood. De natuur protesteert in de vorm van wateroverlast. De regen bepaalt het draaiboek. Overstromingen als objecten van meditatie. Veel lessen om te leren. En ondertussen voelen de zeearenden in De Blankaart zich niet langer in het ootje genomen. Het lijkt alsof er in Merkem op elk moment een orka kan aanspoelen. Laat ons vooral hopen van niet.
Met warme groet,
Karl kruipt in zijn pen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier