“Ik wil dat er veel volk komt kijken naar wat ik doe, dat erover gesproken wordt, dat het iets in gang zet en als het even kan ook iets verandert.” De lat ligt hoog voor programmamaker Eric Goens. Met ‘Molenbeek ‘en ‘Het Huis’ bewees hij dat hij het kan, en toch groeit alweer de angst dat zijn nieuwe tv-reeksen dit najaar misschien níét scoren. In afwachting: een gesprek in zijn thuisbasis Koksijde.
Eric Goens krijgt het niet goed uitgelegd, en dat wil wat zeggen voor deze journalist: hij heeft zowat de hele wereld gezien, of het scheelt niet veel – “pas terug van zes weken Zuid-Afrika, daarvoor twee weken Japan, en dan had ik er al drie weken Antarctica op zitten” – maar alleen Koksijde, waar hij opgroeide, geeft hem het gevoel thuis te zijn. Koksijde binnenrijden, beschouwt hij als een ritueel op zich: Nieuwpoort, Koksijde-dorp, de Zeelaan door… thuis. Hij heeft geen idee hoe dat komt. “Hier wonen – aan zee – maakt deel uit van wie ik ben, heeft mij voor een groot deel gevormd ook.” Een kustjongen kortom. “Nee, zelfs dat niet. Als iemand vraagt vanwaar ik afkomstig ben, antwoord ik Koksijde. Nooit de kust, of West-Vlaanderen… Want zo voel ik me niet, net zo min als ik me Vlaming of Europeaan voel. Mijn roots liggen in Koksijde, de rest zal me worst wezen.”
Hij heeft het wel al meer proberen uit te leggen aan binnenlanders, dat hij Koksijde met voorsprong de mooiste plek van heel ons land vindt. “Het heeft weinig met esthetiek te maken, dat weet ik ook wel, maar Koksijde is voor mij mooier dan het witste strand in Zuid-Afrika of de meest ongerepte vlakte op Antarctica. Dit hier is van mij…”
Leven op het randje
En hij was dan wel van Koksijde-dorp, Eric was altijd aan zee te vinden. Als jongen van tien ‘s zomers elke dag, samen met zijn maat Jan. Later reed hij ‘s ochtends met de triporteur een krantenronde voor zijn vader: “Zo veel mogelijk gazetten verkopen op de dijk, aan toeristen. Mijn pa had daarvoor een heel traject uitgetekend, beginnend aan het horloge.” Nog iets later werd hij garçon in De Sablon, “ze zijn daar toen als eersten begonnen met een strandterras, ik heb dat nog helpen regelen”. De zee trekt hem, nog altijd: “Ik heb hier sinds een paar jaar een eigen appartement, waar we regelmatig een paar dagen doorbrengen. Maar ook voordien gebeurde het dat ik vanuit het binnenland even tot bij de zee gereden kwam, om een uurtje uit te waaien, en dan weer terug… Zeker toen ik directeur informatie bij VTM was, en min of meer in mijn bureau leefde, gebeurde het dat ik ineens naar de kust cruisede. Dan kon iedereen eventjes mijn rug op.”
“Ik hou niet van ‘mossels’, mensen zonder ruggengraat”
En dan is het hem niet eens om het zoeken naar rust te doen. Hij ís geen rustige mens. Hij houdt van het woeste van de zee. Als garçon verdiende hij genoeg om samen met enkele vrienden een speedboot te kopen – “ik noem dat een speedboot, maar eigenlijk was dat een boot met een moteur“, lacht hij – en dan ‘s avonds met die boot rondcrossen, het water in zijn gezicht voelen kletsen… Het mag best een beetje gevaarlijk zijn voor Eric, leven op het randje. “Story of my life, ik lijk minder goed te gedijen in rustig water.”
En dat weerspiegelt zich ook in zijn professionele parcours: journalist bij diverse titels, sportverslaggever bij Canal Plus, directeur informatie bij VTM, en na een passage bij Woestijnvis sinds zes jaar zaakvoeder van zijn eigen productiehuis Het Nieuwshuis. Waarmee hij zijn bestemming gevonden heeft, meent hij: “Ik ben nu mijn eigen baas én ik kan zelf programma’s maken: het beste van twee werelden voor mij.” Die programma’s, dat zijn onder meer Kroost, Niveau Vier, Molenbeek en Het Huis: van zeer goed bekeken tot kijkcijferkanonnen. Met de bijpassende commentaren: ‘door de ene aangezien als een rasechte interviewer, door de andere verguisd als een halve psychopaat’ lees ik in De Morgen van eind 2015.
Trek jij je zulke reacties aan, of heb je intussen olifantenvel?
“Geen olifantenvel, zeker niet. Maar ik heb door mijn manier van werken blijkbaar een polariserend effect. Ik neem geen blad voor de mond. Ik zwijg ook niet om de lieve vrede. Dat creëert medestanders, maar ook tegenstanders. Ik moet er dus mee leven dat ik ook weerstand oproep, anders moet ik inderdaad mijn mond maar houden.”
“Ik heb trouwens liefst dat anderen óók hun mening zeggen. Ik hou niet van – om het dan maar in zeetermen uit te drukken – mossels. Mensen zonder ruggengraat, ik vind er niks aan…”
Hou je van mensen?
“Ik ben geen sociaal dier, nee. Laat mijn pa ergens los en binnen het uur kent hij iedereen. Dat lukt mij niet. Ik zoek ook niet echt mensen op als ik níét werk, dan trek ik me liever thuis terug. Maar als interviewer stel ik me wel open voor mensen, en laat ik graag alles wat menselijk is de revue passeren. Het prikkelt me om te weten te komen waarom mensen doen wat ze doen. Me ingraven in een ander, in zijn of haar gedachten en gevoelens: dát doe ik graag.”
Zou je jezelf emotioneel noemen?
“O ja. (lachje) Al is dat iets wat anderen niet gauw in mij ontwaren… Heeft weer met de job te maken: aan het hoofd van een nieuwsdienst met meer dan honderd man kan je moeilijk voortdurend de joviale, toffe peer lopen uithangen. Ik vind het jammer dat zo weinigen het onderscheid maken tussen hoe iemand in zijn job is, en privé. Alsof iedereen die leiding geeft per definitie een psychopaat is, die gevoelsmatig in een diepvries leeft…”
Wat maakt jou gelukkig?
“Mijn kinderen en mijn lief, maar ook mijn werk. Voor mij is professioneel geluk onlosmakelijk verbonden met privégeluk. Ik kan niet kiezen, en ik vind ook niet dat ik zou moeten kiezen. Als het op een van beide fronten fout loopt, dan ben ik simpelweg níét gelukkig.”
Waar ben je oprecht trots op?
“Op mijn productiehuis toch wel. Zelf programma’s maken en aan de man brengen, was wat ik echt wilde doen. Daar gaf ik een vaste en goedbetaalde job voor op. En ik mag niet zeggen dat ik zeker was dat dit ook zou slagen. Dat mijn programma’s het goed doen, doet dus deugd, ja. Al blijft de angst dat het volgende wat ik ga maken een flop wordt, zeer aanwezig. Dat is echt geen pose: het idee dat mijn programma níét goed ontvangen zou worden, is emotioneel slopend. Ik wil mezelf constant bewijzen.”
“Ik duw mijn gasten tot bij de rand, maar nooit in de afgrond”
“In september start een nieuwe reeks, Bargoens, waarvoor ik mensen interview die strijden voor iets wat zij belangrijk vinden. Dat gaat van Alain Hubert met zijn Zuidpoolexpeditie tot een zieke die voor zijn leven vecht. Eén heeft de reeks meteen in volle primetime geprogrammeerd, dus dan móét ik van mezelf scoren. Alle respect voor mensen die kunst voor een klein publiek maken, maar ík speel voor volle zalen. Of nog liever: voor een vol stadion.”
“Ik wil dat er volk komt kijken naar wat ik doe, dat erover gesproken wordt, dat het iets in gang zet en als het even kan iets verandert. Journalistiek moet impact hebben voor mij, anders ís het geen journalistiek.”
Wat ontroert jou?
“Kleine dingen, die dicht bij me liggen. Het gebeurt niet dikwijls dat ik met mijn vier kinderen en mijn lief samen aan tafel zit, maar op zo’n avond eten we samen en spelen we spelletjes… Dan kan ik dat tafereel, terwijl ik er nochtans middenin zit, tegelijk overschouwen en veeg ik wel eens een paar tranen weg. Mijn lief moet daar dan om lachen. (lacht) Of het lijfje van mijn slapende dochtertje op en neer zien bewegen, op het ritme van haar ademhaling… Dat soort schoonheid van het banale ontroert me tot tranen toe.”
“Het heeft niks te maken met wat ik als vader gepresteerd heb, neen. Elk wezen moet zijn of haar eigen leven leiden, daar heb ik niks over te zeggen. Maar ik voel wel een soort fierheid, breekbaarheid ook… Ik vind de mens op zijn schoonst als hij breekbaar is. Daar ben ik dus ook naar op zoek in de mensen die ik interview.”
En dan wordt er gehuild op tv…
“Ja, dat moet kunnen, hoewel het nooit mijn doel is. Als ik zie dat iemand het moeilijk krijgt, gooi ik er soms zelfs opzettelijk een grap tegenaan. Ik vind de weg naar het uiten van een emotie mooier dan het moment van het breken zelf. Zien hoe iemand dat ontroerparcours aflegt, hoe die vecht en dan toch toegeeft… Dáár ben ik naar op zoek. Maar de snotterende mens hou ik bewust uit beeld, dat moment vind ik dan weer té intiem om in het openbaar te gooien.”
Voel je jezelf ongemakkelijk als iemand huilt?
“Ook wel misschien. Het blijft een moeilijke evenwichtsoefening, en er bestaat geen handleiding voor. Ik probeer er in elk geval nooit misbruik van te maken, en mijn gasten in alle omstandigheden in hun waarde te laten. Ik duw hen tot bij de rand, maar nooit in de afgrond.”
En hij zegt het niet met zo veel woorden, maar hij geniet ervan als hij door de façade geraakt, of dat nu die van Sven Nys of Eddy Wally is. Straks, in september, doet hij het opnieuw. Dan sneuvelt het pantser van een vooraanstaand politicus. Goal!
Strandwandeling
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier