Het is geen toeval dat actrice Isabelle Van Hecke het Kunstenfestival Watou uitkiest voor een babbel. Struinen door het grensdorp is naar eigen zeggen een feest, een moment van rust en inspiratie ook. Het kan haast niet symbolischer dat verlangen het centrale thema is daar, diep in de Westhoek. Want al snel wordt duidelijk dat haar leven niet altijd een feest is geweest. Maar nu geniet ze eindelijk voluit, ook zonder alle toeters en bellen. “Toen iedereen rondom mij trouwde en aan kinderen begon, nam ik afscheid, tien jaar lang.”
Rust wel, mijn hoofd, rust niet te snel. Het is nog lang niet straks. En wees niet bang, wij zijn het maar. Het gedicht van Bernard Dewulf op het Kunstenfestival Watou maakt haar blij. “Kijk, híér hou ik van. Dit is voor mij feest: die combinatie van poëzie en beeldende kunst.”
Die strijd in haar hoofd, dat gevecht om rust, typeert Isabelle als geen ander. Het grote publiek kent haar misschien nog het best als Claudine, de gefrustreerde vrouw van de OCMW-voorzitter van Bevergem, al lijkt de goedlachse actrice – die op theaterpodia al meer dan haar strepen verdiend heeft – in níéts op dat personage.
“Wat er voor mij een feest was als kind? Goh, dat klinkt saai, maar naar de bibliotheek gaan. Alleen op je kamer zitten en een boek lezen. Hoe heerlijk was dat moment niet als kind: wakker worden en het eerste waaraan je denkt is dat boek dat je voort wil lezen. Ik kan mij dat niet meer voorstellen op vandaag. Feesten was ook goed eten. Dat was de hobby van mijn ouders. Uit eten gaan naar de betere restaurants. We gingen niet op reis, maar twee of drie keer per jaar kozen ze een goed restaurant uit. Daar kan ik op vandaag nog altijd enorm van genieten, soms zelfs weken nadien nog. (glimlacht) De Herborist in Sint-Andries, daar wilden ze mij ooit koppelen aan de zoon die de desserts maakte. En naar Saint-Nicolas in Ieper gingen we ook soms. Mijn vader had het geregeld dat we na zijn begrafenis naar daar zouden gaan eten. Geen klassieke koffietafel, nee. (stil) Dat was iets schoons, ja.”
Was je iemand die op familiefeestjes de show stal?
“Ik had thuis blijkbaar één moment per week, meestal op zondagmiddag, dat ik op een stoel ging staan en dat ik van alles deed. Dat duurde meestal een uur, en ik herinner mij dat ook. Haar zot moment, zeiden ze dan. Maar voor de rest was ik een heel verlegen kind. Het was mijn vader die me gestimuleerd heeft om kunsthumaniora te doen. Hij was ook nauw betrokken bij Scapino, een soort theatergezelschap dat zelfs tot in Zwitserland ging spelen. Ik wist niet eens dat zo’n richting op school bestond. Dat was fantastisch. Want als kind las ik al graag voor en het liefst lange teksten. Later wilde ik voorlezer worden in de kerk, het nieuws presenteren of zelfs de trein omroepen.”
Op je vijftiende trok je naar Leuven. Ik kan me wel voorstellen dat je wereld dan opengaat…
“Ik zag dat vooral aan mijn vrienden in West-Vlaanderen. Je kleren veranderen, je manier van doen. Elkaar een kus geven bij het begroeten… ze keken me hier aan alsof ik gek was geworden. (lacht) In dat eerste jaar ben ik vier jaar ouder geworden.”
Heeft het lang geduurd vooraleer je openbloeide?
“Ik was verlegen, maar het was nu ook niet zo dat ik een zielig plantje was. Mensen denken op vandaag ook nog vaak dat ik een felle ben. Ik heb dat in mij, maar ik heb evengoed die stilte nodig, dat rustige. Ik las onlangs een interessant artikel over extraverte introverten. Daar herken ik me helemaal in.”
Het is niet zozeer dat je hoogsensitief bent?
“Ja ook, maar ik heb een jaar of zes geleden een zware paniekstoornis gekregen. Ik leerde toen dat ik jarenlang op de toppen van mijn tenen had geleefd. Dat ik die filters niet had, die andere mensen wel hebben.”
Was er een aanleiding om ineens te crashen?
“Nee, maar dan kijk je even terug op alles en ik zag dat ik jarenlang in een soort fightmodus geleefd had. Mijn moeder is gestorven toen ik 25 was. Die periode heb ik jarenlang met mij meegedragen. Ze was 63 en een paar jaar ziek geweest. In mijn studentenperiode kwam ik elk weekend naar huis om te koken en voor haar te zorgen. Toen al had ik een enorme zwaarte in mij. Ik dacht jarenlang dat ik sterk moest zijn, dat ik dat wel aankon. Ik probeerde te doen alsof het mij niet raakte, dat ik wel alles aankon.”
“Die angstaanval kwam er van de ene dag op de andere, maar eigenlijk zat die er al heel lang aan te komen. Dat is heavy, ja. Toen heb ik drie dagen en drie nachten op de vloer zitten bibberen en beven. Echt letterlijk.”
“Ik kon niets doen. En toen durfde ik niemand te bellen, want ik zag al beelden van One Flew over The Cuckoo’s Nest voor mij. Echt, ik dacht: ze steken mij vast en het komt nooit meer goed.”
Hoe heb je het dan aangepakt?
“Ik ben een half jaar bij mijn vader gaan wonen, omdat het niet meer ging. En dan denk je eventjes dat het gedaan is met alles. Je zit op een nulpunt, waar je naar niets meer kan verlangen, simpelweg omdat je niet weet of er ooit nog iets gaat lukken. Het ging zelfs zover dat ik het eerste jaar niet naar buiten durfde. Ik kon soms niet eens naar het toilet stappen. Of ik stond in de winkel en ik kon opeens niet meer praten.”
Ik kan me voorstellen dat je zoiets moeilijk uitgelegd krijgt.
“Precies. En het klinkt vreemd, maar eigenlijk is dat een cadeau om mee te maken. Het is mij gelukt om eruit te geraken door mijn levenswijze aan te pakken, en dan vooral mijn blik op alles. Leren omgaan met dat gevoel van niet meer te verlangen. Dat klinkt alsof ik naar niets meer uitkeek, maar ik leerde dat ik niet altijd de lat ver moest leggen, dat ik in het hier en nu moest leven. Mindfulness ten top. Ik kan nu ook veel meer genieten dan vroeger.”
Ik denk dat we zouden schrikken van het aantal mensen die al in jouw schoenen hebben gestaan.
“Ongelooflijk. Toen ik met mijn verhaal naar buiten kwam, zeiden veel mensen me dat ze iemand kenden met dezelfde ervaring. (denkt na) Ik was hier een halfuur in Watou en voelde het al: dat ik zelfs trager stapte. Zo heerlijk, jong. Het moet ook altijd zo hard vooruitgaan. Ik heb soms zin om een boek te lezen thuis, maar er moet altijd nog wat gebeuren. Eerst werken en dan misschien rusten. Dat typisch West-Vlaamse trekje. Ik wéét het en toch trap ik er nog elke dag in. Echt elke dag. Maar ik draag die zwaarte niet meer met mij mee. Ik ben door de medicatie die ik moest nemen twintig kilo verdikt, maar ik voel me wel duizend kilo lichter.”
Velen krijgen zo’n inzicht pas laat in het leven.
“Ik zie nu vrienden rondom mij crashen en ik herken die signalen van toen ik twintig was. Toen iedereen rond mij trouwde en aan kinderen begon. Ik was op dat moment eigenlijk afscheid aan het nemen, tien jaar aan een stuk.”
Heb je zelf kinderen?
“Nee. Ik had al genoeg gezorgd in mijn leven en voelde dat ik er die zorg niet nog eens wilde bijnemen. De dag dat ik wist dat het niet hoefde, stond de man van mijn dromen voor de deur. Hij heeft drie kinderen, van 10, 14 en 16 jaar. Ik heb het beste van twee werelden: het is fijn als ze er zijn, maar als ze er niet zijn, kan ik evengoed genieten van de rust. Als kind wilde ik later acht kinderen, een grote tuin en een huis waar iedereen zomaar binnenliep.”
“Even niet je mening hoeven te ventileren vind ik heerlijk”
“Maar ik voelde op een gegeven moment dat kinderen mij niet zozeer gelukkig zouden maken. Als ik op vandaag lees en zie hoe de wereld draait, dan weet ik ook niet of ik daar die kinderen een plezier mee had gedaan.”
En hoe zou je ideale bruiloft eruitzien mocht je lief op zijn knieën gaan zitten?
“Mochten mijn ouders nog leven, dan zouden zij aan een klassieke feestzaal met een dj denken (lacht). Maar dat is niks voor mij. Geef mij maar een boerenveld met een tent op, of een mooie plek aan zee. De natuur, de zomer en een hoop liefdevolle vrienden! En natuurlijk ook lekker eten.”
Lang geleden trouwens dat je nog op een feestje was?
“Ik ben daar niet zoveel mee bezig. Ik denk dat ik vroeger al mijn troeven heb uitgespeeld op dat vlak. (lacht) Toen we op Studio zaten, zaten we al vanaf 17 uur in de Pallieter tot ‘s morgens vroeg om dan weer naar de les te gaan en dat een week lang. Ik ben op dat vlak veel rustiger geworden. Het cliché van ouder worden, toch?”
Had je moeite met tram 4?
“Nee, maar straks misschien wel met tram 5. Nu al word ik vaak geconfronteerd met ouders van kinderen met wie ik werk, die jonger zijn dan ik.”
“Ik ben door medicatie 20 kilo verdikt, maar ik voel me duizend kilo lichter”
“Je merkt dat je dingen begint te zeggen die je ouders ook zeiden. En dat je die pubers ziet doen wat je eigenlijk zelf wou: losbreken. Maar je blijft aan de kant staan en geeft hen goeie raad. Maar eerlijk: ik zou niet terug willen naar vroeger. Of toch misschien fysiek.”
En tot slot: verlang je nog naar iets?
“Tuurlijk. Ik droom er wel eens van om een jaar op een Grieks eiland te wonen of een maand in Bali, Zuid-Afrika of Australië te vertoeven, maar ik heb geleerd om vooral te genieten van wat er nu speelt. Een oosterse wijsheid leerde me: je kan door twee dingen ongelukkig worden: door te willen wat je niet hebt of door te hebben wat je niet wil. En als we de hele tijd als een hamstertje in een tredmolen zitten, dan klopt het niet. Het doet veel, de tijd nemen, wat rusten, en dat onderschat ik altijd. Weet je, ik ben twee keer geopereerd aan mijn stembanden en mocht toen dagen niet spreken. Dat vond ik uiteindelijk geweldig: even niet te hoeven deelnemen, echt afstand te kunnen nemen en niet zozeer je mening te hoeven ventileren. Heerlijk.”
“Geen pijngrens, zei mijn lief. De dokters zeiden iets anders.” h2>
Het litteken op haar onderbeen laat er geen misverstand over bestaan: het was een stevige breuk. “We waren onlangs op vakantie in Kaapverdië en gingen snorkelen. Iedereen raadde ons dat af, door de hevige onderstroom, maar mijn lief is behoorlijk sportief, dus gingen we toch. Nadat we langs enkele rotsen waren geklommen en gedoken hadden, keerden we terug in het zand en schoof ik uit. Stomweg, eigenlijk. Daar stonden we dan op een plek waar geen mens of auto kon passeren. Een halfuur later zou het donker worden. Een Afrikaan die voorbijkwam heeft me toen, samen met mijn lief, gedragen, zo’n twee kilometer ver. En mijn lief zei de hele tijd dat het ‘vast niet gebroken was’ en ‘dat ik gewoon geen pijngrens had’. Toen de dokters mij na de operatie een foto lieten zien van de zeven bouten die in mijn onderbeen zitten, was het eerste wat ik dacht: ‘wacht maar tot hij dit ziet.'” (lacht) p>
Wie is Isabelle Van Hecke? h2>
Isabelle Van Hecke (41) is afkomstig van Wevelgem. Ze studeerde aan Studio Herman Teirlinck en koos vooral voor theater, waarbij ze voor verschillende gezelschappen speelde. p>
Ze vertolkte ook heel wat gastrolletjes op televisie, van Witse tot Aspe. Isabelle viel bij het grote publiek op door haar personage in Bevergem en in De 16. Recent was ze ook in Callboys, Tabula Rasa en Tytgat Chocolat te zien. Ze had ook een rol in de films Le Ciel Flamand en De Premier. En binnenkort is ze ook te zien in de Eén-serie De Twaalf. p>
Isabelle is al 4,5 jaar samen met Raf Peeters, die als creative director werkt in Groot-Brittannië. Ze woont in Antwerpen. p>
“Wie moet ik spelen als ik zestig ben?”
Isabelle is binnenkort te zien in de VTM-reeks De Luizenmoeder, waarin ze een norse moeder speelt. Met de regisseur (Maarten Moerkerke uit Wevelgem, red.) stond ze al op de set van Verborgen Verlangen, waarin ze óók al een nors personage speelde. Ik word vaak gecast voor dat soort rollen. Ze moet meteen lachen als ze eruit floept dat het wellicht komt ‘omdat ze het gemakkelijk kan laten hangen’. “Het liefst speel ik een rol waardoor je kan transformeren, waar je echt in kan kruipen. Ik vind het verschrikkelijk om te mooi te willen zijn, want het leven is niet perfect. Vaak stond er bij de omschrijving van mijn personages: ‘afgeleefd’, ‘bijna met pensioen’ en dacht ik: ‘oei, wie moet ik dan spelen als ik zestig ben?’ Daarom deed ik vroeger ook veel liever theater, omdat de focus daar minder ligt op hoe je eruitziet. Regisseurs moeten wat dat betreft veel breder durven te kijken.”
“Geen pijngrens, zei mijn lief. De dokters zeiden iets anders.” h2>
Het litteken op haar onderbeen laat er geen misverstand over bestaan: het was een stevige breuk. “We waren onlangs op vakantie in Kaapverdië en gingen snorkelen. Iedereen raadde ons dat af, door de hevige onderstroom, maar mijn lief is behoorlijk sportief, dus gingen we toch. Nadat we langs enkele rotsen waren geklommen en gedoken hadden, keerden we terug in het zand en schoof ik uit. Stomweg, eigenlijk. Daar stonden we dan op een plek waar geen mens of auto kon passeren. Een halfuur later zou het donker worden. Een Afrikaan die voorbijkwam heeft me toen, samen met mijn lief, gedragen, zo’n twee kilometer ver. En mijn lief zei de hele tijd dat het ‘vast niet gebroken was’ en ‘dat ik gewoon geen pijngrens had’. Toen de dokters mij na de operatie een foto lieten zien van de zeven bouten die in mijn onderbeen zitten, was het eerste wat ik dacht: ‘wacht maar tot hij dit ziet.'” (lacht) p>
Het feestgevoel van...
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier