Bellen blazen
Schrijfster Ann De Craemer blijft thuis tijdens de zomermaanden. Elke week deelt ze met u een zomerse bedenking, een uitstap of het verhaal van haar week.
In mijn hoofd is het dorp verbonden met het kind: het kleine proberen, het eerste geluk. De stad daarentegen is een plek vervlochten met volwassenen: grootse gebaren, de eerste ontgoocheling. Tijdens een omzwerving in Gent werd ik onlangs teruggeworpen naar mijn kindertijd, naar de eerste pogingen om zeepbellen te blazen. Ik rook meteen het detergent weer dat door geklungel met het plastic potje in mijn kleren was getrokken.
De reden voor mijn herinnering was een man op een plein die moeiteloos tientallen bellen tezelfdertijd wist te toveren. In zijn handen hield hij twee stokken met daartussen een touw. Eén zwaai met de glibberige lus was voldoende om een hele vlucht schuim door de lucht te trekken. Kinderen schoten gillend heen en weer om de bellen te pakken, vaak met spetterend gevolg.
Mooi waren de overlevenden: zeepbellen die geluidloos konden ontsnappen om dan ergens boven het hoofd van een nietsvermoedende passant uiteen te spatten. Het had de aanblik van een stripverhaal – wandelende figuren waarboven glimmende gedachten zweefden die plots, pèts!, magisch in de lucht verdwenen.
Het tafereel in Gent had de aanblik van een stripverhaal
Vorige week stierf Jean-Jacques Sempé, wereldvermaard tekenaar en man van wie de cartoons keer op keer mijn hart verwarmen. Geboren vlakbij Bordeaux, in Pessac – waar ik ooit bijna uit een tent werd gebliksemd –, belandde hij uiteindelijk in Parijs. Van dorp naar stad dus maar zonder ooit het kind in zichzelf te vergeten. Integendeel: Sempés tekeningen baadden altijd in een sfeer van komische verwondering. Als luchtbellen vol mededogen.
In één zo’n tekening omarmt de stad het dorp; de volwassene het kind. Op een statig terras heft een vader zijn dochter omhoog om naar de maan te kijken. Dit in de naïeve veronderstelling dat die ene meter dichterbij het verschil zal maken. Maar toch: de vader lacht en het meisje lacht, en wij als kijker lachen mee. Al een week lang probeer ik weer bellen te blazen, in de kilte van de nacht. En ik zie hoe ze zich, pèts!, prikken aan de maan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier