De band tussen Limburgers en West-Vlamingen

Stephanie Rogeau
Stephanie Rogeau Medewerker KW

Geen boeiender ras dan het West-Vlaamse, vindt ook Stephanie Coorevits. De schrijfster, psychologe en televisiemaakster laat zich graag inspireren door de West-Vlamingen en hun gewoontes.

Ik trap hier misschien een open deur in maar ik ben nogal een fan van taal. Ik word helemaal week vanbinnen wanneer ik in een tekst op een prachtig gevormde zin bots. Ik vind het niets minder dan wonderbaarlijk hoe we met woorden duidelijk kunnen maken aan een andere mens hoe we ons voelen en ik geloof oprecht dat communicatie de basisvoorwaarde is voor elke menselijke interactie.

Dit gezegd zijnde. Afgelopen weekend was het Pukkelpop en verbleef ik in Kiewit, Limburg bij de ouders van een vriend. Het is geweten dat West-Vlamingen en Limburgers goeie vrienden zijn. Dat komt volgens mij doordat we beiden vaak het mikpunt van spot vormen in de ogen van onze landgenoten. Zoiets schept een band. Een non-verbale band dan wel, want die taalbarrière is niet om te lachen.

Ik word helemaal week vanbinnen wanneer ik in een tekst op een prachtig gevormde zin bots

Patrice (kort voor Patricia en uit te spreken door elke letter zo lang mogelijk te rekken), de moeder des huizes, is een rasecht Limburgs moeke. ‘s Morgens stond er altijd een enorm ontbijt op onze katerkoppen te wachten. Broodjes met shpek, een lokale specialiteit waarbij ze spek rond een pistolet wikkelen en die dan afbakken. Briljant in zijn eenvoud! Teken mijn petitie voor de invoer in onze streek in bijlage!

Patrice maakt al graag eens een praatje met de vrienden van haar zoon. Ik schets nog even de context. Negen uur ‘s morgens, na drie uur slaap (ik), nog half dronken (ik), nauwelijks in staat om te ademen, laat staan om te denken (ik) en een babbelzieke, rasechte Limburgse (zij). Ik kan je vertellen: de goede wil was bij beide partijen absoluut aanwezig maar vaker wel dan niet bevonden Patrice en ik ons Lost in Translation:

Patrice: “Naer?” (vertaling: alles goed?)

Ik: “Waar?”

Patrice: (steekt haar duim in de lucht)

Ik: “Ah! Ja, ja!” (duwt eigen duim ook in de lucht gevolgd door overdreven knikken met hoofd)

Patrice: “Kum se un tas koffie drinken bie mich?”

Ik: “Huh?”

Patrice: wijst ostentatief naar de koffiekan, articuleert minutieus ‘K-O-F-F-I-E?’ en priemt vervolgens haar wijsvinger in mijn borstbeen.

Ik: “Ah! Ja! Koffie! Ja!” (opnieuw duim in de lucht, want dat werkte de vorige keer zo goed)

Waarop we vervolgens met twee aan de overvolle ontbijttafel gaan zitten, recht tegenover elkaar, om de vijf seconden naar elkaar lachen, onze duimen tegen elkaar duwen en de seconden aftellen tot haar zoon naar beneden komt om tolk te spelen. Toffe mensen, die Limburgers.