Aspe Awards – Verhaal 9: Jeremy Feijten

© Getty Images/iStockphoto
Redactie KW

Dit is een van de tien verhalen die meedingen naar de KW Publieksprijs van de Aspe Award. Het is geschreven doorJeremy Feijten uit Aalst.

“Weet je zeker dat hij er niet is vanavond?” Het was al de derde keer die week dat Lotte die vraag stelde. Telkens weer kreeg ze hetzelfde antwoord. “Nee, hij is er niet. Vandaag niet.”

Lotte schopte boos tegen de voet van de tafel. “Hij is er nooit.” Mama schepte Lottes bord vol en zette het voor haar op tafel. “Eet maar gauw je bord leeg. Dan kan je nog even tv kijken.” Lotte nam haar vork beet en prikte gaatjes in het vlees. “Waarom komt hij niet meer? Vroeger was hij er altijd na school.”

Mama keek naar papa en hij naar haar. Ze deden altijd vreemd als Lotte het over opa had. Ze zeiden nooit wat, maar Lotte wist dat ze met hun ogen spraken. Ze had er een hekel aan.

“Hij is op reis.” “Nietes!”, snauwde ze. “Dat was vorige week.” Mama streelde Lottes haren. “Hij blijft wat langer.” “Ik haat opa.” Er rolde een traan over haar wang. “Hij heeft niet eens gedag gezegd.” Ze smeet haar vork weg. Hij stuiterde tegen de tafel en kwam kletterend op de keukenvloer terecht. “Zo is het wel genoeg, jongedame.” Papa stond op en pakte haar onder de oksels. “Als je je niet kunt gedragen, dan ga je maar naar bed.”

“Bart, doe dat nu niet.”

“Als ze zich misdraagt, moet ze naar bed. Zo is het altijd geweest en je weet wat hij heeft gezegd. Ze heeft routine nodig.”

Toen Lotte huilend in bed lag en haar ouders de afwas deden, sneed Veronique een onderwerp aan dat ze de voorbije twee weken al vaker had willen bespreken. “Ik vind dat ze het moet weten.” Bart schudde geërgerd het hoofd. “Hadden we niet afgesproken dat we het aan de psycholoog zouden overlaten? Weldra herinnert ze zich alles weer. Dat heeft hij ons verzekerd.” “We zouden haar daarbij kunnen helpen.” Bart nam een bord van het aanrecht en droogde het af. Hij keek haar fronsend aan. “Hoe dan?” “Ze moet terug naar de bioscoop.” Het bord glipte uit Barts handen en verbrijzelde tegen de tegels. Het geluid vulde de keuken.

Vandaag ben ik vijf jaar. Gisteren was ik nog klein, maar nu ben ik een grote meid. Mama zegt dat ik heel flink ben, dus mag ik voor het eerst naar een film op de grote tv gaan kijken. “De schermen zijn er nog langer dan de tafel in de woonkamer.” Opa overdrijft graag. “En als je ervoor zou staan en naar omhoog zou kijken, zou je niet eens de bovenkant kunnen zien.” Ik frons mijn wenkbrauwen en zet mijn handen in mijn zij. “Weet je dat zeker?” Daar moeten hij en mama hard om lachen. “Dat heeft ze van haar juf geleerd”, zegt mama. “Ja, schat, dat weet hij heel zeker. En weet jij zeker dat je braaf zult zijn?” Ik knik zo hevig dat opa kriebel kriebel doet in mijn hals. Ik moet heel veel lachen en kan er pas mee stoppen als hij zijn jas neemt. Ik spring van het trapje aan de voordeur naar de auto. In zes sprongen ben ik er. Zes, zo oud word ik volgend jaar.

“Wat gaan we kijken?”, vraag ik. “Jij bent de jarige, dus jij mag kiezen.” “Ik wil een griezelfilm!” “Behalve dat.” Ik kijk opa streng aan. “Ben je soms bang, opa?”

Als we aankomen, staat er al een rij tot op de stoep. De bioscoop is nog groter dan mijn school, maar er is geen plek om te spelen met andere kindjes. Boven de deuren hangt er een doek van een dikke mevrouw met een pistool en de muren hebben ramen met posters. “Kijk,” zegt opa. “zullen we naar die film gaan?” Ik trek mijn neus op. “Nee! Dat is voor baby’s. Ik wil die ernaast.” “Dat rode monster ziet er best eng uit.” Ik sla hem speels tegen de arm. “Jij bent echt niet dapper, opa.” Hij lacht. “Goed dan. Die wordt het.”

“Als opa even later mijn kin beetneemt, schrik ik zo erg dat de popcorn bijna op de grond valt”

Binnen is het versierd met gekke, gele mannetjes. Het zijn net bananen met ogen. Ik wring me langs de deur om ze beter te kunnen zien en trap per ongeluk tegen de meneer voor ons in de rij. Hij draait zijn hoofd om en kijkt niet blij. Ik grijns breed naar hem. Hij lacht niet terug. “Sorry”, zegt opa, “Het is haar eerste keer.”

De boze meneer heeft zweet op zijn voorhoofd en kijkt zenuwachtig in het rond. Zijn vriend doet hetzelfde. Ik denk dat ze stiekem een beetje bang zijn voor de film die ze willen kijken. “Je eerste keer hé?”, zegt de zwarte mevrouw achter ons. “Dat zul je wel spannend vinden.” De meneer die naast haar staat, doet knipoog naar mij. “Wij gaan naar die film”, vertel ik en wijs naar de poster met de kleurrijke bollen. “Dat is mijn lievelingsfilm”, zegt de mevrouw. Opa knijpt in mijn hand. Dan bukt hij zich naar me toe en fluistert: “Heeft je mama je nooit geleerd dat je niet met vreemden moet praten?”

De grote tv ziet er precies uit zoals opa heeft verteld. Ik loop erheen om hem aan te raken, maar opa houdt me tegen. “Dat mag niet”,” zegt hij. “Dan gaat de film stuk.” We gaan helemaal vooraan zitten. Ik heb een beker popcorn op mijn schoot en prop een handvol in mijn mond. Als de lichten uitgaan, neem ik opa’s hand beet. Er zit vuurwerk in mijn buik. Pang pang pang. Als opa even later mijn kin beetneemt, schrik ik zo erg dat de popcorn bijna op de grond valt.

“Doe je mond maar dicht”, fluistert hij. “Straks kruipen de filmmonsters nog naar binnen.”

De tweede keer dat ik schrik, is het niet opa’s schuld. Hij kijkt achterom. De hele zaal is geschrokken van pang. Sommigen beginnen te fluisteren, anderen staan zelfs recht en dat mag niet tijdens de film. Dan is er weer pang en wordt er geroepen. Iedereen wil weg en het rode mannetje van de film is boos. Opa zegt dat we moeten gaan. Ik vraag waarom, maar hij antwoordt niet. Hij tilt me op en zijn dikke baard schuurt tegen mijn wang. Er wordt geduwd en getrokken om eerst bij de deur te zijn. Iemand valt en krijgt een trap tegen het hoofd. Ik hou mijn armen stevig om opa’s nek. Het is niet leuk meer in de bioscoop. Overal om ons heen zie ik bang en wenen. Ze zijn allemaal de weg kwijt. Ze lopen net als onze kip Witje. Naar rechts, naar links, en dan plots de andere kant uit. Pang komt vaker en luider. Alle schreeuwen maken tranen in mijn ogen. Opa doet enkele stappen en blijft dan staan.

“Ik wil naar huis”, zeur ik. Opa kijkt heel serieus en dat is eng. “Hé, kom hier binnen.” De zwarte meneer die daarnet knipoog heeft gedaan, wil dat we hem volgen. Hij staat bij de deur van de toiletten. Ik moet pipi doen. Opa kijkt hem even aan, maar dan loopt hij hem voorbij en neemt een andere gang. “Rustig maar, Lotte. Ik weet een nooduitgang zijn.”

Als we aan het einde van de gang komen, zie ik een meneer met een geweer in zijn hand. Niet eentje zoals die waar papa op de kermis mee schiet. Deze maakt veel lawaai en doet echt pijn. Opa heeft hem ook gezien en loopt de hoek om. Het geweer doet weer pang en mijn oren zeggen auw. De meneer loopt achter ons. Opa drukt me stevig tegen zich aan en klimt over een hek. We zijn nu bij het snoephuisje waar we daarnet popcorn hebben gekocht. Opa probeert de deur, maar die zit op slot. Het rolluik is een beetje open. Hij wringt zijn vrije hand tussen het gat en duwt het luik omhoog. Hij zet me op de plank naast de kassa. Ik wil hem niet loslaten, maar opa trekt mijn armen van zich af.

“Ga op de grond zitten”, beveelt hij. “”Verstop je naast de – ”

Zijn zin stopt als pang spreekt. Opa draait zich om en ik kan alleen zijn rug zien. Voetstappen worden luider. Opa begint hard te roepen. Dan doet pang hem zwijgen. Ik zie zijn hoofd langzaam zakken en achter het huisje verdwijnen. Ik kijk nu in de ogen van de meneer met het geweer. Ik weet wie hij is. Hij heeft nog meer zweet dan daarnet. Hij kijkt naar me en ik huil veel tranen. Hij komt dichterbij. Wenen doet pijn aan mijn keel, maar ik kan niet stoppen.

Dan trekt hij het rolluik naar beneden en zit ik in het donker. Ik schrik en de tranen ook. Ik haal diep snikkend adem en durf me niet te bewegen. Ik weet niet hoeveel de klok tik tok heeft gezegd voordat het luik weer omhooggaat. Een meneer van de politie steekt zijn armen naar me uit. Hij heeft ook een geweer bij. Ik kruip verder achteruit en druk mezelf tegen de koelkast van het snoephuisje.

“Kom maar”,” zegt hij aardig. “Je hoeft niet bang te zijn. Het is voorbij.”

Ik twijfel. Ik kijk niet naar hem, maar naar zijn pistool.

“Wil je naar je mama? Ze wacht buiten op je.”

Mama! Dat woord maakt me blij om recht te staan. Ik kruip op de toonbank en de agent tilt me onder het rolluik naar zich toe. Hij drukt mijn hoofd tegen zijn schouder, maar wanneer hij zich omdraait en wegloopt van het snoephuisje, zie ik opa op de grond liggen. Hij slaapt niet. Zijn trui is rood gekleurd en zijn ogen zijn open. Ze kijken me aan, maar zien me niet. Ik draai mijn hoofd weg, maar overal ligt pijn en bloed. Mijn ogen willen niet meer kijken. Ze zijn net een raam in de regen. Ik sluit ze tot ik de zon op mijn huid voel en de wind door mijn haren gaat.

Het eerste wat ik zie, is mama en papa die naar me toe lopen. Ik ben zo blij dat de tranen ook hallo zeggen. Ik sla mijn armen om hen beiden en druk me dicht tegen hen aan. Aan de overkant van de straat staat een politieauto. Door het donkere venster zie ik de boze meneer met het zweet. Hij toont een kleine glimlach. Ik niet.

Dit verhaal werd geschreven door Jeremy Feijten (29) uit Aalst. Vind je dat hij de KW Publieksprijs verdient, stuur dan een mail naar promotie@kw.be met ‘Jermey Feijten’ in het onderwerp van de mail. Info over de wedstrijd vind je hier.