

Na bijna zeven jaar schrijf ik voor de allerlaatste keer een Ostendaise. Trouw tweewekelijks met uitzondering van een paar maanden zwangerschapsverlof verscheen deze column van mijn hand. In 1.542 tekens probeer ik te schrijven over Oostende, over wat ik zie, meemaak, wat me raakt in mijn leven hier, op de grens tussen land en zee.
Sommige dingen kwamen hier vaak terug. Mijn liefde voor de natuur, de zeewind, alles wat aanspoelt en weer verdwijnt. Verborgen verhalen. De weerbarstige aard van de Oostendenaars. De vaak fijne lijn die we allen bewandelen tussen houden van het feit dat Oostende een toeristische stad is en die drukte die we het liefste willen mijden. De rust die er heerst wanneer die toeristen weg zijn.
Mijn column maakte een pandemie mee, drie burgemeesters, twee jobwissels, een baby die nu al lang geen baby meer is maar wel een actieve, vrolijke en onbevreesde kleuter. Ondertussen bleef ik schrijven.
Het is tijd om deze kolom over te laten aan iemand anders
Het verhaal van Oostende is nooit helemaal verteld. Een afscheid van het schrijven is het dus niet. En een afscheid van de stad ook niet. Ik blijf schrijven, in mijn job bij De Grote Post, in mijn eigen verhalen, in nieuwe schriftjes en op oude laptops. Als Letterist werk ik aan een verhaal over Lucy, de walvis die op het strand van Raversijde aanspoelde in 1997.
Maar nu is het wel tijd om mijn vaste kolom over te laten aan iemand nieuws. Andere inzichten, iemand met een nieuwe liefde voor de stad en het schrijven.
Geen afscheid dus, maar wel een ‘toetenoaste ki’, lezer!
Opinies
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier