Lien Vansteenbrugge vertelt over haar leven in Tielt.
Zondag kon Tielt opnieuw genieten van de traditionele retrokoers. De organisatoren lijken een abonnement te hebben op schitterend nazomerweer waar ook de rest van Vlaanderen de vruchten van plukt.
Zelf trok ik een dagje naar Gent om te slenteren, mensen te kijken en vooralsnog tevergeefs te wachten op vallende bladeren en verkleumde vingers rond warme chocomelkmokken. De klokken van Sint-Jacob overstemden het gekeuvel op terrassen, elf procent Gentenaren stemden voor een betaalbare woningmarkt, toeristen troepten samen op de meest Instagramwaardige plekjes. Ik liet de luide stad achter me en trok naar de Bourgoyen om er met een vriend in stilte te wandelen en me af te vragen of de vogels niet te veel in de war raken van het op hol geslagen oktoberweer.
“Dat ik altijd welgekomen ben, zei Irene”
Na de wandeling trok ik me terug in de keuken om wat dagelijkse kost bij elkaar te koken. Ik miste een wortel en een blikopener. Enkele huizen verderop had ik een open deur gespot, een bejaarde vrouw zat tv te kijken in een piepkleine woonkamer. Ik ging erheen. Irene heet ze, 96 jaar, een koelkast behangen met klein- en achterkleinkinderen. Irene was blij me te kunnen helpen en een praatje te slaan. Dat ik altijd mocht langskomen als ik iets nodig had. De maaltijd smaakte wonderwel en ik voelde me gelukkig, terwijl het buiten donker werd.
En ondertussen blijft Tielt digitaal roepen over fietsstraten en verkeersborden. En in Israël en Gaza bulderen bommen. En in Gent blijft Irene buren helpen.
Opinies
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier