Lien Vansteenbrugge vertelt over haar leven in Tielt.
Laatst vierde ik de veertigste verjaardag van een teerbeminde vriendin. Ze is daarmee de eerste in mijn vriendenkring uit het legendarische jaar 1984. Ja, legendarisch, want terwijl wij voor het eerst naar adem hapten, werd Marvin Gay doodgeschoten door zijn eigen vader, kwam de eerste Apple-computer op de markt en vonden de Amerikanen dat acteur Ronald Reagan nog vier jaar president mocht spelen.
Ze had geen zin in veel toeters en bellen, maar zag dé dag met lede ogen tegemoet. Weg jeugd, welkom rimpels en kwaaltjes. Om haar op te vrolijken voorzag ik een paar weloverwogen presentjes. Het pièce de resistance: een lepelplant. Niet spectaculair, denkt u nu. Toch wel, want voor mijn derde voordeur gaf ze me exact zo’n plant cadeau. Op de een of andere manier wist ik ze in leven te houden en enkele jaren geleden nam ik enkele stekjes, waarvan eentje uitbloeide tot een schitterende zusterplant, die nu in haar living staat te blinken. Ah, wat hou ik toch van dat soort symbolische meligheid.
“Weg jeugd, welkom rimpels”
Daarnaast gaf ik haar ook een felblauwe plastic minirok cadeau. Beetje marginaal, denkt u nu. Misschien. In onze studentenjaren trokken we plichtsgetrouw elke donderdag naar het donkerste en vuilste danscafé om er de hele nacht jong, mooi, slank en onoverwinnelijk te zijn. Kortgerokt, hoge hakken en zwart aangezette ogen. “Laten we dat nog eens doen”, stelde ze al flink opgebeurd voor. “Ons belachelijk jong kleden, de stad onveilig maken en ons van niets en niemand iets aantrekken.”
Of we het ook effectief aandurven, zal nog blijken.
Opinies
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier