“Het gebeurt dat ik onderweg stop en begin te huilen”

Redactie KW

Veerle Dejaeghere verkiest het bos boven het strand, modder boven zand, zegt ze. In De Haan vindt ze het gelukkig allebei. De kampioene uit Ardooie heeft al een indrukwekkend palmares, maar op haar lauweren rusten, zit er niet in. Integendeel, de lat blijft hoog liggen voor zichzelf als sportvrouw en straks ongetwijfeld ook als moeder. “Stoppen? Ik kan die knop echt niet omdraaien.”

In de auto naar de kust hebben we het over kinderen. Haar hond Paula hijgt in mijn nek, het dashboard vol cd’s verraadt een brede muzieksmaak, van The Pixies tot Pearl Jam. Veerle gaat overigens nooit lopen met muziek, zegt ze. Kan er zelfs niet inkomen. Daarvoor geniet ze te veel van de geluiden in de natuur en van de rust. Van dat laatste is weinig sprake als ze met Paula de dijk opstapt. De één jaar oude Deense dog weegt zo’n zeven kilo meer dan haar baasje. Ze heeft nog nooit zand gezien, weet Veerle. Maar wel duidelijk andere honden, dus moet ze al haar kracht aanwenden om het beest, er is geen beter woord, in toom te houden.

Kinderen zijn een paar uur later ook het gespreksonderwerp tijdens de terugrit. Veerle heeft geen vriend, maar wel een grote kinderwens. Eentje die op vandaag verzuipt in een complex en duur kluwen van administratie, met daartussen ook psychologisch slopende gesprekken. Ze heeft geen idee waar haar dossier ligt op het stapeltje, bovenaan of onderaan. Voor hetzelfde geld moet ‘haar’ kind nog geboren, wie weet, verwekt worden. Maar Veerle is optimistisch, straalt pure levenslust uit. Al is het niet makkelijk. Ze vertelt onomwonden dat ze soms huilt als ze op stap is geweest met collega’s, die na een leuke vergadering naar hun gezin terugkeren. We hebben het over principes en opvoeding. Ze is blij met het klankbord, merk ik, want vaak raakt ze in een gesprek niet verder dan antwoorden op de cliché-opmerkingen over alleenstaande moeders, die de veertig voorbij zijn, en een Afrikaans kindje willen adopteren. Veerle ís een moeder, maar voorlopig eentje zonder kind. “Al in het secundair onderwijs wilde ik eentje adopteren. Er zijn al zoveel kinderen op de wereld, van wie er ook nog eens een pak in armoede of weeshuizen opgroeien.”

Waarom een kindje uit Guinee?

“Oorspronkelijk keek ik in de richting van Ethiopië of Kenia. Dat is een erg trots volk, maar zij werken, in tegenstelling tot Guinee, niet met alleenstaanden. Ik weet niet hoelang het nog duurt, maar ik hoop alleen maar dat ze mij straks niet zien als een oma die aan de schoolpoort staat. (lacht) Maar serieus, eigenlijk is dat verschrikkelijk, dat lange wachten.”

Heb je al een naam?

“Ik weet nog niets, zelfs niet of het een jongen of een meisje wordt. Maar ik ga zijn of haar naam wel houden, omdat die de eigenheid typeert.”

Vrees je dan niet voor vooroordelen?

“Dat hoor ik vaak, dat het moeilijk wordt als ze een job zoeken. Maar ik vind dat een fout van de maatschappij en daar mag je niet aan toegeven, meen ik. Bovendien, als opeens een Jan Dejaeghere solliciteert en ze zien zijn huidskleur… ik ken genoeg verhalen.”

Heb je geen schrik dat je je straks dubbel zal moeten bewijzen?

“Soms wel, ja. Dan vraag ik mij af of ik dat allemaal wel ga kunnen. Vooral omdat je niet met twee bent en niet kan overleggen.”

“In de jaren van de Spelen mocht ik er niet aan denken dat ik zwanger zou zijn. Eigenlijk is dat erg, hé.”

Denk je dat je een strenge moeder wordt?

“Ik denk dat ik wel streng zal zijn, binnen het redelijke natuurlijk. Ik zou graag hebben dat als mijn kind problemen heeft, het naar mij kan komen, dat het niet bang is. Dat heb ik ook met de kinderen in mijn klas. Ik wil dat ze zich goed voelen, maar als het moet, moeten ze ook kunnen luisteren.”

Tikt je biologische klok al lang?

“Nee. Ik wist wel al dat ik kinderen wilde, van toen ik nog getrouwd was. En ik heb altijd graag kinderen gezien, maar vroeger was ik als onderwijzeres blij als de bel ging om vier uur. Ik heb pas achteraf beseft dat ik zo verslaafd was aan dat lopen. Zeker in de jaren van de Spelen mocht ik er niet aan denken dat ik zwanger zou zijn. Eigenlijk is dat erg, hé.”

Niet als je het beseft.

“Maar toch. Toen ik stopte, was dat in dezelfde periode als Kim Gevaert en Tia Hellebaut, die meteen zwanger waren. Toen mocht ik het ook horen, zelfs bij de bakker. Dan antwoordde ik ludiek dat Wendy Van Wanten mijn grote voorbeeld was, dat ze 48 jaar was toen ze nog een kind kreeg.”

“Met anderen en kinderen heb ik heel veel geduld. Maar met mezelf…”

Word je daar niet verschrikkelijk ambetant van, dat je leeftijd altijd maar ter sprake komt? Alsof je je steeds moet verantwoorden?

“Er was ooit een omroeper in Nederland, die echt elke ronde mijn leeftijd zei. Toen heb ik hem daarover wel aangesproken. Nu, het is eigenlijk een hele lieve man, die sindsdien de cijfers omdraait. Nu is dat leuk, ben ik opeens 34, maar volgend jaar wordt dat een probleem…” (lacht)

“Ik kan nog altijd niet tegen mijn verlies”

Je bent een volhouder, een plantrekker ook. Heb je je altijd zo willen bewijzen?

“Als kind wilde ik wel altijd winnen. Nog altijd eigenlijk. Dat is ook de reden dat ik niet meer meedoe aan de Crosscup. Ik wil echt niet de tweede zijn.”

“Ik ben tweede geweest in de Crosscup in het jaar dat ik nog meedeed voor de Spelen en je kan je niet voorstellen hoeveel ik achteraf gehuild heb omdat ik niet had gewonnen.”

Kan je nog altijd niet tegen je verlies?

“Ik kan daar niet over, nee.”

Je denkt toch niet dat je te oud aan het worden bent?

“Toch wel. En ik voel het ook wel. Wat ik gedaan heb, is ook niet gezond. Elke dag tot twee keer gaan lopen… Omdat ik een bultje krijg op mijn grote teen kan ik mijn voet niet meer mooi afrollen, wat voor druk zorgt op mijn hamstring en zitbeenknobbel. Ik loop geen dag meer zonder pijn. Ik denk al een jaar na over stoppen, maar ik kan het maar niet.”

Het is bijna een running gag op onze sportredactie: wanneer is Veerle gestopt? Ik geloof de eerste keer bijna tien jaar geleden en elk jaar heb je het wel nog eens herhaald.

“Echt, ik kan die knop niet omdraaien. Als ik thuiskom van school en nog veel werk heb, heb ik vaak geen tijd en goesting meer om te gaan lopen, maar dan trek ik toch weer mijn schoenen aan.”

En ben je achteraf ook tevreden dat je bent gaan lopen?

“Ja. (stil) Maar het gebeurt ook dikwijls dat ik stop langs de weg en zeg tegen mijn moeder dat ik er écht geen goesting meer in heb, dat ik begin te bleiten, want het is altijd afzien. Dan denk ik: nu is het echt genoeg. De volgende morgen belt ze dan: wanneer moet ik bij jou zijn om te trainen? (lacht)Maar nu kan ik toch al eens een rustdag inplannen. De meesten vragen ook: welk doel heb je nog? Toen ik terugkwam van de Spelen in Rio had ik een paniekaanval.”

“Ik loop geen marathon meer. Ik kots van al die uren en kilometers”

“Mijn tijd was 2 uur 37 in zware omstandigheden (haar beste tijd is 2 uur 31, red.). Dat Belgisch record van Marleen Renders kon ik niet pakken, maar de tweede beste Belgische moest wel lukken. Mijn ouders waren op vakantie en twee, drie dagen nadat ik terug was, ben ik opnieuw gaan lopen. Ik kwam thuis en had maar 29 kilometer gelopen, terwijl ik er 30 wilde doen. Ik was zo leeg, maar ik ben toch nog die kilometer gaan lopen. Mijn eerste wedstrijd daarna heb ik moeten stoppen na drie kilometer; ik was compleet op. Ik was te snel begonnen. Stom, want ik zou dat mijn atleten, aan wie ik training geef, nooit aanraden.

Ga je nog altijd voor die tijd?

“Nee. Ik kots ervan, van al die uren, al die kilometers. Ik heb echt geen goesting meer. Het gaat te traag ook. Met kinderen en anderen heb ik onnoemlijk veel geduld, maar met mezelf… Misschien betert het als ik een kindje heb, want ik wéét dat het altijd voorrang gaat krijgen. Maar nu heb ik geen excuus om te stoppen en vind ik mezelf een opgever.”

qsdf
qsdf

Met alles wat je bewezen hebt, inclusief drie Spelen?!

“Als je stopt, ben je een mietje, zeg ik tegen mezelf. Maar het gaat ook nog goed. Ik weet niet waarom ik zo streng ben. Ik heb altijd de beste loopster willen zijn, de beste juffrouw. Op school leer ik kinderen omgaan met verlies, zeg ik ook dat het helemaal niet erg is. Want ze leren daar zoveel uit. Maar dan denk ik soms ook: voor hen is het vast even erg als voor jou.”

Is het ooit goed genoeg?

“Op andere vlakken wel. Op materieel vlak ben ik rap content. Ik heb net mijn auto gekuist omdat je meeging, maar het dak niet omdat ik geen tijd meer had. (lacht)Soms ben ik best wel chaotisch, ja. Dat heeft ook zijn charme, denk ik dan.”