West-Vlaamse seriemoordenaars (2) : Hoe een rotverwende wannabe-Elvis de ‘schrik van Elverdinge’ werd
De Krant van West-Vlaanderen lezen kan ernstige gevolgen hebben. Dat ondervonden alvast twee van de vijf slachtoffers van seriemoordenaar Daniël Scholeer (56). In maart 1983 schoot de toen 17-jarige Scholeer zijn moeder Antoinette Barbez (52) en zijn oom Albert Druelle (62) dood terwijl ze in ‘Het Wekelijks Nieuws’ bladerden. Ook zijn vader, tante en grootmoeder jaagde hij de dood in. “Vervelende mensen, die altijd maar aandrongen dat ik moest gaan werken”, vond de piepjonge moordenaar. Bekijk de volledige reeks hier.
Elverdinge, een dorp waar de kerk nog altijd in het midden staat, is in rep en roer. De verslaggever van Het Wekelijks Nieuws kon in 1983 amper geloven dat één van de ergste familiedrama’s ooit zich net in zijn dorp had afgespeeld. Zelfs nu nog, 38 jaar later, krijg je koude rillingen bij het verhaal van Daniël Scholeer. Niet verwonderlijk dus dat de ondertussen 56-jarige Scholeer nog altijd achter slot en grendel zit en daarmee één van de langst opgesloten gedetineerden in ons land is. De man, die nooit spijt betuigd heeft en ondertussen geïnterneerd is, komt wellicht nooit meer vrij.
Twee dagen na Pasen 1983 is het de Elverdingse pastoor Jozef Mullie die alarm slaat. Eerwaarde Mullie was de week daarvoor op dinsdag naar de tweewoonst van de families Scholeer-Barbez geweest, maar vond er niemand thuis. Aan de ene kant woonden Gerard Scholeer (56), zijn vrouw Antoinette Barbez (52) en hun zoon Daniël (17). Ook Antoinettes moeder Jeanette Lacante (79) woonde bij hen in. Aan de andere kant woonde Antoinettes zus Gabriëlle (53) met haar man Albert Druelle (62).
Pastoor Mullie kwam Gabriëlle, die zwaar ziek was, en haar moeder Jeanette geregeld de communie brengen. Maar ook op Witte Donderdag en Goede Vrijdag deden ze de deur niet open. Nochtans waren ze anders altijd thuis, de familie stond niet bekend als grote uitgaanders. Ook bij de firma Cardoen in Geluveld, waar Gerard Scholeer werkt, vinden ze het raar dat hij niet opdaagt. Commissaris Georges Aeck besluit een kijkje te gaan nemen, maar ook hij raakt het huis niet binnen.
Koude bak
Een dag later heeft hij wel prijs. Samen met een collega ziet commissaris Aeck hoe de wagen van Eugène Casteur voor de deur staat. Casteur is de uitbater van café Esplanade in Ieper en – handig voor een cafébaas – ook taxichauffeur. De man vertelt dat hij Daniël Scholeer net een lift heeft gegeven en dat hij dus zeker thuis is. Maar voor de politie doet Scholeer niet open. Wanneer de politiemannen plots een schim zien weglopen, zetten ze de achtervolging in.
Achter een houtstapel vinden ze de 17-jarige zoon des huizes. “Hoeveel gaat mij dat hier kosten?”, vraagt die. Op de vraag waar zijn vader en moeder zijn, antwoordt hij ijskoud: “Ik heb iedereen gedood. Kom, ik zal het u tonen.” In de waterput liggen de lijken van zijn moeder, zijn tante en zijn oom. Op de binnenkoer, bedekt met wat aarde, liggen de lichamen van zijn vader en grootmoeder. Scholeer vertelt het aan de verbouwereerde agenten alsof het een fait divers is. Elf dagen al leefde hij in het huis, tussen de lijken van zijn familieleden.
Ook tijdens zijn eerste ondervraging heeft de nog minderjarige Scholeer niet de minste moeite om de vijf moorden van naaldje tot draadje uit de doeken te doen. “Weken voor de feiten kocht ik een long rifle, kaliber .22, met een geluidsdemper en munitie bij wapenhandelaar Deconinck in Waasten. Toen ik het wapen tevoorschijn haalde, zei mijn metje Jeanette nog oei, oei, als je vader dat ziet, het zal wel zijn. Ik heb meteen drie keer op haar geschoten. Daarna trok ik naar het huis van mijn oom. Hij zat aan de tafel Het Wekelijks Nieuws te lezen. Mijn moeder stond recht in de hoek en had een bijlage van de krant vast. Ik heb ze allebei neergeschoten en mijn tante ook. Toen ik terugkeerde naar mijn kamer om mijn wapen te herladen, smeekte mijn grootmoeder om haar op een stoel te helpen. Ik heb toen nog twee keer op haar geschoten”, klinkt het ijskoud. Scholeer drinkt een tas koffie en sleept de lichamen naar buiten. Hij schrobt het bloed van de vloer, drinkt een fles wijn en geeft over. Van de drank, niet van de emotie.
500 batterijen
Om 18.30 uur parkeert zijn vader de auto in de garage en komt het huis binnen. “Kijk eerst eens hier”, roept Daniël Scholeer, waarop hij meteen zijn long rifle leegschiet op zijn nietsvermoedende vader. De man sterft niet meteen, waarop Daniël eerst de loop van zijn geweer kapot klopt op het hoofd van zijn vader en daarna blijft slaan met de kolf. “Om 19.30 uur ben ik in bed gekropen. Ik was moe.”
In de dagen nadien verbrast hij het spaargeld dat hij in de slaapkamer van zijn oom en tante vond – een half miljoen Belgische frank – in café Esplanade en bij wapenhandelaar Deconinck, waar hij een nieuwe long rifle, een alarmpistool en hopen munitie koopt. In een electrowinkel koopt hij ook vijfhonderd batterijen. Aan de speurders verklaart hij dat hij daarmee een supergesofisticeerd wapen wil bouwen waarmee hij makkelijker kan moorden.
Na de bekentenissen van Scholeer neemt de politie nog een kijkje in de tweewoonst. Alles ligt er netjes bij, alleen de kippen hebben honger. In de slaapkamer van de jonge moordenaar vinden ze geschriften van ettelijke bladzijden lang waarin Daniël Scholeer – die zichzelf Dablue noemt – een utopische wereld schetst waarin hij met zijn Dablue Racing Team de wereld beheerst. In D. R. T. City mogen 1.000 mensen wonen, de vrouwen leven in kooien en worden er alleen uitgehaald om plezier mee te maken. De rest van de wereldbevolking moet eraan. Eerst zijn familie, dan gans Elverdinge, gevolgd door de Westhoek, West-Vlaanderen, België en daarna de kommunisten en islamisten.
In Elverdinge moeten zeker de bakker, de slager en de kapper dood want die laatste heeft “een mooie hoorn die ik gaarne in mijn bezit zou hebben”, schrijft Scholeer. Wanneer de dodenlijst van Scholeer uitlekt in de kranten, slaat het hele dorp in paniek. Iedereen wil weten of hij of zij op de lijst staat. Naast de blinde moordlust van Scholeer blijkt uit de geschriften ook dat hij een onmetelijke adoratie heeft voor Elvis Presley, Ronald Reagan, de paus en de nazi’s. “Als ik ooit vrijkom, zal ik nog gevaarlijker zijn dan Hitler”, schrijft hij.
Op mijn kap
De jeugdrechter had Daniël Scholeer uit handen gegeven en de psychiaters twijfelden niet aan zijn toerekeningsvatbaarheid, dus start in december 1985 het assisenproces onder grote belangstelling. De helft van Elverdinge komt met knikkende knieën getuigen, de andere helft zit in de zaal. Na een vals bomalarm op de eerste procesdag staan de zenuwen helemaal gespannen. Zeven uur lang legt voorzitter Paul De Corte uit Gullegem de jonge beschuldigde het vuur aan de schenen, maar opnieuw toont Daniël Scholeer geen enkele emotie.
“Metje Jeanette was samen met mijn vader de beste persoon die ik kende, maar ze kon nogal vervelend doen toen ze altijd maar sprak over studeren of werken. Voor mijn moeder had ik geen respect. Een vervelend persoon die altijd op mijn kap zat. Mijn oom haatte ik. Onmogelijke mens, veel te streng. En mijn tante, die veinsde dat ze ziek was, maar ze kon ook nogal zagen”, verklaarde hij.
Op het proces schetsten oud-klasgenoten en leraren een beeld van Daniël Scholeer als rotverwend moederskindje. “Hij mocht niet naar school komen als het regende, want zijn moeder was bang dat hij nat zou worden. Hij keek altijd televisie thuis en werkte nooit voor school. Toen ik zijn ouders voorstelde om de televisie op zolder te zetten, antwoordden ze dat ze de televisie net voor Daniël hadden gekocht en dat hij wellicht met zijn vuisten zou antwoorden”, vertelde zijn klastitularis.
“Hij wou rallypiloot worden en rockzanger, maar klaagde dat zijn ouders nooit met geld over de brug kwamen”, zei een klasgenoot. Nochtans had vader Gerard Scholeer zijn zoon beloofd om voor zijn achttiende verjaardag een tweedehands rallywagen te kopen. Op één voorwaarde: dat hij zich zou inschrijven bij de RVA. Daniël stemde daarin toe, al was dat met veel tegenzin. De afspraak met de maatschappelijk assistente van de RVA lag al vast: op 25 maart 1983, de dag van de vijfvoudige moord.
Gevoelens uitschakelen
De advocaten van Daniël Scholeer, meesters Paul De Vloo en Hendrik Camerlynck, probeerden de jury ervan te overtuigen dat al die verwennerij hun cliënt geen goed had gedaan. “Dit is het proces van een grote moderne ziekte. Verwenning is giftig en verslavend”, pleitte advocaat De Vloo. “Het is wraakroepend dat een minderjarige in ons land zo makkelijk een dodelijk wapen kan kopen”, voegde zijn confrater Camerlynck daaraan toe. De twee raadslieden konden echter niet op tegen het verbaal geweld van openbaar aanklager Jean-Luc Cottyn. “De beul van Elverdinge, het monstertje zonder waarde, de gezinstiran, de beroepsdoder, de Engel des Doods en een sadistische puber”, brieste hij, alsof de jury nog niet overtuigd was.
Daniël Scholeer zelf zag het emotieloos aan en deed er ook weinig aan om aan om de maximumstraf te ontsnappen. “Spijt? Ik kan geen spijt hebben voor mensen die ik niet meer moest hebben. Zij behoren tot het verleden. Of het raar deed om het lichaam van mijn dode moeder te verslepen? Op zulke momenten dient men zijn gevoelens eventjes uit te schakelen”, bracht hij uit.
Na een bijzonder kort beraad kwam de jury met het weinig verrassende resultaat: levenslange dwangarbeid. Sinds 1995, na tien jaar zitten, vroeg Daniël Scholeer geregeld vruchteloos om vervroegde vrijlating. In 2008 werd hij geïnterneerd, omdat men hem niet meer toerekeningsvatbaar achtte. De kans dat Daniël Scholeer ooit nog vrijkomt, is vrijwel onbestaande.
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier