“Ik ben begonnen met mijn plan b”
Je zou Dries Heyneman een enfant terrible kunnen noemen, maar daarvoor is zijn peperkoeken hart te groot. De acteur, auteur en komiek met een hoek of vier af troont ons mee naar Blankenberge, waar hij honderduit praat over twijfelen, geduld en op je bek gaan. “Je leert echt niets uit succes.”
Blankenberge is geen onbekende voor Dries Heyneman. Hij groeide op in Ruddervoorde, maar werd geboren in de kustgemeente, waar zijn moeder verpleegster was. “Ze was van Meetkerke en ik herinner me hoe ik via Uitkerke, langs de Blankenbergse Dijkvaart tot hier in Blankenberge fietste. Dat brengt ongelooflijk veel herinneringen naar boven. Niet per se de kust, maar het land daarachter, de polders. Dat is mijn grootmoeder, mijn connectie met het verleden, mijn beeld van hoe het er honderd jaar geleden ook uitgezien moet hebben.” Op vandaag rijdt hij wel eens met zijn Fiat 500 uit 1975 in de buurt van Houthave, langs kronkelwegen met diepe grachten, waar hij naar eigen zeggen het gevoel heeft helemaal afgesneden te zijn van de rest van de wereld. Het zijn zeldzame momenten, want het maalt in zijn hoofd, elk moment van de dag.
Dries is een speelvogel pur sang. We zijn nauwelijks tien minuten op het strand of hij springt al in een reddingsboot, steekt zonder morren zijn broek af voor een foto in de zee en haalt een pijnlijk verhaal boven over ducttape die ‘onderaan’ is blijven kleven tijdens opnames voor de film ‘Vele Hemels’ onlangs. Maar daarover later meer. Eerst hebben we het over zijn diploma van psycholoog.
Helpt je opleiding in dit comedyvak?
“Het is niet noodzakelijk. Iedereen leeft in de wereld en herkent zaken, maar met mijn achtergrond ben je er misschien net iets gevoeliger voor.”
Van psychologie naar comedy, hoe ging dat trouwens?
“Aan de universiteit leerde ik Tim (Goditiabois, red.) kennen, die grote fan was van Kommil Foo. Toen we op weekend gingen, begonnen we liedjes te schrijven in die stijl, maar gaandeweg is daar meer en meer comedy in geslopen, meer rock-‘n-roll. Ik moet daar eerlijk in zijn: dat was grotendeels de verdienste van Tim, hij gaf me de passie daarvoor, al moest hij serieus trekken en sleuren aan mij. Ons eerste optreden had hij geregeld op de dag van mijn herexamen marketing. Ik ben gaan optreden en de rest is geschiedenis.”
In je podcast met Fokke van der Meulen gaf je een tijd geleden aan dat het allesbehalve glamoureus was.
“We hebben ontzettend veel gespeeld toen. Vier, vijf seizoenen van 130 voorstellingen, waarvan het merendeel in Nederland. Maar dat was allesbehalve logisch geregeld: we gingen letterlijk van Texel naar Poperinge, dan naar Leeuwarden en terug naar Brugge. We waren kapot. Ik heb daar veel uit geleerd. De periode nadien heb ik nauw samengewerkt met Han Coucke en toen heb ik gezien dat je ook op een rustige manier een degelijke voorstelling kan maken. Bij ons was dat totale hysterie bij momenten, pure chaos. Mijn voorstelling Jenny is op een aangename manier gemaakt. Had het beter gekund? Misschien wel. Slechter? Zeker weten! Een luis in de pels hebben, is erg ambetant. Dat brengt je naar een hoger niveau. Maar als het erop aankomt, heb ik liever geen luizen.” (lacht)
Heb je nu het gevoel dat je bent waar je moet zijn?
“Eigenlijk wel. Ik heb erg lang getwijfeld, jaren zelfs, om opnieuw op een podium te kruipen met een eigen voorstelling. Nu weet ik dat ik het kán, dat het een kwestie is van daar tijd in te steken. Waar ik over tien jaar wil staan?”
“Er bestaat geen geheime formule in comedy”
“Het feit dat ik op die vraag kan antwoorden, is het bewijs dat ik het voor mekaar heb in mijn hoofd. Als ik optreden kan blijven combineren met het schrijven van fictie, ben ik content.”
Ben je bang geweest om op je bek te gaan?
“Tuurlijk. Ik had geen zin om de zoveelste komiek te zijn. Maar ik heb vrede met wat ik doe. Als het publiek het niet lust, dan moeten ze maar naar iemand anders gaan kijken. In het begin heb ik meegedaan aan een open mic. Ik ben daar helemaal verzopen. Het is soms proberen en keihard op je muil gaan. Dat is niet geestig, maar je leert daaruit. Je leert echt níéts uit succes. Het is een harde leerschool, maar je leert alleen maar van mislukkingen.”
Stoort het je niet dat je jarenlang scoorde met Ter Bescherming van de Jeugd en je je nu opeens weer moet bewijzen?
“Nee. Weet je wat het is? Je moet geduld hebben. En dat is mijn grootste probleem, want ik heb er geen. Ik moet mezelf elke dag zeggen: ‘Rustig, dat komt wel.’ Wim Helsen zei het mooi: je moet vertrouwen hebben dat je het weer kan. Het zal anders zijn, maar het lukt wel. Maar dat is eigen aan artiesten, dat neurotische gegeven van twijfelen, bleiten en daarover zagen. En het is nu eenmaal zo dat niet alles wat je doet ook lukt. Er bestaat geen geheime formule in de comedy. Je moet je niet opjagen in dingen waar je geen controle over hebt. Ik kan op vandaag niet klagen. Ik ben anderhalf jaar solo bezig en als ik de speellijst zie voor komend seizoen… Het leuke is dat ik niet moet schrijven of spelen omdat het echt nodig is. Dat geeft rust in mijn hoofd. Als ik bezig ben met fictie, zeg ik dat optreden mijn vak is en omgekeerd. Zo kom ik op een zeker hoger niveau. (denkt na) Eigenlijk een constructieve manier om mezelf in de zak te zetten. Want van zodra iets werk wordt in plaats van een hobby, dreig ik toe te klappen. Ik ben dus eigenlijk hoofdzakelijk goed in hobby’s. En hoe meer ik op mijn gemak ben, hoe vlotter het gaat.”
Maar te rustig zijn, is ook niet goed, zeker niet als je denkt aan je kinderen en de financiële verantwoordelijkheid die daarmee gepaard gaat.
“Ten tijde van Ter Bescherming van de Jeugd heb ik daar fouten in gemaakt. Jenny was net bevallen en de dag nadien moest ik optreden. Het was een zware bevalling van veertig uur en ze was echt kapot. Ik zag in haar ogen dat dat optreden haar pijn had gedaan. Ik had daar moeten zijn, bij haar. Maar op dat moment leek het logisch. Vroeger was optreden alles. Nu nog altijd, maar nu zou ik al kunnen zeggen: het is máár een optreden.”
Was er ooit een plan B?
“Eigenlijk ben ik begonnen met mijn plan B. Ik heb drie jaar gewerkt als marketingconsultant. Na mijn studies ‘wist ik niet wat ik moest doen in mijn leven’. Ik volgde een postgraduaat cultuurmanagement in Antwerpen, maar dat voelde meer aan als bezigheidstherapie. Ik heb een tijd gesukkeld om een job te vinden, omdat ik aan de slag wilde in de reclamewereld. Maar die aanvaarden mensen met een creatieve achtergrond, niet noodzakelijk iemand uit de psychologie. Ik vond pas een job toen ik mijn standaarden verlaagde en die klik in mijn hoofd maakte. Ik kon aan de slag in de medische sector, waar ik onderzoeksmethodologieën ontwikkelde. Ik was heel goed in statistiek, volgde zelfs nog een cursus in Barcelona. Niemand wist waarmee ik bezig was, ik was de expert, de koning te rijk. Maar dat was na een tijdje uitgewerkt, dus spitste ik me meer en meer toe op die comedy.”
Je personages flirten heel vaak met die fijne grens van schaamte en ongemakkelijkheid, dus een vrijscène, zoals in de film ‘Vele Hemels’ kan er altijd bij?
“Als je mijn ijdelheid aanspreekt… (grijnst) Het stomme is dat ik op dat moment gestopt was met roken en tien kilo was bijgekomen. Dat was dé motivatie, dus begon ik te trainen en te fitnessen en raakte ik zo’n zes tot acht kilo kwijt. Maar na de opnames had ik geen goesting om daarmee door te doen.”
Naar verluidt is zo’n scène behoorlijk technisch.
“In een beperkte set, maar dat is erg misleidend. Er staan maar vijf of zes man rond, maar de rest zit een kot verder mee te kijken op de monitor. Omdat mijn kont te zien zou zijn, kon ik geen huidkleurig broekje aandoen, dus wat doe je dan? Een sok over je lul. Je moet dat echt eens proberen, dat ziet er ongelooflijk debiel uit.”
Rik Verheye heeft zoiets ook geforceerd voor ‘Callboys’, maar zijn ballen sloegen alle kleuren uit omdat de elastiek te veel spande.
“Bij mij was dat juust hetzelfde, alleen had ik ducttape gebruikt en die plakte in mijn schaamhaar.”
“Dan zijn ze van de schmink afgekomen met een alcoholspuitje om die lijm wat te ontbinden, maar het was een behoorlijk pijnlijke affaire. Nu, ik was content dat die scène gepasseerd was, eerlijk gezegd. Ik ben gewend om met maten samen te werken en als ik dan ingehuurd word, marcheert dat niet zo goed in mijn hersenen. Ik had ook tekst, hoor. Iets van: ‘Haal die vinger uit mijn gat’. Maar dat is wel bescheten als je dat moet zeggen. Echt waar, vint.”
“Een midlifecrisis? Ik voel die wel, maar heb er geen last van”
Ze blijven je toch vinden voor bizarre personages…
“Eigenlijk zijn het allemaal gasten die een gigantische blinde vlek hebben. Figuren die het niet doorhebben dat ze met een simpele aanpak al die problemen niet meemaken. Daar hou ik wel van, ook al omdat je het publiek het gevoel geeft dat ze slimmer zijn dan u.”
Zoek je dat ‘randje” ook weer op in je volgende show?
“Ja. Het basisidee is dat je alsmaar rechtser wordt als je ouder wordt. Ik vroeg me af of dat geleidelijk gebeurt of als er een kantelmoment komt. En ik denk dat ik het gevonden heb. Volgens mij is het de eerste keer als je foetert: ‘Ik heb er ook voor moeten werken.’ De aanleiding voor dat idee was een eerste lentedag een paar jaar geleden. Je weet wel: je doet de voordeur open, je voelt de zon, ruikt dat versgemaaid gras… Toevallig kwam mijn buurvrouw naar buiten, het type vrouw dat eigenlijk nooit het daglicht ziet. ‘Goed weer, hé!’, zei ik. Waarop ze antwoordde: ‘Ja, godverdomme, ja! Dat is toch niet te geloven, zeg! Die weervrouwen en -mannen zijn fulltime betaald als ambtenaren, om elke dag te zeggen dat er een kans is op bepaald weer. Een káns, verdomme! En je krijgt dan zo’n weer.’ Ik heb mijn deur dichtgedaan en ik ben in mijn bed gekropen. (lacht) Ga zo eens door het leven, zeg.”
Zelf geen last van een midlifecrisis?
“Ik voel die wel, maar heb er geen last van. Of je genoeg bereikt hebt naar je eigen goesting, is eigenlijk een debiele gedachte. Pieter Aspe was jarenlang conciërge van de H. Bloedkapel toen hij zichzelf voor de keuze stelde: blijven aanmodderen en ongelukkig zijn of zijn droom proberen te realiseren. Het is hem gelukt. Hij verdient op vandaag veel geld, maar echt heel veel geld. Maar of dat genoeg is om gelukkig te zijn?”
Tijd voor hobby’s?
“Mijn oldtimer. Maar ik ken niets van auto’s. Die luchtgekoelde motor zit in de koffer. Soms trek ik die open en kijk ik er gewoon eens naar. Kan je dat een hobby noemen? Niet echt, zeker?” (lacht)
Mis je het wonen in West-Vlaanderen niet?
“Ik ben gewend dat ik alles binnen handbereik heb. Letterlijk: binnen een straal van een kilometer waar ik woon, heb ik twee Hubo’s, een Gamma en een Brico.”
Ben je handig?
“Gyproc plaatsen, lukt perfect. Net als faiences. Dat doe ik graag, omdat zoiets simpel is, maar wel heel moeilijk lijkt voor iemand die er niets vanaf kent. Ik doe graag dingen die er moeilijk uitzien. (lacht) Maar als ik verhuis, dan verbouw ik niet meer. Ik leen liever nog tien jaar langer dan nog een poot te moeten uitsteken. Echt waar. Iemand die zelf zo’n achterbouw wil afbreken om 2.000 euro te sparen? En waarom? Om daar vijf weekends aan te hangen, ruzie te hebben met je vrouw, je kinderen die er genoeg van hebben, een gebroken rug, naar de apotheker en een kinesist voor een half jaar? Vergeet het.”
Strandwandeling
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier