“Als je gestorven bent, moet je dan nog pipi doen?”
Onze zoon zet weer de toon aan tafel.
“Dat weet ik niet, ik denk het niet”, zeg ik nadenkend. Ik leun achterover in mijn stoel en kruis mijn armen. Ik wil er echt eens over nadenken, want zoveel sta ik nu ook niet stil bij ‘is er leven na de dood’ of beter ‘wat gebeurt er na de dood?’
“Nee, als je dood bent, dan moet je niets meer”, klinkt het resoluut bij mijn man.
“Maar mama, als je gestorven bent, waar woon je dan?”
“Dat weten wij ook niet. Wat er gebeurt als je overlijdt, weet eigenlijk niemand….”
“Niemand, mama?”
“Nee, niemand…”, zeg ik terwijl ik mijn boterham smeer.
Dagelijks worden we gebombardeerd met duizend en één vragen. Over de meest uiteenlopende onderwerpen.
“Bestaan Ninja’s echt?”
“Ben je een ster als je gestorven bent of leef je op een ster als je dood bent?”
“Hoe zeg je goede avond in het Frans?”
“Hoelang moet ik wachten voor ik papa kan worden?”
Onze zoon klaagt soms over hoofdpijn en eigenlijk verwondert mij dat niet. Wat uit zijn mondje komt, is waarschijnlijk een fractie van wat er allemaal omgaat in zijn hoofdje. Ik juich vragen stellen toe, maar uitdagend is het zeker en vast. De zoekresultaten op mijn telefoon vliegen alle kanten uit, maar al die vragen zorgt er ook voor dat ik zelf ook wat meer stil sta bij bepaalde zaken. Moet je nog pipi doen als je dood bent en woon je ergens als je gestorven bent of is er helemaal niets meer? Wie zal het zeggen…
Het is één van mijn favoriete kantjes aan kinderen: de eindeloze stroom aan vragen en verwonderingen. Ik weet niet altijd op alles het antwoord, maar ik luister (meestal) naar de kleine en grote vragen. Soms geef ik eerlijk antwoord of zoek ik het uit en soms zeg ‘vraag dat maar eens aan je papa…’