De smaak van bellenblaas

© Pixabay
Siel Verhanneman

Ze wonen allebei in Kortrijk en delen een liefde voor het goede leven en schrijven. Verder hebben onze twee columnisten weinig gemeen. Wekelijks geven ze hier een inkijkje in hun uiteenlopende levens. Deze week is dat Siel Verhanneman (33), auteur en dichter.

Een mollig kinderhandje draait het dopje van een cilindervormig potje open, dopt het stokje dat eraan hangt er een aantal keer hardhandig in. Het stokje wordt bruut tot bij haar mond gebracht en het meisje probeert er onhandig bellen uit te blazen. Een grimas verschijnt wanneer de smaak van het zeepsop tot haar doordringt. ‘Mama doen!’, roept ze en rent dan een half uur achter de gekleurde bellen aan. Diezelfde mollige handjes grijpen een vilten mandje met een paaskonijn op. Ze stapt door een enorme tuin ergens in de Ardennen op zoek naar gekleurde paaseieren. Wanneer er twee mandjes gevuld zijn worden die leeggegooid en deze keer door haarzelf verstopt, de zoektocht kan opnieuw beginnen. Datzelfde mollige handje zoekt de grootste stenen uit op wandeling om ze te gooien in de kleine kreekjes en plassen die ze onderweg passeert. Er wordt voor elke plons geapplaudisseerd. Met laarzen aan is het kindje onaantastbaar: er kan overal in gewandeld en gesprongen worden.

“Mama zijn is opnieuw de magie ervaren van het ontdekken”

Wat is jouw mooiste kinderherinnering en zijn het ook de meest eenvoudige herinneringen die jaren later nog altijd het meest indruk op je maken? Mama zijn is opnieuw die magie ervaren van het ontdekken. Dat een zeepbel zich niet zomaar laat vangen en dat je ergens de smaak van bellenblaas hebt bewaard, dat elke plons weer net dat beetje anders klinkt. Mama zijn brengt me kinderherinneringen terug die ik al vergeten was. Zoals die keer toen we paaseieren zochten in de Ardennen, in een dikke laag sneeuw met de hele familie. Maar de mooiste herinnering die onlangs weer bij me binnenkwam, was de hand van mijn papa in de auto. Toen mijn zus en ik kinderen waren zat zij altijd vooraan en ik op de achterbank, achter mijn papa. Om de zoveel tijd stak hij ineens zijn hand achter zijn zetel, zijn vingers zwaaiden en automatisch beantwoordde ik dat gebaar door even kort zijn hand aan te raken. Ik weet niet wat het motief van die beweging was. Even controleren of de kleinste nog oké was? Of gewoon even in verbinding staan met de dromer op de achterbank? Het was een ritueel waar ik aan deelnam maar weinig over nadacht. Ik zie de witte hand van mijn papa nog goed voor me en weet vooral nog hoe die voelde: ofwel heel droog, ofwel heel vettig met de zoete smaak van Nivea.

We zaten, nu al een aantal weken geleden, in de auto en alsof het een reflex was, wuifde ik even met mijn hand van achter mijn zetel, mijn kindje greep die vast en viel in slaap. Sindsdien roept ze, wanneer ze moe wordt in de auto: ‘Mama handje!’ en dan weet ik wat me te doen staat. Datzelfde eerdergenoemde mollige handje in mijn hand. Ergens in mijn gedachten rusten we allebei in één grote, witte opahand.