“Pierre en Bernadette waren pot en deksel”

© (Foto Benny Proot)
Nancy Boerjan

Op zaterdag 30 september reikt misdaadauteur Pierre Aspeslagh, beter bekend als Pieter Aspe, voor het derde jaar op rij de Aspe Award uit. Die avond stelt hij ook zijn 40ste Van In-boek ‘De Butlerknop’ én ‘Afscheid van een muze’ voor, een graphic novel die hij samen met cartoonist Marec maakte en waarin hij ook op papier afscheid neemt van zijn geliefde Bernadette. De pijn is een jaar na haar dood nog rauw, maar vrienden zien de schrijver stukje bij beetje weer overeind komen.

Een longkanker waar niks meer aan te verhelpen valt. De diagnose die Bernadette Vandenbroucke, echtgenote en grote liefde van Pierre Aspeslagh, in het voorjaar van 2016 te horen kreeg, was bikkelhard. Enkele maanden later, op 31 augustus, overleed ze in hun woning in Blankenberge, na veertien intense jaren samen. Maar niet zonder een reeks maatregelen te treffen die Pierre ook na haar dood overeind moesten houden, en haar boezemvriendin Cindy Van Damme te laten beloven dat ze over hem zou waken.

“Ik leerde Bernadette acht jaar geleden kennen in café Northsea in Blankenberge. Ik was toen net beginnen te werken voor Brouwerij Vander Ghinste”, vertelt Cindy, die het bier Omer mee op de kaart zette, maar een half jaar geleden een nieuwe uitdaging zag in een eigen restaurantje op de Zeedijk in Wenduine. Dat baat ze samen met Sandy Boonefaes uit, wat Pierre inspireerde tot de restaurantnaam Cindy&Sandy. “Bernadette en ik kenden elkaar niet, maar geraakten aan de praat en bleven plakken nadat we ontdekten dat we allebei van whisky-cola hielden”, glimlacht Cindy. “Sindsdien spraken we dikwijls af en dan kwam Pierre mee – want Bernadette en hij waren onafscheidelijk – maar hij was altijd de stille.”

Bernadette en Cindy werden goeie vriendinnen. “Ze had een groot hart, was altijd bekommerd om anderen. Een prachtige vrouw.” Maar Bernadette werd terminaal ziek en maakte zich zorgen om de toekomst van Pierre. “Zo liet ze me beloven dat ik ook na haar dood samen met Pierre zou blijven afspreken om te aperitieven, ze was bang dat hij zich zou afsluiten van de wereld. En dat ik hem zou waarschuwen voor drempeltjes. Want Pierre heft amper zijn voeten op als hij loopt, waardoor hij wel eens struikelt. Dus elke keer als ik mezelf nu hoor zeggen ‘Pierre! Een trapje!’ denk ik aan Bernadette, en dat zíj het eigenlijk is die hem waarschuwt…”

Pierre glimlacht wat scheef bij de herinnering. Maar hoe loodzwaar de eerste maanden hem ook vielen, hij liet zich door Cindy op sleeptouw nemen. Hij ging met haar aperitieven, in de donkerste dagen nam ze hem zelfs mee ‘op de baan’, “dan zat hij gewoon in de auto te wachten terwijl ik mijn klanten bezocht, hij deed niks en zei niks, maar zo kwamen we de dag door”, vertelt ze. “We deelden een enorm verdriet. Twintig jaar geleden verloor ik mijn familie, dat kwam hard aan. Bij het verlies van Bernadette voelde ik voor het eerst opnieuw die pijn van toen. Dat zorgde er mee voor dat Pierre en ik wel over die gevoelens konden praten. Een rouwproces verloopt voor iedereen anders, maar toch zijn er ook grote lijnen die gelijklopen. We begrepen elkaar.”

Jullie beleefden ook de weken voor haar dood deels samen?

Cindy: “Ik was bereid tot alles, maar tegelijk kan je zo weinig doen. Dat gevoel van machteloosheid vond ik verschrikkelijk.”

Pierre: “Ik herinner me alleszins die keer dat je me vroeg om je na een van de laatste onderzoeken te bellen, je wilde weten wat er gezegd was. Op de drempel van het ziekenhuis belde ik je dus op, en ik hoorde je stem door de telefoon maar tegelijk klaar en duidelijk áchter me. Je stond er al met je auto – raampje open weliswaar – te wachten om ons naar huis te brengen. Dat moment zal ik nooit vergeten.”

Bernadette regelde niet alleen jullie aperitiefmomenten na haar dood, ze liet een heuse instructielijst na.

Cindy:(lacht) “Ze was té goed voor hem! Pierre hoefde zich letterlijk nergens iets van aan te trekken in hun huishouden. Sandy en ik hebben hem leren boodschappen doen. Die eerste keer was memorabel. Hij had er geen idee van wat hij moest kopen. Toiletpapier? Daar dácht Pierre gewoon niet aan. Hij wilde een zakje nootjes en kwam met vogelzaad aanzetten. En we hebben hem moeten uitleggen dat tandpasta waar ‘white’ op staat daarom geen witte tandpasta is, maar dat die ‘white’ op het zogenaamd witmakende effect ervan slaat.”

Pierre: “Bernadette heeft me nog van alles geleerd in de laatste weken. Hoe het koffieapparaat werkt, en de vaatwas. De droogkast vind ik het gemakkelijkst om te bedienen, de wasmachine is moeilijk. Maar ik heb een goeie huishoudhulp.” (lachje)

Cindy: “Ze noteerde ook wanneer hij welke was moet doen, dat hij om de zes weken naar de kapper moet…”

Pierre: “Dat ik om de twee dagen een proper hemd aan moet trekken. Daar heb ik me al die tijd trouwens ook al aan gehouden.”

Cindy: “En voor elk interview en elke boekvoorstelling: een níéuw hemd! Dus voor de Aspe Award gaan we er nog een kopen, Pierre. Punt.”

“Ach, ik heb zelden zo’n koppel gekend… Waar je Bernadette zag, zag je Pierre. En omgekeerd. Ze waren pot en deksel, ik krijg het niet anders verwoord.”

“Bernadette liet me beloven dat ik ook na haar dood met Pierre zou blijven aperitieven”

Praten jullie veel over Bernadette?

© (Foto Benny Proot)

Pierre: “Ja, maar dat doet iedereen eigenlijk wel. Ik vind dat niet vervelend. Het kan soms wat veel worden, maar ik heb liever dat erover haar gepraat wordt dan gezwegen. We halen ook altijd de zotte en mooie herinneringen op. Over de laatste maanden hebben we het liever niet.”

Heb jij Pierre anders leren kennen sindsdien, Cindy?

Cindy: “Ik heb ondervonden dat er twee ‘Pierres’ zijn: hij kan best sociaal zijn, maar soms merk je ook dat je hem beter gerust laat. Dan sluit hij zich helemaal af. En dat hij, hoewel hij soms afwezig lijkt, toch altijd van alles opmerkt. Zoals een tic bij Sandy, waar ik eerder nooit op lette. En nu dus wel. (lacht) Het zijn kleine dingetjes die hij dan in zijn boeken smokkelt… Ik zat er in het begin ook mee in om hem een sms te sturen, want ik weet dat ik spelfouten maak, maar daar ben ik intussen helemaal over. Hij snapt mijn berichtjes zo ook wel.”

Heeft Bernadettes dood jouw kijk op het leven veranderd, Pierre?

Pierre: “Neen. Haar dood heeft míj veranderd, dat wel. Vroeger was ik ook al wel een beetje nonchalant, maar nu denk ik alleen nog ‘je m’en fou’. Niks kan me nog schelen. Er is niets wat me nog de moeite waard lijkt.”

Cindy: “Dat geloof ik niet! Ik vind bijvoorbeeld dat je nu net weer meer naar je eigen familie toe groeit. De band met je dochter Tessa is nauwer geworden, ik vind je nu zelfs een betere opa dan voordien.”

Pierre: “Ja… Maar is dat niet vanzelfsprekend dan? (aarzelt) Ik trek mij inderdaad wel op aan hen.”

Cindy ziet Pierre sinds begin dit jaar voorzichtig overeind krabbelen, met ups en downs. Toen stelde Marc De Cloedt, beter bekend als cartoonist Marec, hem voor om samen een boek te maken. Het gaf Pierre – die tot dan beweerde nooit nog te zullen schrijven – weer een doel. Hun samenwerking gaf hem bovendien ook het zetje om zich opnieuw dagelijks aan de schrijftafel te zetten en commissaris Van In alsnog een 40ste misdaad te laten ontrafelen. Wat hij zelf vindt van het resultaat?

Pierre: “Het was Marcs idee om een graphic novel te maken, waarin zijn tekeningen en mijn teksten elkaar zouden aanvullen. We zijn daarvoor vertrokken vanuit Bernadette zoals ik haar kende, maar het gaat breder dan dat. Het is een ode aan de liefde geworden. Het was niet gemakkelijk, maar ik ben er trots op.”

“‘Afscheid van een muze’ moest een universeel verhaal worden, geen melig”

Marc is een van de mensen die een link met jou of je boeken hebben, en aan wie we vroegen om jou een vraag te sturen. Hij las het voorbije jaar in interviews met jou regelmatig dat je overmand werd door emoties tijdens het gesprek. Tijdens de vele gesprekken die jullie voor ‘Afscheid van een muze’ voerden, gebeurde dat nooit.

Pierre: “Dat komt doordat ik het boek altijd beschouwd heb als iets wat professioneel gemaakt moest zijn. En zo heb ik me opgesteld. Dat lukte me ook, net doordat ik Marc intussen zo goed ken. We denken over veel dingen op dezelfde manier, dat hielp. Mochten we onze emoties tijdens die gesprekken meer getoond hebben, dan was het resultaat melig geworden. En dat wilde ik tot elke prijs vermijden. Ik zou zaken verteld hebben die voor mij en Bernadette belangrijk waren, maar die dat niet waren voor het boek. Het moest een universeel verhaal worden. Alleen bij het tikken van de laatste bladzijden heb ik gehuild, de tranen drupten op mijn klavier.”

Hij vroeg zich ook af of je, achteraf bekeken, ‘Afscheid van een muze’ niet liever alleen had gemaakt?

Pierre: (zacht) “Absoluut niet. Dat was me nooit gelukt. Ik had het ook niet gewild.”

Hilde Vandermeeren, collega-misdaadauteur uit Torhout, wil van je weten wat het meest ontroerende én grappige is wat een lezer je ooit zei.

Pierre: “Op de laatste boekenbeurs waaraan ik deelnam, vroeg een vrouw me een boek op te dragen aan haar vriend. Hij was terminaal en zou euthanasie plegen, maar wilde eerst nog mijn laatste boek lezen. Ze vertelde dat hij het jaar voordien zelf aan mijn boekenstand was geweest om een boek te laten signeren en me toen gezegd had dat hij ziek en levensmoe was. Ik had hem geantwoord: ‘Wacht tenminste nog op mijn volgende boek.’ En nu kwam zij dat boek dus voor hem halen, omdat het hoog tijd werd. Haar verhaal raakte me diep.”

Renaat Landuyt, burgervader van de stad waar Aspes crimi’s zich afspelen, denkt vaak aan Pierre als hij in ‘de tuin van de burgemeester’ zit. Die tuin grenst immers aan die van de conciërgewoning van de Heilige Bloedkapel, waar Pierre woonde toen hij zijn eerste boek schreef. Of hij ooit door de haag heeft gekeken naar wat zich in ‘de tuin van de burgemeester’ afspeelde?

Pierre: “Frank Van Acker was toen nog burgemeester, en als het mooi weer was, hield hij schepencollege in de tuin. Ik heb toen inderdaad een paar keer aan de andere kant van de haag gezeten, waar ik graag schreef, en alles gehoord wat er gezegd werd. Ik zou toch uitkijken als ik Renaat was.”

Hij vraagt zich ook af of je bij het eerste blad van een nieuw boek al weet wat er op het laatste komt?

Pierre: “Neen. Ik weet dat sommigen de structuur van hun verhaal volledig uitwerken op voorhand, met borden en schema’s… Mij lukt dat niet. Ik ben er te lui voor. (lachje) Mijn verhalen groeien blad per blad. Soms weet ik pas wat de ontknoping wordt bij de laatste pagina’s. Of ik beslis het tóch nog anders te laten aflopen en herschrijf wat ervoor kwam. Ik vind dat zelf spannend eigenlijk.”

Axel Daeseleire, die samen met jou en Michiel Devlieger dit weekend de Aspe Award uitreikt, wil weten hoe jij graag wil sterven en begraven worden.

Pierre: “Daar wil ik nu wel eens serieus op antwoorden, zie. Het mag niet te snel gaan. Ik wil me realiseren dat ik aan het sterven ben – pijnloos, en bij mijn volle bewustzijn -, maar net dán nog een beetje tijd krijgen. Om nog wat na te denken, nog wat te lullen tegen de mensen, misschien nog ergens van te profiteren… Als iemand op straat neervalt door een hartaanval noemen mensen dat graag ‘een genadige dood’. Dat lijkt mij echt niets. Maar mijn begrafenis interesseert me vervolgens niet meer. Ze doen maar.”