Zeshonderd liedjes heeft Will Tura op zijn repertoire staan, duizenden optredens op zijn palmares, straks is er de film over zijn carrière én een tweede boek. Wat zou hij tijd gehad hebben om veel feest te vieren? “Ik heb altijd van het leven gehouden, en leven is muziek voor mij.” Dus als Tura zegt dat muziek een feest is voor hem, dan moet je dat wel geloven.
Arthur Blanckaert werd in de wieg gelegd om zanger en componist te worden. Al op zijn twaalfde ervaarde hij op het podium van de jaarlijkse revue in Veurne wat hij voor zichzelf een feestelijk gevoel noemt: een liedje zingen en zijn publiek meenemen in de sfeer die dat teweegbrengt. “Mijn enthousiasme werd nog aangezwengeld door mijn muziekleraar destijds, Harry Cogge, die me accordeon leerde spelen. Maar de tijden veranderden en ik koos na een tijdje de gitaar om mezelf te begeleiden tijdens optredens. En daarna leerde ik ook nog piano, wat me dan weer hielp om zelf melodieën te bedenken en uit te werken.”
“Het is belangrijk om te proberen jong van geest te blijven”
Niks kan hem zo boeien als muziek, vertelt hij. “Ik kan niets behalve muziek maken. Als ik ‘s nachts wakker word, ligt dat aan de muziek. Een flard waaraan ik begonnen ben en die verder groeit in mijn hoofd. En dan moet ik uit bed om dat op te schrijven. Ik vind het soms erg voor Jenny, om met een man als ik getrouwd te zijn. Maar dan zegt ze dat ik mijn ding maar moet doen, dat ik nu wel niet meer zal veranderen…”
Maar als feesten dan toch echt feesten moet zijn?
“Ik kan echt wel van een feest genieten, als het op een goeie manier kan gebeuren. Ik moet me er thuis voelen. Ik word in elk geval niet graag zomaar een feest in gezwierd. Groot feestgedruis is aan mij niet besteed. Ik moet voelen dat het goed zit, meer niet. En dan kan ik een feest ten volle appreciëren.”
“Het ergste wat me nog kan overkomen, is dat ik mijn stem kwijt zou raken”
“Ik heb altijd van het leven gehouden, zie mijn vrienden graag, en ik kan heus ook wel eens uit de bol gaan. Maar als er te werken viel, stond ik er altijd. ‘t Is te zeggen, ik heb muziek maken nooit als werken beschouwd. Ik mag er tot op vandaag mee bezig zijn, elke dag… Ja, ik ben een gelukkig man. Muziek is feest voor mij, zelfs muziek met een droeve melodie.”
Welke muziek wil je horen op een feest?
“Ambiancemuziek natuurlijk! Ja, toch wel. Maar geen lalaboemboem of polonaises. Waar ik niks op tegen heb, maar het werkt averechts op mijn feestgevoel.” (lacht)
“Ach feesten… Weet je, daar heb ik eigenlijk weinig tijd voor gehad. Ik heb duizenden optredens gedaan. Op een podium staan terwijl de mensen Mooi, ‘t leven is mooi met je meezingen: ik kan me geen mooier feest bedenken. Naast het podium had ik eigenlijk maar weinig behoefte meer aan feesten. Vieren heb ik altijd gedaan met mijn publiek tenslotte: een trouw publiek, dat er altijd weer stond en meedeed.”
Heb je die levenslange carrière aan dat trouwe publiek te danken?
“Deels wel. Maar ook aan het feit dat ik naast zanger ook altijd al componist ben geweest, denk ik. Ik zocht mijn weg in alle stijlen: populair, gospel, country, jazz… Als het maar muziek is. Dat zat er altijd al in. Mijn moeder vertelde zo vaak dat van zodra ik als kind muziek hoorde, ik begon te dirigeren.”
Je maakte zelf ook nummers die niet misstonden op de playlist van een ambiancefeest…
“Moa ven toh!“
Om er eentje te noemen inderdaad. Folietjes? Of noodzaak?
“Die nummers ontstonden bij toeval. In een telefoongesprek met mijn moeder, in het kantoor van mijn producer Jean Kluger, liet ik de zin moa ven toh vallen. Jean vroeg me nadien wat voor rare zin dat was. (lacht) Gewoon, een West-Vlaams zinnetje. Het klinkt als rap, vond hij. Even later was het nummer er, en het sloeg nog aan ook.”
“Kijk, de mogelijkheden in de muziekwereld zijn enorm en tegelijk zelden in te schatten. Toen Slons me onlangs vroeg of ze een eigen versie mocht maken van Hoop doet leven vond ik dat eerst een vreemde vraag. Haar manager had het haar voorgesteld, en zij voelde het nummer ook echt, zei ze. Haar versie is inderdaad goed geworden, ik zing er overigens een tweede stem op. Het is weer eens iets anders, en dat vind ik leuk. Bovendien vind ik het prettig dat mijn muziek door jongere mensen wordt opgepikt. Het is belangrijk om te proberen jong van geest te blijven.”
In interviews benadruk je vaak het belang van je ouders die je als kind al steunden in je muziekdroom. Koester je herinneringen aan feesten bij hen in Veurne destijds?
“Ik ging toen heel graag naar de kermis! De autoscooters, rock-‘n-roll die uit de boxen knalde… Ik zat in zo’n scooter toen ik voor het eerst Jailhouse Rock hoorde. Ik ben uit die scooter gesprongen en recht naar de uitbater gelopen om te weten wie dat zong. Elvis Presley! Wat een openbaring! Ik vergeet dat moment nooit. Dát noem ik dan feest!”
“Maar familiefeestjes, ja… Dat viel gewoon zelden voor. Kerstmis en Nieuwjaar, dat wel. We waren een mooie familie, we zagen elkaar graag, maar er was geen budget voor feest. We hebben het over de jaren na de Tweede Wereldoorlog, de mensen hadden toen wel iets anders aan hun hoofd.”
“Maar op de kermis, den eersten voe binn’n te goan! Ja, ik was er graag bij om plezier te maken.”
Je was ook een knappe jongeman. Succes bij de meisjes?
“Ik mag niet klagen. (lacht) Het was een mooie tijd.”
Was je een ijdeltuit?
“Een beetje misschien. Mijn moeder zei me wel eens ‘zie mo nie te preus‘. (lacht) Maar of ik echt ijdel was? Ik wilde het vooral góéd doen, zie je. Succes is niet evident, en het hele plaatje moet kloppen. Ik wilde goeie muziek maken maar ook dat ik er goed voorkwam. Een goed pak, mijn haar moest goed zitten. Als dat dan preus zijn is, ja dan was ik allicht preus. Ik vind vooral dat dat bij het vak hoort.”
Maar toen ontmoette je Jenny, jullie kregen een relatie maar moesten die twee jaar lang geheimhouden. Hoe voelde dat?
“Ik vond dat moeilijk. Afspraakjes werden altijd door anderen geregeld. Dan zorgde mijn broer Staf dat Jenny ergens heen werd gebracht en moest ik er langs een andere weg heen.”
Was die geheimhouding zo belangrijk?
“Dat vonden de bazen toen wel, ja. Ik was jong, had wat bijval bij de meisjes en dat publiek wilden ze niet bruuskeren. Ik weet niet in hoeverre dat echt nodig was, maar zo kan je natuurlijk altijd alles in vraag stellen. We zijn uiteindelijk toch getrouwd, dat maakte even wat ophef, maar we hebben ons leven voortgezet met een goed gevoel en dat is wat telt.”
Hoe ging jullie trouwfeest eraan toe?
“Ik vond het vooral belangrijk dat we op een exclusieve plaats zouden trouwen: goeie vrienden van me woonden toen in het Goudkasteeltje, bij Brussel, en daar mochten we ons feest organiseren. Weg van de media, dachten we, maar er geraakten toch enkele journalisten binnen. Diezelfde avond zijn we naar Parijs en daarna naar Sri Lanka vertrokken op huwelijksreis. En dat was het. We hadden het zo gepland en hebben het zo gedaan.”
En tot op vandaag praat je bijzonder liefdevol over Jenny.
“Ze is de vrouw van mijn leven. Het gaat goed tussen ons. De manier waarop ze mij mijn carrière heeft laten uitbouwen en er altijd voor me was: heel bewust op de achtergrond, ze hield de kinderen uit de media. Ze voelde perfect aan welke rol ze kon spelen in mijn spielerei. Jenny is cool. (lacht) Het is maar showbizz tenslotte, daar waren we ons allebei altijd heel goed van bewust.”
De laatste jaren nam je wat gas terug, je trad minder op. Wat brengt de toekomst?
“Nu komt eerst de film uit, Will Tura, Hoop doet leven, waarin een deel van mijn carrière aan bod komt, en dat is leuk voor de mensen die me altijd gevolgd hebben. Ik heb het voorbije jaar ook heel graag meegeschreven aan de muziek voor de musical 40-45, die vanaf oktober te zien is. En dan? Ik denk een beetje in de richting van wat Tony Bennett op zijn leeftijd nog doet… Mijn stem is nog goed in vorm, dus wie weet. Of het weer kriebelt? Een beetje. (lacht) Maar alles op zijn tijd.”
“Ik kijk tevreden naar wat ik heb bereikt. Maar waar ik nog het meest trots op ben, is dat ik al die jaren met dezelfde mensen heb gewerkt. De warmte tussen hen was enorm en dat vind ik al bij al onze grootste verdienste. Het was ook die hechte groep die me toeliet om mijn keuze voor kwaliteit vol te houden. Ik ben begonnen met enkel een gitaar, later stond ik met een paar muzikanten op het podium en uiteindelijk met een heus orkest achter me! Ieder moet zijn eigen keuze maken, maar aan optredens met een tape wilden we nooit toegeven. We wilden professioneel zijn. Daar ben ik trots op.”
Op zijn 78ste heeft een mens al wat jubilea en herdenkingen de revue zien passeren. Kijk je vaak terug op wat geweest is of toch liever vooral naar wat nog kan komen?
“Hoe je het ook draait of keert, je draagt je verleden met je mee. Dat kan ik niet van me afschudden. Het was mooi, soms moeilijk. Want nu lijkt mijn leven soms een droom, maar er waren jaren waarin ik veel minder aan de bak kwam. Ik bleef zoeken naar manieren om terug te komen – neen, stoppen heb ik nooit overwogen -, maar ik heb wel degelijk wakker gelegen van de vraag of het publiek zou blijven komen.”
In de media word je op vandaag ‘een icoon’ en ‘oude rot’ genoemd? Wat doet dat je?
“Dat is leuk.”
Vind je oud worden moeilijk?
“Ik vind het verrassend dat ik al zo oud mocht worden. (lacht) En gezond bleef. Het ergste wat me nu nog kan overkomen is dat ik mijn stem kwijtraak. Niet meer kunnen zingen, zou zeer confronterend zijn.”
Een van jouw idolen, Aretha Franklin, overleed onlangs.
(zucht diep) “Ik heb Jenny een briefje gegeven, met het nummer dat op mijn begrafenis gespeeld moet worden, een nummer van Aretha Franklin. Ze was mijn favoriete. Zoek haar versie van Nessum Dormamaar eens op. Daar krijg je kippenvel van. Zoek dat op en denk dan eens aan mij, je zal het een mooi cadeau vinden.”
Alles voor de fans? h2>
Fanbals? Fanreizen? Will Tura kijkt verschrikt. “Ik heb altijd veel respect gehad voor mijn fans. Ik maakte graag tijd voor hen na een optreden. Maar fanbals hebben wij nooit georganiseerd, daar voelde ik me niet goed bij.” p>
Nooit opdringerige fans gekend? “Er waren zotte momenten zoals tijdens mijn optredens in Vorst Nationaal. Maar dat viel allemaal wel mee. Nee, ik heb een mooi publiek vind ik, tot op vandaag.” p>
Will Tura, Hoop doet leven
In aanwezigheid van tal van (inter)nationale gasten die met Will samenwerkten, vindt de wereldpremière van de docufilm Will Tura, Hoop doet leven plaats op zaterdag 8 september in de Kursaal Oostende, een plek waar Will regelmatig heeft opgetreden. Daarna is de film te zien in de bioscoopzalen.
Wat de zanger die zijn leven lang interviews tot een minimum beperkte en over zijn privéleven de lippen nog meer op elkaar hield, overhaalde om alsnog een film over zijn leven en werk te maken?
“Jean Kluger kwam een tijd terug aanzetten met het idee. Ik heb op mijn 20ste een rol gespeeld in de film De lange nacht van Marnix Gijsen. Ik nam dat heel ernstig, volgde lessen bij een dramaturg, schaafde aan mijn uitspraak… Maar die film is er uiteindelijk om financiële redenen niet gekomen. Tot daar dus mijn carrière als acteur, tot mijn spijt overigens. Maar Jean zou dus alsnog een film maken, over mij, zei hij. Hij had intussen inderdaad veel filmmateriaal over mij liggen, en vroeg Dominique Deruddere om dat materiaal samen te brengen in een docufilm. Wat kon ik daartegen inbrengen? Dominique is een vakman, hij heeft dat heel mooi gedaan. En ik moet toegeven: het resultaat deed me iets. Ik ben er blij mee.”
Een tweede boek komt er ook aan – nadat dochter Sandy eerder een biografie over hem schreef -, waarin producer Jean Kluger en zijn medewerkster hun visie op Tura meegeven, met een overzicht van de mooiste platenhoezen.
Wie is Will Tura? h2>
Zanger, muzikant en componist Will Tura werd geboren als Arthur Blanckaert in Veurne in 1940. p>
In 1957 tekende Tura een platencontract met de grootste Belgische uitgever van dat ogenblik, Jacques Kluger, wiens zoon Jean 50 jaar lang zijn producer en uitgever is geweest. Will had tal van hits en schreef ook liedjes voor andere zangers. In 1984 nam hij een tributealbum aan een van zijn idolen, Elvis Presley, op in Nashville. p>
In 2007 vierde hij zijn 50-jarige carrière met twee symfonische concerten met het Vlaams Radio Orkest in Vorst Nationaal. p>
Hij trouwde in 1973 met Jenny Swinnen. Zij hebben een zoon David, piloot bij Brussels Airlines, en een dochter Sandy, die zowel professioneel als privé een duo vormt met programmamaker Luc Alloo. p>
“Showbizz heeft me nooit verblind”
“Ik ben een familiemens: broers, zus, onze kinderen… We kennen elkaar. Maar we zijn niet gespaard gebleven. Mijn zus Jacqueline verloor twee zonen, mijn broers overleden… Het leven is niet altijd fantastisch, daar was ik zelfs als kind al van doordrongen. Mijn vader werkte hard als grensarbeider, er waren vijf kinderen, soms werd hij niet op tijd betaald… We hielden ons sterk, maar het was niet altijd gemakkelijk. Die ernst heb ik meegenomen in mijn eigen leven en in mijn carrière. De showbizzwereld heeft me nooit verblind. Wat ik heb bereikt, heb ik te danken aan hard werken en volhouden. En mijn moeder motiveerde me daarin. Hoe ouder ik word, hoe meer het tot me doordringt dat ik doe wat zij altijd zelf gewild had: ze had een prachtige stem, ze had zelf graag op een podium gestaan. Maar dat kon niet in die tijd, daarom wilde ze absoluut dat ik het haalde.”
Alles voor de fans? h2>
Fanbals? Fanreizen? Will Tura kijkt verschrikt. “Ik heb altijd veel respect gehad voor mijn fans. Ik maakte graag tijd voor hen na een optreden. Maar fanbals hebben wij nooit georganiseerd, daar voelde ik me niet goed bij.” p>
Nooit opdringerige fans gekend? “Er waren zotte momenten zoals tijdens mijn optredens in Vorst Nationaal. Maar dat viel allemaal wel mee. Nee, ik heb een mooi publiek vind ik, tot op vandaag.” p>
Will Tura, Hoop doet leven
In aanwezigheid van tal van (inter)nationale gasten die met Will samenwerkten, vindt de wereldpremière van de docufilm Will Tura, Hoop doet leven plaats op zaterdag 8 september in de Kursaal Oostende, een plek waar Will regelmatig heeft opgetreden. Daarna is de film te zien in de bioscoopzalen.
Wat de zanger die zijn leven lang interviews tot een minimum beperkte en over zijn privéleven de lippen nog meer op elkaar hield, overhaalde om alsnog een film over zijn leven en werk te maken?
“Jean Kluger kwam een tijd terug aanzetten met het idee. Ik heb op mijn 20ste een rol gespeeld in de film De lange nacht van Marnix Gijsen. Ik nam dat heel ernstig, volgde lessen bij een dramaturg, schaafde aan mijn uitspraak… Maar die film is er uiteindelijk om financiële redenen niet gekomen. Tot daar dus mijn carrière als acteur, tot mijn spijt overigens. Maar Jean zou dus alsnog een film maken, over mij, zei hij. Hij had intussen inderdaad veel filmmateriaal over mij liggen, en vroeg Dominique Deruddere om dat materiaal samen te brengen in een docufilm. Wat kon ik daartegen inbrengen? Dominique is een vakman, hij heeft dat heel mooi gedaan. En ik moet toegeven: het resultaat deed me iets. Ik ben er blij mee.”
Een tweede boek komt er ook aan – nadat dochter Sandy eerder een biografie over hem schreef -, waarin producer Jean Kluger en zijn medewerkster hun visie op Tura meegeven, met een overzicht van de mooiste platenhoezen.
Het feestgevoel van...
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier