Maud Vanhauwaert: “Ik snap niet hoe je níét met kunst bezig kan zijn”
We kennen haar als schrijver en performer, maar Maud Vanhauwaert houdt graag alle opties open. “Ik heb de voorbije jaren zo veel ‘dingetjes’ gedaan”, vertelt ze op haar ontwapenende manier. Hier een tekstje, daar een presentatietje of een workshopje, en allemaal samen vormen ze Maud. Maar, “een plan is er niet. Ik zal hoogstens op mijn sterfbed merken wat het plan wás.”
Gevraagd of ze iets heeft met de zee, glijdt Maud Vanhauwaert van de ene jeugdherinnering in de andere. Jarenlang kwam ze samen met haar ouders en tweelingzus op zondag naar de avond toe uitwaaien op het strand van Oostduinkerke. Of ik eigenlijk weet dat uitwaaien een onvertaalbaar woord is, vraagt ze me. In het Engels wordt dat ‘to walk in the wind for fun’, “wat dus echt helemaal niet samenvat wat uitwaaien betekent”, legt ze uit. En duikt meteen weer in het beeld dat ze van die zondagnamiddagen probeert op te roepen: “We zijn geen van allen sportief, maar dat was hét moment in de week om loopwedstrijdjes te houden, met mijn hondje Kasper te ravotten, een wandeling van Sint-André naar Oostduinkerke en terug te maken… Bij Sint-André lag een duin die uit twee delen leek te bestaan en die noemden mijn zus en ik ‘les jumelles’. We hebben daar ‘schatten’ in begraven die we tien jaar later zouden opgraven. Maar daar is het nooit van gekomen. Ach, er is zo veel dat ik me herinner.”
Blokzwijn
Op haar achttiende ging Maud studeren in Leuven en schoof de zee naar de achtergrond. Nu woont ze in Antwerpen, leidt door haar job een wat ze zelf ‘ongestructureerd leven‘ noemt, verblijft vaak in het buitenland, “waardoor het er gewoon nog maar zelden van komt om naar de kust te komen. Toch trekt het soms, en dat voel ik nog beter als ik dan toch weer eens richting Veurne rijd: dat laatste stuk autosnelweg vanaf Jabbeke, door dat vlakke polderlandschap, met af en toe een kerktoren die naar de hemel priemt, ontroert me telkens weer. Als ik dan de Sint-Niklaaskerk en de Sint-Walburgakerk van Veurne zie opdoemen, ben ik thuis.”
Oostduinkerke linkt ze verder aan de vakantiejob in het ijs- en wafelkraam op de zeedijk, de ambitie om redder op het strand te worden, – “maar ik deed al zo veel, ik was een blokzwijn“, lacht ze, “ik speelde amateurtheater bij OTO (Onafhankelijk Theater Oostduinkerke, red.) en zo nog van alles, dus aan die redderscursus ben ik niet toegekomen” – en bovenal aan haar jeugdliefde Arne. Als ze alleen al langs de Leopold II-laan richting strand rijdt, passeren steevast drie herinneringen aan hem de revue: “Er is de plek waar ik hem de dag voor hij uit het leven stapte, nog heb gezien. Op de fiets, rechtop op de trappers en glimlachend zoals altijd. Ik passeerde hem in de auto en ben nog uitgestapt om een goeiendag te zeggen, want we hadden elkaar toen een tijd niet gezien. Alsof die laatste ontmoeting voorbestemd was. Verderop staat de imposante kerk waar hij begraven werd, en bijna tegenaan de zeedijk, enkele trapjes omhoog, is er het schattige, witte kerkje waarvan hij me destijds zei dat we er ooit zouden trouwen.”
“In de confrontatie met anderen vind ik inspiratie”
Ze sleet uren met vriendinnen aan zee, ze aten ijsjes, zwommen in het openluchtzwembad, reden met gocarts. “En dan had ik liefst zo’n liggende gocart, daar kon je de show mee stelen”, lacht ze. Dat vond ze wel leuk toen.
Of dát haar vandaag als woordkunstenares en performer naar het podium drijft? De show stelen?
“Toch niet. Ik ben niet echt een tafelspringer. Het liefst van al trek ik me terug. Ik ben heel graag alleen.
‘s Avonds op café met vrienden of gewoon thuis blijven? Ik kies meestal het laatste. Ik heb een grote hang naar eenzaamheid. Ik heb enkele reizen in mijn eentje gemaakt waarop ik niemand aansprak. Ik leefde alleen in mijn eigen hoofd. En toch dwing ik mezelf elke keer úít die comfortzone. Ik daag mezelf daarin graag uit. Het liefst sta ik alleen op een podium. Enerzijds word je dan heel kwetsbaar, anderzijds geeft het me een soort macht, want jij bepaalt dan eigenlijk wat er gebeurt. Best een oncomfortabele situatie… Maar dat soort frictie intrigeert mij mateloos.”
“In die zin heb ik ook wél contact met anderen nodig, in de confrontatie vind ik inspiratie. Mij volledig afzonderen om diep in mezelf op zoek te gaan naar iets? Ik vrees dat ik daar weinig zou vinden wat me boeit.”
Wat fascineert je zo in het spelen met woorden?
“De uitdaging om iets wat ik zie of ervaar zo samen te ballen in woorden, dat ik er het beeld of gevoel volledig mee oproep. Daar is elke dichter constant naar op zoek. Onlangs was ik ook even aan zee, de media hadden het toen voortdurend over de vluchtelingenproblematiek, en plots kwam deze zin bij me op: ‘het zeeoppervlak als laatste golfplaat voor ontheemden’. Van zo’n metafoor die volledig goed zit, kan ik dan intens genieten. Het is bijna pervers. Want ik help er de wereld geen meter mee vooruit, maar míjn dag is goed.”
“Eigenlijk zie ik mezelf eerder als ‘beeldenmaker’ dan als schrijver. Zo heb ik ook heel wat concepten voor letterlijk beeldende werken in mijn hoofd, maar helaas ben ik niet handig genoeg om ze uit te werken. In die zin ben ik noodgedwongen beperkt tot taal.”
“Maar sowieso voel ik me nog erg jong, althans in mijn vak, en hoop ik dat wat ik doe de komende jaren nog heel veel kanten op kan gaan.”
Je maakte er de voorbije jaren wél werk van om onder meer de Vlaming wat meer liefde voor poëzie bij te brengen. Ben jij een vrouw met een missie?
“Eigenlijk niet. Ik hoef anderen geen passie voor woorden bij te brengen. Daar ben ik zelfs te egoïstisch voor, want ik vertrek altijd vanuit wat ík interessant vind. Weliswaar in de hoop dat ik er anderen mee kan raken. Maar hoe dan ook kom ik telkens uit bij wat míj intrigeert: het ongemakkelijke, en wat dat allemaal losmaakt en oproept, het opzoeken van grenzen…”
“Je ongemakkelijk voelen, vind ik artistiek gezien heel interessant”
“En neen, dat heeft niks te maken met ‘een beetje willen rebelleren’. Wat ik wél beoog, is me af te zetten tegen de neiging om altijd en overal in hokjes te denken, een houding die je op zoveel vlakken terugziet in de maatschappij. We bekijken alles vanuit een bepaalde verwachting, en voelen ons ambetant als die verwachting niet wordt ingelost. Het gevaar van dat hokjesdenken is dat we in onze ideeën gaan verstarren. Daarom zoek ik graag de grensgebieden op. Ik word een dichteres genoemd, omdat ik debuteerde met een dichtbundel. Maar zelf dans ik graag op de grens tussen proza en poëzie en flirt ik met veel andere kunstvormen. Dat houdt mij beweeglijk, het houdt me wakker.”
“Ik zou willen dat we álles meer in vraag konden stellen. Alleen zo kunnen nieuwe denkpatronen ontstaan, nieuwe manieren om problemen te bekijken en misschien op te lossen. Kunst kan daar volgens mij een grote rol in spelen.”
Grenzen opzoeken is één iets, er tegenaan lopen is iets anders?
“Zeker, ik heb al gênante situaties meegemaakt. Ooit maakte ik een voorstelling waarvoor ik 365 citaten uit het hoofd had geleerd. Toevallig zag Warre Borgmans die, en hij vroeg me een stuk ervan voor te dragen tijdens een performance die hij zelf organiseerde. Ik voelde me erg vereerd. (lacht) Maar al van bij het begin merkte ik dat het publiek niet zat te wachten op een meisje dat citaten opsomde. Al na enkele minuten begon de zaaluitbater het licht te dimmen, hopend dat ik zou ophoepelen. Ik zakte bijna door de grond van gêne. De mens in mij wilde zo hard mogelijk wegrennen, maar de kunstenaar in mij genoot intens: ik speelde met de verwachtingen en dat vond ik vanuit artistiek oogpunt héél interessant. Ook al ben ik nadien met de staart tussen mijn benen vertrokken.”
“Voor een koppel vrouwen is een kind krijgen een grotere puzzel dan voor hetero’s”
Word je er nooit moe van om alles voortdurend in vraag te stellen?
“Soms wel. Maar die gedachte duurt nooit langer dan vijf seconden. Ik ben vooral dankbaar dat ik dat mág doen. Ik mag me elke dag vragen stellen bij het leven en de dood. Het is nog wel mijn werk! Ik snap ook niet hoe iemand níét met kunst bezig kan zijn; hoe houd je dat vol? Ik vraag me dat oprecht af. Ikzelf heb kunst nodig om relatief gelukkig te zijn.”
Moet een gezinsleven daar desnoods voor wijken?
(denkt na) “Mijn vriendin en ik hebben inderdaad al een tijdje een kinderwens. Daar denk ik veel over na. Ik ben er een beetje bang voor, maar ook nieuwsgierig. Ik zie bij vrienden dat een kind wel eens voor een Copernicaanse omwenteling kan zorgen. Hoe de wereld van iemand die voorheen erg op zichzelf gericht was, dan plots volledig rond dat kind draait. Het kan ook een nieuwe soort rust en focus met zich meebrengen. Eigenlijk wil ik er niet al te veel over nadenken en het mij gewoon laten overkomen.“
“Toch zijn we er voorlopig vooral mentaal mee bezig. Daar word je als koppel vrouwen ook meer toe gedwongen. Voor een heterokoppel is een kind maken doorgaans vanzelfsprekend, voor ons is het een grotere puzzel. Daar komen ook vragen bij over waaróm we zo graag een kind willen. Vaststaat dat als het er ooit komt, het zeker geen ongelukje geweest zal zijn!”
(Tekst Nancy Boerjan Foto’s Pieter Clicteur)
Wie is Maud Vanhauwaert?
Maud Vanhauwaert (33) groeide op in Veurne.
Ze studeerde af aan de Universiteit Antwerpen als master in de taal- en letterkunde en behaalde een masterdiploma aan het Conservatorium Antwerpen.
In 2011 debuteerde ze met de dichtbundel Ik ben mogelijk (Vrouw Debuut Prijs), in 2015 volgde Wij zijn evenwijdig (Publieksprijs Herman de Coninckprijs en Hugues C. Pernath-prijs). Ze was finaliste van het WK Poetry slam en van het Leids Cabaret Festival. Maud toerde drie jaar met de voorstelling Ik ben mogelijk.
Ze woont in Antwerpen met haar vriendin.
Strandwandeling
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier