Gesprongen zekering

© Pixabay
Stephanie Rogeau
Stephanie Rogeau Medewerker KW

Ze wonen allebei in Kortrijk en delen een liefde voor het goede leven en schrijven. Verder hebben onze twee columnisten weinig gemeen. Wekelijks geven ze hier een inkijkje in hun uiteenlopende levens. Deze week is dat Stephanie Coorevits (38), auteur, psychologe en televisiemaakster.

Afgelopen zondag vierden wij met het gezin, zoals velen onder jullie, Moederdag. Op een bepaald moment ging het tijdens die bijeenkomst over onze gemeenschappelijke, gebrekkige woedebeheersing. Want hoewel wij doorgaans beleefde, aangepaste leden van de maatschappij vormen, moet gezegd worden dat onder het laagje beschaafdheid bij alle Coorevits-kinderen een vurige bol intense woede schuilt. Zoals het een echte West-Vlaming betaamt, copen wij hiermee middels overmatig drankgebruik en staalharde ontkenning maar soms is de boosheid te sterk en springt er even een zekering.

Zo stormde mijn zus laatst het veld op tijdens een voetbalwedstrijd van haar zoontje omdat hij getackeld werd door een ander kindje. Om gelukkig net op tijd te beseffen dat een kind bij het nekvel grijpen en over het veld sleuren misschien niet helemaal te verantwoorden valt. Mijn moeder voegde eraan toe dat ze vaak de behoefte voelt om random mensen in de grond te duwen wanneer die op het voetpad plots stoppen en zij tegen hen aan dreigt te botsen.

“In mijn hoofd wil ik dat niet, hoor. Mijn lichaam doet het gewoon vanzelf”

En mijn schoonbroer bekende dat zijn verkeersagressie dermate groot is dat hij oprecht vreest dat hij ooit daadwerkelijk iemand zal vermoorden. Waarop mijn broer meewarig het hoofd schudde en zei: ‘Ik gooi eigenlijk alleen maar met dingen als ik boos ben.’ ‘Welke dingen dan?’, vroeg ik. ‘Vooral mensen eigenlijk’, antwoordde hij met een kalmte die doorgaans enkel bij antisociale persoonlijkheden kan worden geobserveerd.

Luidop vroeg ik me af waar al die woede in ons gezin vandaag zou komen. We hebben namelijk alle vier een goede, warme opvoeding genoten en niet meer trauma’s meegemaakt dan de gemiddelde millennial. ‘Het zou wel eens genetisch bepaald kunnen zijn’, mijmerde mijn zus. Laatst had ze namelijk een gesprek met haar zevenjarige dochtertje in de auto rond hoe om te gaan met boosheid. Diep in- en uitademen was de eerste tip. Heel hard kleuren met een potlood de tweede. ‘En als dat niet helpt, kan je altijd iemand pijn doen’, luidde het ultieme alternatief. Waarop mijn zus haar schattige dochtertje een tikje fronsend aankeek. ‘Maar mama,’ antwoordde deze, ‘in mijn hoofd wil ik dat niet, hoor. Mijn lichaam doet het gewoon vanzelf. Ik kan er niets aan doen’. ‘Wie doe je dan pijn?’, vroeg Lot ietwat angstig anticiperend op het antwoord. ‘Gewoon, het kindje dat op dat moment het dichtst bij mij staat’, luidde het antwoord.

En hoewel het idee alleen al ons allemaal erg hartelijk deed lachen, valt het voor de rest echt heel goed mee met de boosheid, hoor.