Dit is een van de tien verhalen die meedingen naar de KW Publieksprijs van de Aspe Award. Het is geschreven door Sirkka Baert uit Bree.
“Weet je zeker dat hij er niet is vanavond?”
Steven onderdrukte een diepe zucht van irritatie en viste een gekreukt pakje sigaretten uit de binnenzak van zijn leren jas. Een scherpe tik tegen de onderkant van het karton leverde echter niet de verwachte prijs op en toen Steven het doosje op zijn kop hield, kon hij alleen maar vaststellen dat de sigaret die hij deze middag nog hoffelijk aan de vrouw van zijn baas had aangeboden, wel degelijk de laatste bleek te zijn geweest. Zachtjes vloekend verfrommelde hij het pakje tussen zijn handen, wierp een minachtende blik op de nog net zichtbare foto van een vrouw die duidelijk rode inkt aan het opspuwen was, en keilde de prop op de achterbank.
“Steven! Weet je zeker dat hij er niet is vanavond?”
De man in kwestie deed deze keer geen enkele moeite om de explosie lucht uit zijn naar rook smachtende longen te onderdrukken en wierp een blik op zijn kompaan, die zenuwachtig op het dashboard van de auto zat te trommelen. ‘Kompaan’ was misschien een misleidende term in dit geval. ‘Domme kracht’ was waarschijnlijk accurater, mijmerde Steven terwijl de nieuwgedoopte ‘domme kracht’ zijn nerveus getokkel onderbrak om het zweet dat van zijn voorhoofd parelde, weg te vegen.
“Als je me vraagt of ik met honderd procent zekerheid kan zeggen dat ons doelwit de volledige avond afwezig zal zijn zodat wij in alle rust en stilte zijn huis kunnen binnenbreken en de volledige kluis leeg kunnen roven; dan is het antwoord nee, Depraeter. Het is altijd mogelijk dat hij Wagner ineens een flutcomponist vindt, zich afvraagt waarom iemand in hemelsnaam de moeite zou doen om plaatsen voor een exclusieve uitvoering van Die Walküre te bemachtigen, en dat hij op dit eigenste ogenblik op weg terug naar huis is; vloekend en tierend over de honderden euro’s die hij verkwanseld heeft aan deze avond.”
Geïnformeerd door de enorme toename van transpiratie op het gezicht van Depraeter dat zijn ironie blijkbaar ettelijke kilometers over het hoofd van zijn metgezel gescheerd was, grijnsde Steven ietwat geforceerd en klopte de nerveuze man stevig op de schouder.
“Maak je geen zorgen Depraeter. Ik heb onze man wekenlang in de gaten gehouden. Ik weet alles wat er over hem maar te weten valt vanaf het ongoddelijk vroege uur dat hij opstaat tot en met het uur waarop hij zijn kat goedenacht kust, onderstopt en dan zelf naar bed gaat. De kerel is verzot op Wagner. Hij geeft haast evenveel geld uit aan die dode componist als aan zijn kat, en dat wil wat zeggen want hij behandelt dat beest alsof het de koning in hoogsteigen persoon is!”
Depraeter grinnikte zwakjes en haalde zijn schouders op.
“Sorry Steven, ik ben gewoon wat zenuwachtig. Dit is nog maar mijn eerste inbraak, weet je. Het zou zelfs nooit in me opgekomen zijn om bij m’n baas in te breken nadat ik per ongeluk tijdens een telefoongesprek met zijn dierenoppas de code van zijn alarmsysteem gehoord had. En wat een toeval dat we net die avond opnieuw aan de praat geraakt zijn en ik besloot om je net dat verhaal te vertellen!”
Toeval m’n reet, dacht Steven terwijl hij het autoportier opende en samen met Depraeter richting het verlaten huis wandelde, erop lettend om altijd in de schaduw te lopen terwijl Depraeter met een zenuwachtig huppelpasje in iedere plas licht stapte die door de lantaarnpalen geworpen werd.
De kat des huizes richtte nieuwsgierig zijn kop op om de nieuwkomer te bestuderen
Niks toeval. Een makker vertelde dat een oude schoolkameraad aan het opscheppen was dat hij zo het huis van zijn baas kon binnenwandelen. Het huis van zijn rijke, alleenstaande, opera liefhebbende baas. Even de sympathieke ex- klasgenoot spelen, een paar rondjes geven en de sukkel gelooft meteen dat hij de helft van de buit zal krijgen zonder dat er ooit een haan naar zal kraaien.
Het snerpende geluid van metalen scharnieren die schreeuwden om een likje olie, trok Steven genoeg uit zijn gedachten om te zien hoe Depraeter met zijn blote handen het toegangshek tot het huis opentrok.
Perfect.
Met een gemompeld excuus dat hij last had van slechte bloedcirculatie in zijn vingers, trok Steven een paar soepele, leren handschoenen uit zijn jaszakken en begon deze aan te trekken onder honend gegniffel van zijn metgezel. Deze benadrukte zijn lak aan handschoenen door demonstratief langzaam met zijn blote vingers de gegeerde code in te tikken in het zwarte kastje dat naast de voordeur hing. Een zacht gepiep deed de adem van beide mannen stokken, totdat een groen lichtje hen erop attent maakte dat het alarmsysteem succesvol uitgeschakeld was.
Tevreden knikkend, duwde Steven zijn compagnon voorzichtig aan de kant, waarna hij zich op zijn hurken voor de deur liet zakken en aan het slot begon te morrelen. Nog geen twee minuten later zwaaide de deur met een zachte klik open en na nog eens voorzichtig rondgekeken te hebben of er geen nieuwsgierige buren door de gordijnen zaten te gluren, liepen de twee mannen snel naar binnen en trokken ze de deur achter zich dicht.
“Depraeter, als jij nu eens alle kasten en laden doorzoekt hier beneden, dan ga ik op zoek naar de kluis boven. Je weet toch zeker dat hij er een heeft hè?”
“Natuurlijk! Mijn baas heeft zelfs nog tegen mij persoonlijk gezegd dat hij eigenlijk een nieuwe kluis zou moeten kopen, omdat de oude niet meer deugt!”
“Laten we dan maar hopen dat hij nog geen tijd gehad heeft om een nieuwe te bestellen!”
Met deze woorden liep Steven de trap op en liet zijn metgezel achter, die meteen in het wilde weg kasten begon open te trekken op zoek naar geld. Steven zelf hoefde helemaal niet te zoeken; hij wist namelijk perfect waar de kluis – en de door hem gezochte buit – zich bevond. Rustig kuierend begaf hij zich naar de slaapkamer, toen de kat des huizes nieuwsgierig zijn kop oprichtte vanop het bed om de nieuwkomer te bestuderen. Steven grinnikte en krabde het ronkende huisdier achter de oren.
“Als jij nu een hond geweest was, had deze avond er heel anders uitgezien”, mijmerde de inbreker terwijl zijn ogen richting het schilderij dat boven het bed hing, gleden. Op het doek stond een Vikingkrijger die hartstochtelijk een blonde vrouw tegen zijn borst drukte.
Die Walküre, natuurlijk.
Hij trok zijn schoenen uit en klom op zijn sokken het bed op, controleerde of zijn handschoenen nog goed zaten, en haalde het schilderij vervolgens voorzichtig van de muur. Terwijl de kat zijn interesse verloor en elegant een achterpoot de lucht in stak om zich te wassen, was op het gezicht van Steven geen enkele verbazing te merken toen bleek dat er achter het schilderij wel degelijk een kluis verborgen zat. Hij legde het schilderij naast zich neer en begon zonder aarzelen te draaien aan de verschillende knoppen die tussen hem en zijn buit stonden. Het leek niet uit te maken of de kluis in kwestie nu een oud of nieuw exemplaar was, want het kostte Steven slechts enkele seconden om het ding te openen. De inbreker negeerde de juwelendoosjes en paperassen die in de kluis lagen en reikte met zijn hand zelfzeker in de kluis, om deze weer terug te trekken met slechts een klein cilindervormig buisje als buit. Dit bleek echter voldoende, want er verscheen een zelfvoldane grijns op zijn gezicht terwijl hij het buisje in zijn broekzak liet glijden. Vervolgens haalde hij uit zijn jas een identiek uitziend cilindervormig buisje en legde dit nauwkeurig op exact dezelfde plaats in de kluis. Hierna sloot hij de kluis weer af, hing het schilderij terug op zijn plaats en trok zijn schoenen weer aan. Tevreden liep hij de trap terug af op zoek naar zijn kompaan, terwijl hij uit zijn achterzak een bundeltje briefjes van honderd euro haalde. Deze wapperde hij als een waaier onder de neus van Depraeter die net op dat moment de keuken verliet met een oud tinnen koekblik dat blijkbaar vol waardevolle dasspelden en manchetknopen zat.
“Kijk eens wat die ouwe in zijn kluis bewaard! Zeker vijfduizend euro!”, kraaide Steven vol gespeelde geldzucht.
“Ha! En dit verstopt meneer in zijn keukenkasten: juwelen en oude munten!”, Depraeter was duidelijk in zijn nopjes met de behaalde buit.
“Kom Depraeter, het wordt al laat. Laten we naar jouw huis teruggaan, dan verdelen we de buit!”
Steven liet aan zijn metgezel de eer om het alarmsysteem terug in te schakelen en de ijzeren poort dicht te trekken, waarna Depraeter haast dansend over straat terug naar de auto liep terwijl Steven zelf hem onopvallend in de schaduw volgde.
Toen de volgende middag agenten het huis binnendrongen van de eigenaar van de vingerafdrukken die overal gevonden waren op de plaats delict, vonden ze het levenloze lichaam van Michiel Depraeter onderaan de keldertrap. Uit het autopsierapport zou blijken dat Depraeter thuis flink wat gedronken had om zijn succesvolle misdaad te vieren, waarna hij zo zat als een kanon van de trap gedonderd was en zijn nek had gebroken. In de kelder vond men de gestolen buit en nadat deze was teruggegeven aan de eigenaar, was de kous voor de politie af. Het slachtoffer, echter, had wat meer moeite om de hele zaak achter zich te laten.
“Het was mijn eigen schuld, Briers”, zei hij de volgende dag op kantoor tegen een van zijn directeurs. “Ik had maar niet zo stom moeten zijn om mijn codes door de hele koffiekamer te roepen.”
“U heeft toch alles teruggekregen meneer Schauers? Eind goed, al goed, lijkt mij!”
“Dat is wat de politie denkt, ja. Maar Briers, je weet toch dat we een nieuwe microchip aan het ontwikkelen zijn die de concurrentie maar wat graag in handen zou krijgen hè? Wel, iemand heeft die nacht die plannen uit de kluis proberen te stelen.”
“Proberen, meneer?”
“Ja, ze zijn zeer zorgvuldig te werk gegaan en hadden zelfs een nepexemplaar in de plaats gelegd zonder ook maar iets te forceren. Maar waar ze niet op hadden gerekend, was dat het exemplaar in de kluis zelf, ook nep was. Oh, het lijkt echt genoeg hoor, maar ik heb een paar algoritmes veranderd waardoor alles waardeloos wordt. Nee, het echte exemplaar, dat kan ik jou wel vertellen Briers, nou dat hangt rond de nek van mijn kat, Toby! Goed gevonden, vind je niet? Kun je je voorstellen hoe kwaad de opdrachtgever van de diefstal zal zijn als die erachter komt dat hij waarschijnlijk goed betaald heeft voor een chip die niks waard is? Ik zou niet graag die dief willen zijn als – he, Briers, voel je je wel goed? Je ziet opeens zo wit? Steven?”
Shit.
Dit verhaal werd geschreven door Sirkka Baert (25) uit Bree. Vind je dat hij de KW Publieksprijs verdient, stuur dan een mail naar promotie@kw.be met ‘Sirkka Baert’ in het onderwerp van de mail. Info over de wedstrijd vind je hier. p>
Aspe Award 2017
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier