De Wondere Wereld van Luc: Bambi pangang

Luc Dufourmont

Echt rustig is het nooit in het hoofd van Luc Dufourmont. Sommigen noemen het een afwijking, anderen een gave. In deze column neemt hij ons elke week even mee in zijn denkwereld. Soms grappig en dan weer intriest, maar altijd recht uit het hart en met een flinke dosis buikgevoel.

Van traiteurgerechten krijg ik vaak maagproblemen. Volgens mij voegen ze er een of ander bewaarmiddel aan toe waar mijn spijsverteringsstelsel negatief op reageert. Hoe graag ik ook een bladerdeegrol met ham en kaas eet, je kan er donder op zeggen dat ik binnen het half uur na het consumeren krampjes krijg.

Toen ik nog in de Barakken woonde, een kleurrijke wijk in Menen, was er een traiteurzaak op wandelafstand van mijn woning en als ik er voorbijkwam barstte de toonbank uit zijn voegen van het aanbod. Videes met kip- of visvulling, opgevulde tomaten, rundstong in madeirasaus, konijn in bruin bier, stoverij, paella, gevulde flensjes, americain op vijf wijzen, Potjevleesch, alles lag er en ik had echt de indruk dat het er ook bleef liggen. Op zondagavond net voor sluitingstijd gebeurde het dat ik er binnenstapte voor wat hesp en kaas en bij uitzondering een schelle paté van de chef. De toonbank lag nog altijd even vol niettegenstaande de zaak dicht was op maandag. Arsène en zijn zoon Michel, de Brusselse uitbaters, probeerden me steevast wat aan te smeren. “Eén kilo vol-au-vent met één kilo kroketten gratis, drie boomstammetjes, twee gratis…”

De allerlaatste keer dat ik er binnenging was Arsène in volle discussie met een aanwezige klant. “Chinezen, er zijn er duizenden in België, maar heb jij ooit al ergens een doodsbericht voor een Chinees gezien?” De klant schudde, duidelijk onder de indruk, overtuigend van ‘nee’. Arsène keek me nu ook aan, op zoek naar steun voor zijn betoog. Voor ik een antwoord kon bedenken zei hij zelf: “Neen, nooit, jamais!”

Hij zwaaide zijn lange slagersmes in de lucht

“Mijn vorige zaak was in Anderlecht en ik woonde tussen de Chinezen. Rechts was er een Chinese traiteur en links een Chinees restaurant. Ik ga het u zeggen wat er gebeurt met Chinezen die sterven in België, er komt een nieuwe Chinees naar ons land die de plaats inneemt van de overledene. Het lijk verwerken ze in hun eten, loempia’s, bambi pangang en anderen brol!”

Bambi pangang…”, proestte ik het uit en begon hardop te lachen. Arsène zijn ogen puilden uit hun kassen, hij liep bloedrood aan en als een briesende chimpansee snauwde hij me toe, zijn lange slagersmes in de lucht zwaaiend: “Geloof je me niet misschien, langharige?” “Euh, nee, waar haal je het uit, zo respectloos over uw medemens praten…”

Nu kwam hij vanachter zijn toonbank voor mij staan en sprak iets stiller maar even venijnig: “Mijnheer, 25 jaar lang woonde ik er naast, ik weet waarover ik spreek en ik zeg het u nog één keer maar dan in ‘t Frans, ge gaat het misschien beter verstaan.” Ik liep drie stappen achteruit, trok de winkeldeur open en werkte me snel naar buiten, de man kwam op het trottoir staan en riep: “Les Chinois on les enterre pas, on les bouffe!”

Nooit ging ik er nog binnen en ik probeerde zoveel mogelijk zijn voordeur te vermijden. Mijn oudste broer liep enkele maanden na dit voorval een voedselvergiftiging op na het eten van, oh ironie, een portie bami goreng van bij Arsène. Het zou me niets verwonderen dat hij het als bambigoreng had gekocht.

https://www.youtube.com/watch?v=7DqvweTYTI0