Voor VRT-journaliste Caroline Van den Berghe is De Panne puur jeugdsentiment. Hier komt ze graag tot zichzelf, in de warmte van haar familie, even ver weg van de misdaadwereld waar ze tijdens de rest van het jaar verslag over uitbrengt. Een wereld waar ze met beide voeten in staat, omdat ze dat zelf wil, maar die haar tegelijk van langsom kwader maakt.
Over de plaats van afspraak aan zee kan geen twijfel bestaan voor Caroline Van den Berghe: De Panne it is. Andere badsteden zeggen haar niks. Als het even kan tijdens vakanties komt ze naar De Panne, en dat heeft alles te maken met de jeugd die ze er beleefde: “Ik heb hier gewoond tot mijn 18de en herinner het mij als een zalige tijd. Het lijkt alsof het altijd vakantie was; daar zal de nabijheid van de zee wel voor iets tussen zitten. Ik kan mijn jeugd alleen maar verbinden aan gevoelens van zorgeloosheid, vrijheid en openheid.”
Het strand bood alles wat een kind zich kan wensen; Caroline speelde er met vriendinnetjes, ze denkt met plezier terug aan de schelpen die ze samen beschilderden en te koop aanboden, de kinderen van toeristen die ze er ontmoetten, later lagen ze er te zonnen en te niksen en te tetteren over van alles, maakten afspraakjes met eerste liefjes… Toch moesten zij en haar zus ook dikwijls een handje toesteken in de kruidenierszaak die hun ouders er uitbaatten, zeker tijdens vakanties, “al was ik ook altijd de eerste om er, van zodra het even iets rustiger werd, vanonder te muizen en naar zee te vluchten”, lacht ze. Ze was nergens zo graag als op het strand, met haar voeten in het zand. “Hier terugkeren is dan ook altijd thuiskomen. De Panne is puur jeugdsentiment.”
Begin juli kwam ze er een weekje op adem, samen met zoontje Mats. “We logeren bij mijn zus Ann en haar gezin in Veurne. Mats kan er zijn pret niet op in het gezelschap van haar zes kinderen en drie pleegkinderen.” Ook oma woont er in de buurt, dicht bij de familie, sinds haar man vorig jaar overleed. Caroline kan het niet anders of nauwer omschrijven. Dit is en blijft ‘haar’ thuis.
En ze komt nóg eens terug op de zorgeloosheid die haar jeugd kenmerkte: “Niemand dacht er ook maar aan dat er wel eens iets zou kúnnen gebeuren, er was nauwelijks verkeer, we bleven tot ‘s avonds laat weg, maar daar stelde niemand zich vragen bij…” En op de openheid die ze aan de kust ervaarde: “West-Vlamingen heten gesloten te zijn. Toch lijkt mij voor kustmensen het omgekeerde waar te zijn: ik heb het weidse zicht over zee altijd vereenzelvigd met een open blik op het leven. Kustmensen zijn allerminst bekrompen, maar net heel ruimdenkend, vind ik. Misschien heeft dat ook met de aanwezigheid van toeristen te maken: ze moeten hier met mensen van allerlei slag en origine omgaan, net als in een hedendaagse stad.”
Je zette je eerste stappen in de regionale journalistiek in West-Vlaanderen goed twintig jaar geleden, en vertelde me toen in een interview dat je allerminst nationale ambities had. En kijk nu.
(lacht) “Het is voor mijzelf goed geweest dat ik mijn carrière in stapjes heb kunnen opbouwen, met vallen en opstaan. Ik voelde me ook echt op mijn plaats in de regionale journalistiek, ik kan alleen maar met plezier terugdenken aan die periode. Ik heb werkelijk álles geleerd bij Radio 2 en WTV. Maar diep in mij leefde die droom om bij VRT aan de slag te kunnen wél natuurlijk. En op een bepaald moment kreeg ik ook het gevoel dat ik voldoende sterk in mijn schoenen stond om een stap verder te zetten.”
“Ik ben echt van nul begonnen, heb niet eens een juridische opleiding gevolgd, maar ik heb altijd hulp durven te vragen. Lef? Misschien wel. Maar ook nieuwsgierigheid. Ik vind de gerechtswereld verslaan spánnend. En ik had er veel voor over: ‘s nachts opstaan, stand-by zijn, mijn plan leren trekken in alle omstandigheden.”
“Ik zou nooit durven wat Rudi Vranckx doet, echt niet…”
Ben je op vandaag nog even begeesterd door je job?
“Ja, maar op een andere manier. Ik heb een zoontje nu, het is niet meer dan normaal dat ik tijd voor hem maak. Maar zelfs al ben ik deze week met vakantie, als er iets ernstigs voorvalt, moet ik toch aan de slag. Dat vind ik nog altijd niet érg, het is alleen moeilijker geworden om het allemaal georganiseerd te krijgen.”
“En ja, ik zou mijn smartphone kunnen afzetten als ik niet werk, om me van alles af te sluiten. Maar dat doe ik dan weer niet. Ik zou het ook niet kúnnen! (lacht) Mijn werk blijft hoe dan ook een stuk van mijn leven. Ik móét weten wat er gebeurt in de wereld, dat is sterker dan mezelf.”
Je brengt verslag uit van soms ernstige misdrijven, terroristische aanslagen, bewogen processen: kruipt dat met de jaren meer in je kleren?
“Het Dutroux-proces is destijds toch ook serieus aan mijn ribben blijven plakken. Wat me op vandaag vooral treft, zijn de gevolgen van de aanslagen: hoe de mensen die daarbij betrokken zijn verder moeten met hun leven, slachtoffers, familie… Het is zo heftig allemaal. En altijd weer – om welk misdrijf het ook gaat – die vraag: waarom?. Daar word ik eigenlijk van langsom kwader om. Natuurlijk blijf ik daar neutraal over berichten, maar als mens maakt het mij verschrikkelijk… kwaad! Wat daders aanrichten, is soms zo verschrikkelijk en onherstelbaar, dat begríjp ik niet. Op processen worden dan wel daderprofielen gemaakt, en verzachtende omstandigheden aangebracht: dat zal allemaal wel waar zijn, denk ik dan. En toch…”
Neem je meer afstand van die gerechtelijke wereld dan vroeger?
“Ja. (zwijgt even) We mogen ons ook niet blindstaren op die grote misdaden, soms lijkt het alsof er niks anders meer gebeurt in de wereld. Wat dus niet zo is. We mogen ons leven inderdaad niet laten overnemen door angst. Maar of ik het nu wil of niet, ik heb mij op bepaalde momenten wel degelijk aangepast aan de huidige situatie. Ik heb een tijdje de tram naar het centrum van Antwerpen genomen in plaats van de metro, omdat die boven de grond rijdt. En dat geeft me het gevoel dat áls er iets gebeurt, ik dan meer kans heb om weg te geraken. Natúúrlijk is dat onnozel.”
“Ik ga zeker niet thuisblijven om veilig te zijn, maar straks ga ik bijvoorbeeld naar Tomorrowland en ik weet dat de gedachte aan een aanslag daar meer dan eens door mijn hoofd zal spelen. Het gaat voor velen op, denk ik: we zijn ons gewoon meer bewust van het feit dat er iets kán gebeuren. Het is de realiteit van vandaag.”
“Ik bleef negen maanden thuis voor Mats, dat was voordien ondenkbaar”
Je hebt nochtans de naam in alle omstandigheden koelbloedig te blijven.
“Ik blijf doorgaans rustig, ik besef altijd goed dat panikeren in een stresssituatie je niet verder helpt. Maar ik ben echt geen held, hé. Ik zou nooit durven wat Rudi Vranckx doet, echt niet. Ik kom als verslaggever vaak in contact met criminaliteit, maar zelden rechtstreeks. Bij betogingen kijk ik wel uit, want ik wil geen steen op mijn kop. Maar dat zal dan ongeveer het grootste gevaar zijn, dat ik in mijn job loop.”
Ik kan me voorstellen dat mensen bij wie jij iets te diep peutert, je al eens intimideren?
“Ja, maar op zo’n moment kan ik een knop omdraaien. Als ik iets wil weten, vraag ik dóór. Ik heb inderdaad niet gauw schrik. Maar ik zoek nooit zelf het gevaar op. Of het moet die keer geweest zijn dat ik aan de verkeerde kant van het waterkanon stond. Niet omdat ik per se tussen de betogers wou staan, maar omdat ik te laat was om áchter het kanon te duiken.” (lacht)
Was een kind krijgen een bewuste keuze voor jou?
“Ja. Het heeft lang geduurd voor ik eraan toe was, maar toen voelde het ook wel echt goed. Mijn zus is heel vroeg aan kinderen begonnen, ze heeft er zes en zorgt ook nog voor drie pleegkinderen. Dat zei mij vroeger absoluut niks. Maar toch was het dan plots zo ver: het heeft voor mij ook te maken met de juiste man tegenkomen, er mentaal klaar voor zijn… Ook al is het niet gemakkelijk geweest, want Mats werd twee maanden te vroeg geboren en heeft nadien nog een hele tijd longproblemen gehad.
Ik ben na de bevalling negen maanden thuisgebleven voor hem, dat was voordien ondenkbaar geweest!”
“Maar in al die maanden heb ik geen seconde spijt gehad, of het gevoel gehad dat ik iets moest opofferen.
Zelfs de gedachte dat ze mij op de redactie toch wel een klein beetje zouden missen, kwam toen niet bij me op.” (lacht)
“Tot op vandaag zorg ik dat ik er genoeg ben voor hem. Ik wil later niet tot de conclusie komen dat ik van alles in zijn jonge leven gemist heb. Ik werk vier vijfde, ben lid van het oudercomité op school, breng hem zo veel mogelijk naar activiteiten… Maar ik ben er ook van overtuigd dat dat me nu geen moeite kost, net doordat ik al wat ouder ben. Ik héb al van alles gedaan en meegemaakt, een stapje terugzetten, leek me na al die jaren eigenlijk geen probleem meer.”
Mats tennist en voetbalt: het sportieve talent van mama geërfd?
“Ook van zijn vader. Ik heb heel graag tennis gespeeld en lang ballet gedanst, we gaan nog elk jaar skiën. Maar het valt me op dat ook op dat vlak de lat verschuift. Wij sportten voor het plezier, daar zat geen druk achter. Van zodra een kind vandaag ook maar een beetje aanleg toont, wordt er al gekeken of er soms méér in zit. Dat vind ik geen positieve evolutie.”
Jij wilde niet per se winnen?
“Bwa… (lacht) Als ik zelf op het veld sta, wil ik wel winnen, ja. Maar altijd op een sportieve manier!”
Dit is het coverinterview van KW Weekend van vrijdag 4 augustus. Verder in het magazine o.a. wandelen tussen Haringe en Roesbrugge, Amodio op het eerste gezicht in Brugge, zomermaker Malili Zimba, het najaar van tuinman Angelo Dorny en de West-Vlaamse week van ‘Met vier in bed’. p>
p>
Strandwandeling
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier