De wondere wereld van Luc: een rosbief uit de vorige eeuw

Luc Dufourmont

Echt rustig is het nooit in het hoofd van Luc Dufourmont. Sommigen noemen het een afwijking, anderen een gave. In deze column neemt hij ons elke week even mee in zijn denkwereld. Soms grappig en dan weer intriest, maar altijd recht uit het hart en met een flinke dosis buikgevoel.

”k Was geboren en op slag behoorde ik tot middenstand…’ zong Raymond van het Groenewoud begin jaren tachtig.

Alhoewel mijn vader een hekel had aan de stempel ‘middenstand’, en alle verenigingen daarrond, voel ik veel verwantschap met dat lied.

Als zelfstandige in een kleine gemeente ben je schatplichtig aan de collega-middenstanders en dat resulteerde in het feit dat alle Rekkemse slagers al een of meerdere televisietoestellen hadden gekocht bij ons vader. En dus mochten zij op hun beurt een wekelijkse portie vlees aan huis leveren. Zo kwam het dat wij jaren aan een stuk wekelijks rosbief moesten eten op zondag en worsten op woensdag. De derde woonde op honderd meter en daar mocht ik dan tijdens de week onze dosis fijne vleeswaren halen, tot mijn twaalfde verjaardag kreeg ik telkens een schelleke*.

Op vrijdag kwamen beurtelings twee visboeren aan huis. Allemaal tevreden middenstanders dus.

Maar de tijden veranderen en de eetgewoonten ook, met het gevolg dat we op de duur naast onze kleine diepvries ook nog een grote kofferdiepvries moesten plaatsen en de pakken vlees zich opstapelden.

Plots lag er een grote plas water in de kelder

De redding kwam toen mijn vader ontdekte dat twee slagers hun laatste televisietoestel bij de Makro in Eke hadden gekocht. De rosbiefstop was een feit. De worsten werden ook afgebouwd en zie, na een paar maanden konden we de reserves uit de diepvrieskast aanspreken.

De kofferdiepvries draaide jaren aan een stuk zonder ophouden en mijn moeder zorgde ervoor dat er altijd verse soep, groenten, pastasauzen, ijsjes en nog veel ander lekkers in de logge koffer zaten.

Begin deze eeuw, 2001 denk ik, lag er plots een grote plas water in de kelder, de diepvries had zijn laatste zucht ijs gegeven en was volledig uitgevallen. Verbrande motor was het verdict.

Mijn moeder haalde alle ontdooide producten boven en tot haar grote spijt verdween er veel rechtstreeks in de vuilnisbak. Wat nog licht ingevroren was, werd klaargemaakt en verorberd. Helemaal onderaan de diepvries, onder enkele zakken diepvrieskroketten, vond ze een klein zakje met daarop in haar handschrift geschreven: “Rosbief, 14 mei 1996, 336 frank.” Lachend toonde ze het pakje vlees aan mijn vader en wou het voort laten ontdooien voor de poezen. Mijn vader zei: “Er is daar niks mis mee, maak het maar klaar.”

En zo komt het dat we met zijn allen, tegen alle zondagse gewoonten in, midden in de week een rosbief uit 1996 opaten. Ze diende hem op met een zeer lekker donker champignonsausje, sperzieboontjes en kroketten. Als dessert was er ijs naar believen, want: “Ik kan dat toch niet wegsmijten, hé jongens?”

Het was dankzij dat stukje vlees uit de vorige eeuw dat ik weer besefte hoe lekker een rosbief kan zijn.

De kabeljauwmoten uit 1997 hebben we aan de poezen gegeven. Ze leefden nog lang en gelukkig.

*Een schelleke (plakje) geven de meeste slagers aan de kinderen net voor ze de zaak verlaten, meestal is dit goedkope hespenworst.

Beluister de Middenstand Blues van Raymond Van Het Groenewoud:

https://www.youtube.com/watch?v=YAoRxQzfQn8