Voor wie haar boeken leest, zal het niet verrassend klinken: Lara Taveirne heeft ook een donkere kant. En iets als feesten haalt die alleen maar meer naar boven. “Hoe hard ik tijdens een feest ook zoek naar vrolijkheid in mezelf: ik vind ze niet. Het liefst kijk ik dan nog vanop de zijkant toe, naar hoe de gasten elkaar proberen te overtroeven.”
Vier jaar heeft Lara Taveirne aan haar derde roman, Kerkhofblommenstraat, geschreven, zichzelf af en toe inpeperend dat dit echt de laatste wordt. Want het verhaal kostte haar veel zweet en af en toe zelfs een traan. Het boek ligt er, netjes op tijd voor de Boekenbeurs, en wordt goed onthaald. Hoog tijd voor Lara om het feestbeest in zichzelf los te laten, zou je denken. Ze lacht: “In tegenstelling tot wat velen lijken te denken, ben ik helemaal geen fuifnummer. Ik ben inderdaad nogal open naar anderen toe en vrolijk van aard, en allicht daardoor zien ze mij als een echte mensen-mens. Maar het tegengestelde is waar.”
“Soms tut ik mezelf helemaal op voor een feest en kruip dan alsnog in bed”
“Als kind al voelde ik feesten, en dat waren toen vooral familiefeesten, aan als iets waar ik verplicht naartoe moest. Ik hield niet van de drukte en het lawaai. Bovendien gaf zo’n feest me doorgaans het gevoel van een concurrentieslag: tantes, nichtjes en nonkels leken er elkaar altijd te willen overtroeven. En dat gevoel is altijd in mij blijven hangen. Ook als puber wilde ik maar één iets: alleen op mijn kamertje zitten en gerust gelaten worden. Mijn ouders zagen dat natuurlijk anders, zij wilden dat hun kinderen sociaal werden en mensen ontmoetten. Ik herinner me een oudejaarsavond waarop mijn moeder me naar een feestje stuurde en vroeg om eens te proberen om níét voor twee uur terug thuis te zijn. Ik heb me die hele avond in de tuin verstopt, tot het me aanvaardbaar leek om weer thuis te komen.”
Ze kan er niet echt de vinger op leggen, waar die tegenzin voor feesten vandaan komt. “Ik ben ook altijd erg onzeker geweest. Als ik dan al op een feest kom, kan je er gif op innemen dat er binnen het half uur iemand mij ergens op gewezen heeft: een pluisje in mijn haar, of een vlek op mijn kleed… Ik weet dat mensen het niet zo bedoelen, maar ik ervaar het als één groot complot tegen mij. En dat volstaat dan om meteen weg te willen.”
“Een rol die ik op feesten wél graag speel, is die van muurbloem”, vertelt ze. “Zo ga ik graag naar het Boekenbal, een jaarlijks evenement in Amsterdam waar veel schrijvers samenkomen. Niemand kent me daar en dan geniet ik ervan om er naar de mooie kleedjes en schoenen te kijken, naar hoe mensen zich er gedragen, hoe ze langzaam dronken worden… Dat kan ik uren volhouden zonder er een triest gevoel bij te krijgen. Maar van zodra de aandacht naar mij verschuift en er dingen van mij worden verwacht, gaat het snel mis.”
Vol verwachting naar een feest toeleven, is een gevoel dat jij niet kent?
“Neen, en toch vind ik dan dikwijls wel de moed om mezelf helemaal op te zetten voor een feest. Mezelf mooi maken vind ik heel plezant, daar komen dan soms zelfs stukken vals haar aan te pas, en een bijzonder kleed. Maar het gebeurt niet zelden dat ik dan helemaal opgetut ben en alsnog gewoon ga slapen in plaats van te vertrekken naar het feest. Ik weet dat dat absurd is, hoor.”
“Het is ook niet dat ik als kind ongelukkig was of zo. Ik hou gewoon niet van feestgedruis, dat ervaar ik algauw als bedreigend. Zeker zo’n feest als oudejaarsavond, waar iedereen collectief gelukkig loopt te wezen. Want dan besef ik dat ik blijkbaar anders dan de anderen ben en ga ik me net daardoor erg ongelukkig voelen. Ik ga dan op zoek naar vrolijkheid in mezelf maar die vind ik niet. Hoe zoek je zoiets in jezelf ook? Het lukt me echt niet.”
Hoe kom je een avond als oudejaar dan wél door?
“Sinds mijn man en ik samen zijn, brengen we dat weekend in Parijs door. Daar wandelen we dan door rustige straatjes, met het vuurwerk ver op de achtergrond. De eerste keer voelde ik me erg schuldig tegenover mijn man, want hij heeft wel altijd graag feestgevierd. Gelukkig vond hij het niet erg, hij had al meer dan genoeg gefeest in zijn leven, zei hij. Die keer zijn we de hele avond op onze hotelkamer gebleven. Met onze voeten door het raam taart etend en kijkend naar de feestende voorbijgangers beneden. Dát is feest voor mij: gewoon mogen toekijken. En niemand die me komt vragen waarom ik zo stil ben en of er soms iets scheelt… Zalig!”
Er verplicht naartoe gestuurd of niet: was er ooit een memorabel feest?
“Ja! Een vriendin van me heeft een groot talent om feesten te organiseren. En dan bedoel ik niet feest op de Instagram-manier. Ze slaagt erin om zonder noemenswaardige middelen altijd weer een gezellige sfeer op te roepen.”
“Ze nodigt zowel kinderen, vrienden, onze ouders als buren uit en die vormen telkens een zodanige mix dat imago er van geen tel meer is. Het voelt altijd echt om daar aanwezig te zijn. Er hoeft ook niets. We beginnen na de middag met taart en dan groeit het feest door de dag heen, als het goed voelt komt ‘s avonds de muziekinstallatie boven en dansen we nog tot laat… Zo’n feest dat gebeurt, daar hou ik dan wel van. En daar hoef ik dan ook niet per se lief, sympathiek of mooi te zijn.”
Zegt de knappe en sympathieke Lara…
“Tja… En toch is dat gevoel er altijd geweest. Ik herinner me heel helder mijn eerste verjaardagsfeestje bij een vriendinnetje uit de tweede kleuterklas. Mijn verwachtingen waren hoog gespannen, want toen al vond ik het leven op zich een beetje mat en troosteloos. Op zo’n feest zou alles anders en fantastisch worden: mijn vriendinnetje beloofde taart en cola, haar mama maakte spelletjes voor ons, en een muzikaal pak! En wat deed ik toen ik er was? Ik gaf over op het tapijt, uit een soort overspannen reactie. Het werd helemaal niet wat ik ervan had verwacht.”
Té veel fantasie voor één meisje?
“Ik heb inderdaad veel fantasie. En dat beschouw ik als een meerwaarde omdat het me toelaat om het leven in mijn hoofd soms wat mooier te maken dan het in werkelijkheid is. Maar het leidt tegelijk ook dikwijls tot ontgoocheling, en daar loopt het mank met betrekking tot feesten. Feest houdt een belofte van geluk in, maar ik kom er stilaan achter dat dat niet altijd zo is. Feest is een aanleiding om mensen te ontmoeten en je nieuwe schoenen te showen, maar geluk is toch nog iets heel anders.”
Maakte die ingesteldheid van jou een rebelse tiener?
“Ik was en ben een moeilijk mens, ik weet dat. Mijn moeder nam mijn vriendjes vroeger apart, om hen wat voor te bereiden op mij. En ik excuseer me nu nog minstens een keer per week tegenover mijn gezin: ‘sorry dat jullie bij mij terechtgekomen zijn’. Maar ik heb ook een hele leuke kant die tegenwicht biedt aan dat moeilijke. En die twee probeer ik in evenwicht te houden. Want als schrijver put ik uit mijn donkere kant, maar ik ben ook moeder en mijn gezin is heel belangrijk voor me. Dus nu het boek af is, sluit ik de deur naar mijn oeremoties weer voor een tijdje af.” (lacht)
“Ik merk dat de moeder Lara níét samenvalt met de schrijfster Lara”
Was een gezin hebben, kinderen krijgen, belangrijk voor je?
“Heel extreem zelfs. Op mijn zestiende heb ik een heel scoutskamp lang met een bal onder mijn trui rondgelopen. Ik was verliefd en ik wilde een baby, punt. (lacht) Maar het moest ooit gebeuren in elk geval, en gelukkig ging mijn man daarin mee. Hij is zes jaar ouder dan ik, toen ik op mijn 24ste zwanger werd, was hij daar ook echt wel klaar voor. Ik heb wel altijd gedacht dat ik minstens vier kinderen zou krijgen. Ik zag in mezelf zo’n moeder die een theaterstuk zou regisseren, terwijl ze een appeltje schilt voor het kind op haar schoot en er nog een stuk of wat aan haar voeten spelen. Want zo zag ik het ook wel rond mij toen ik jong was en veel in theatermiddens zat. Maar ik stel vast dat me dat met mijn eigen kinderen niet lukt. De moeder Lara valt níét samen met de schrijfster Lara. Als ik een lezing ga geven, moet ik de schrijfster kunnen zijn, en is er voor mijn kinderen eventjes geen plaats. En omgekeerd. Misschien net doordat ik beide rollen heel erg ter harte neem? Ik weet het niet.”
Vier je je verjaardagen?
“Nooit! En dat heeft niks met de getallen te maken, het zegt me gewoon niks. Toen ik dertig werd, had ik het wel even moeilijk. Maar dan eerder omdat ik me vroeger altijd had voorgesteld dat ik op mijn dertigste een vrouw van de wereld zou zijn, met een carrière, een mooie auto… En dat bleek toch niet echt te kloppen met de werkelijkheid toen het zover was. Ik had in mijn ogen juist nog niks verwezenlijkt! Dat heeft me dus wel een extra zetje gegeven om mijn eerste boek te schrijven, alsof ik nu toch eindelijk moest bewijzen dat ik dat kon. Maar ouder worden op zich doet me weinig. Veertig worden, daar kijk ik zelfs naar uit. Vrouwen van veertig vind ik mooi. Af en toe duikt nu wel weer de gedachte op aan een derde kind. Omdat het nu of nooit zou zijn. Maar ik ben niet van plan eraan toe te geven, die tijd beschouw ik als voorbij.”
Organiseer je zelf wel eens een feest?
“Dat doe ik zelfs graag! Ik heb mijn jongste boekvoorstelling zelf georganiseerd. Boekvoorstellingen zijn doorgaans houterige aangelegenheden, en dat beeld vond ik niet kloppen met dit boek. We hebben een zaal in de Sint-Godelieveabdij in Brugge afgehuurd. En het was heerlijk om die aan te kleden, met emmers bloemen die ik in bermen plukte en tafelkleedjes die ik maakte van lappen stof die op mijn moeders zolder lagen. Ik was wel nogal kwistig geweest met de uitnodigingen, gelukkig was het een mooie zomeravond en konden we uitwijken naar de tuin die we vol kaarsjes hadden gezet. Ik heb zelf alweer vooral voldoening gehaald uit de voorbereiding – mijn eigen wereld kunnen scheppen – maar ik vond het ook heel prettig dat mijn gasten van de avond genoten. Dat ik anderen zoiets kon geven, voelde fijn.”
Het feestgevoel van...
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier