Leven tussen de deadlines: “Ik zie mijn meubels na mijn dood op het stort belanden… en dat is niet erg”

Meubels... het zijn vaak dragers van herinneringen. © Unsplash
Jan Devriese

Jan Devriese leeft tussen deadlines. De Brugse stukjesschrijver maakte 45 jaar geleden zijn allereerste artikel, toevallig (of niet?) voor deze krant. Na een lange omzwerving is de cirkel rond en de pen weer thuis. Elke twee weken zal Jan hier wat woorden in een meer dan aanvaardbare volgorde zetten. Hij wisselt af met Laura Schuyesmans, die leeft met een deadline.

De loodzware vierkante salontafel, pakweg een halve eeuw geleden op bestelling vervaardigd. De eettafel en vier stoelen, samen met de buffetkast ‘de uitzet’ van het pas getrouwde koppel, halverwege de jaren vijftig. De ietwat statige fauteuil met leren bekleding, afgezoomd met koperen klinknageltjes. Ik bekijk ze nog eens, één voor één, alvorens ik voor de laatste keer de deur van het appartement achter me dichttrek. Morgen komt een gespecialiseerd bedrijf alles weghalen. Geen van zijn kinderen kan ze gebruiken, geen van zijn kinderen kent iemand die ze kan gebruiken, geen van zijn kinderen vindt ze mooi. Hem waren ze dierbaar. Stille getuigen van goede tijden, met mensen die hij liefhad. Die mensen waren al lang dood. En dat is hij nu ook. Met hem zijn de herinneringen aan die tijden gestorven.

“Raar ook, hoe veelbelovende zomermaanden plots hun bedrieglijke vermomming afgooien en weken vol zorgen worden”

Ik kom thuis en bekijk de meubels in de woonkamer. Stuk voor stuk dragers van mijn herinneringen. Het ene moeizaam weggesleept uit een huizenhoog winkelrek in een Ikea, het andere ongetwijfeld te duur betaald in een speciaalzaak, een derde stuk op maat gemaakt voor genoeglijk vertier bij een goed glas. Ze zijn mij dierbaar. Ik sluit de ogen en zie ze na mijn dood op het stort belanden. Bericht aan mijn nageslacht: dat is niet erg. Doe maar. Het overkomt ons allemaal.

Bij mijn laatste bezoek aan het appartement heb ik nog een paar dingen gered uit de klauwen van de vergetelheid. Tweemaal twee manchetknopen, waarvan één setje zijn monogram draagt. Een kleermakersschaar die nog van zijn vader is geweest. Twee dunne mapjes die — zo ontdek ik wanneer ik ze in het appartement doorblader — dagboeknotities van moeder bevatten, over een gezinsvakantie in Spanje en een reis met een bevriend koppel naar Italië. Die aantekeningen leg ik opzij, voor later, wanneer de zomerhitte en de regens van het najaar achter ons liggen, en de donkere winterdagen ons al vroeg onder de leeslamp doen schuiven. Raar hoe zijn dood mij terugvoert naar haar dood, ruim vijfenveertig jaar geleden, en naar haar leven, haar gedachten, haar zorgen, haar hartslag.

Raar, ook, hoe veelbelovende zomermaanden plots hun bedrieglijke vermomming afgooien en weken vol zorgen worden, en vol ergernis over hoe zakelijk kil en kafkaiaans de wereld blijkt wanneer je af te rekenen krijgt met de bureaucratische naweeën van de dood. Misschien moeten de onderwijshervormers in Vlaanderen eens nadenken over een wekelijks uurtje administratieve zelfredzaamheid, in de derde graad. Zinvoller, denk ik, dan een uurtje Arabisch.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier