Aspe Awards – Verhaal 2: Dieter Rogiers

© Getty Images/iStockphoto
Redactie KW

Dit is een van de tien verhalen die meedingen naar de KW Publieksprijs van de Aspe Award. Het is geschreven door Dieter Rogiers uit Sint-Jans-Molenbeek.

‘Weet je zeker dat hij er niet is vanavond?’ vroeg haar dochter. Ja, Vera was zeker dat Zoë’s vader vanavond niet mee zou aanschuiven aan tafel. Ze had hem deze ochtend de kop ingeslagen. Hem en die vuile hoer met wie hij haar al maanden bedroog. De moker had zijn rechteroogkas in duizend splinters verbrijzeld en terwijl zijn maîtresse in de achtergrond luid gilde, had Vera een tweede keer uitgehaald, op zijn achterhoofd. Deze klap overleefde hij niet. Zijn schreeuwende hoer wachtte hetzelfde lot. Voor een frêle ding – meer vel dan vlees – was er verrassend veel bloed uit haar gevloeid.

De moorden waren eenvoudiger verlopen dan Vera had verwacht. Ze had geen wroeging gevoeld, geen knoop in de maag, geen fysieke afkeer, zelfs niet toen ze de lichamen met een bijl in stukken had gehakt, in plastic zakken had gedumpt en vervolgens begraven in het ondiepe graf achter hun vakantiehuisje. Alleen de tijd had ze verkeerd ingeschat. Het bloed van de muren wassen, zijn zilvergrijze BMW op een anonieme parking stallen, dat moest dan maar wachten tot morgen, tot Zoë weer op school zat. Het was het enige losse eindje van haar zorgvuldig voorbereide plan.

Wanneer de politie vragen zou stellen – binnen een dag of twee – zou Vera op alles een antwoord hebben. Ze zou verbaasd reageren wanneer de agenten haar vertelden dat haar man een affaire had. Een geschokte blik veinzen als ze het grote bedrag te horen kreeg dat net voor zijn verdwijning van de firmarekening gehaald was. De vliegtickets naar Belize zouden het breekpunt worden. Vera zou bittere tranen van ongeloof en verdriet huilen. De agenten zouden haar troosten, een psycholoog aanraden en nog enkele maanden vergeefs naar haar met de noorderzon verdwenen echtgenoot zoeken. En zodra de politiewagen de hoek om was, zou Vera de buffetkast in de eetkamer openen, zijn duurste fles Laphroaig – waar hij en hij alleen van dronk – ontkurken en lachend toosten op zijn dood.

Er was natuurlijk nog dat andere losse eindje. Haar tienerdochter, die nooit mocht weten welke monsterlijke daad haar moeder gepleegd had. Ook al zou Vera haar eraan blijven herinneren dat hij hen had achtergelaten en haar sentiment niet verdiende, ze zou hem missen. Dit deel van haar plan had Vera steeds voor zich uitgeschoven: hoe ze Zoë zou vertellen dat haar vader de benen had genomen. Het zou haar hart breken. Daarom beperkte ze zich voorlopig tot simpele leugens.

‘Sorry, schatje’, antwoordde Vera, ‘Je weet hoe dat gaat met die buitenlandse reizen van papa. Duurt maximum twee dagen, zegt hij, maar eer de contracten getekend zijn …’

Zoë haalde de schouders op en tokkelde verder op haar smartphone. Een half jaar geleden was ze nog een zorgeloos kind. Nu droeg ze make-up, had ze borsten en daarmee ook de aandacht van alle puberende jongens in haar klas. Niet lang meer en ze zou seksueel actief zijn. Vera herkende steeds meer van zichzelf in haar, al twijfelde ze eraan of ze daar nu wel zo blij om moest zijn.

Met gedimde koplampen sneed de wagen door de herfstschemering, over het glibberige landweggetje naar de bescheiden villa tussen het groen. Vera pinkte de richtingaanwijzer aan en draaide de oprit op. Ze had honger als een paard. Het diner zou beter smaken dan ooit. Tot ineens een bekende vorm opdook vlak voor de garagepoort. Bruusk trapte Vera op de rem.

‘Zie je wel’, zei haar dochter. ‘Zie je wel dat hij er is? Ik wist het!’

En ze rende verheugd de wagen uit, naar de voordeur, voorbij de zilvergrijze BMW die Vera enkele uren tevoren voor het laatst had gezien.

Vera’s adem stokte. Haar ogen verstarden. Zenuwachtig graaiden haar vingers door de handtas. Ze haalde er een sleutelbos uit, waaraan naast de sleutel van de voordeur ook die van de wagen aan de garagepoort bengelde. Ze richtte het zwarte blokje naar de auto. De vier oranje lampen sprongen aan en verlichtten in drie korte flitsen haar lijkbleke gelaat.

Ze was niet over één nacht ijs gegaan in de voorbereiding van haar wraak. Tientallen boeken had ze gelezen. Honderden online artikels. Over de bevrediging van vergelding en de gevaren ervan. Nu en dan zat er een tekst tussen over wraak voorbij het graf. Over slachtoffers die hun moordenaars na de daad kwelden. Vera had ze stuk voor stuk weggelachen als sterke verhalen. Ze was een vrouw van de ratio. En ze was er zeker van dat ook hier een logische verklaring voor was. Maar hoe ze ook haar hersenen pijnigde, ze kon er op dit moment geen vinden.

Aspe Awards - Verhaal 2: Dieter Rogiers

‘Mama?’

Zoë tikte op de ruit van de wagen.

‘Het is gesloten.’

‘Misschien staat papa onder de douche. Of is hij gaan joggen.’

Vera deed haar best om de trilling in haar stem te verbergen. Ze stapte uit en wandelde naar de voordeur, zich ervoor hoedend dat haar blik vooral niet afgleed naar de BMW.

Het deurslot klikte open.

‘Papa?’

Zoë gooide haar rugzak tegen de kapstok en rende de trap op. Twee kapstokhaken waren leeg. Die waaraan Vera haar jas nu ophing. En die waaraan doorgaans zijn jas hing. De jas die ze samen met de rest van hem in een ondiep graf had gegooid.

“Je bent dood, Robert. Ik heb je met mijn eigen handen begraven”

Vera ademde diep in. Ze knipte het licht liever niet aan. Wie wist welke onaangename verrassingen de schemerige ruimte voor haar in petto had? De spaarlamp had enkele seconden nodig om de eetkamer in licht te baden. Schichtig keek Vera rond. Ze zag geen geest. Geen herinneringen aan moord. Alleen, aan het hoofd van de tafel, een half leeggegeten bord steak archiduc. Zijn lievelingskostje. Mes en vork rustten elk aan één kant van het bord. De stoel stond schuin, alsof iemand nog maar net de tafel had verlaten.

Vera’s hand zocht steun tegen de deurstijl. Was het de angst betrapt te worden die haar zintuigen waanbeelden voorschotelde en in haar geest de meest schrikbarende scenario’s deed rondspoken? Of was dit niets meer dan haar geweten, dat haar met enkele uren vertraging alsnog parten speelde? Hoeveel van wat ze zag, kon ze voor waarheid aannemen? Hoe kon ze het plotse geschraap van een zwaar voorwerp over de vloer van de tweede verdieping verklaren? En de monotone voetstappen die het geluid vergezelden?

‘Zoë?’ riep Vera, beseffend dat ze niet alleen in huis waren. ‘Zoë!’

Ze stormde de trap op. Haar dochter rende angstig haar beschermende armen in, haar gezicht bedekt met zwarte mascaravegen.

‘Wat is er met papa?’ huilde Zoë. ‘Hij herkent me niet. Hij zegt niets. Hij wandelt alleen op en af. Op en af.’

‘Hij zal je geen kwaad doen’, beloofde Vera. ‘Ga naar de keuken. Sluit de deur. En kom er niet uit tot je mijn stem hoort.’

Ze gaf haar dochter een kus op het voorhoofd en stuurde haar de trap af.

De slaapkamer werd enkel verlicht door de staande lamp in de hoek van de overloop. Het raam stond wagenwijd open. Vera liet haar ogen wennen aan de schemer. Aan de overkant van het bed ijsbeerde een figuur in kostuum. Hij sleepte een grote moker achter zich aan.

‘Robert?’ vroeg Vera met trillende stem. ‘Ben jij dat?’

De figuur draaide het hoofd naar Vera. In het halfduister kon ze zijn gelaat niet uitmaken. Hij stond stokstijf, op enkele meters van haar, en sprak geen woord.

‘Antwoord dan!’

De gedaante hief de moker op. Instinctief deinsde Vera achteruit. Maar de figuur haalde niet uit. Hij wees enkel naar de spiegel boven het dressoir, waarop in grillige letters twee korte maar duidelijke woorden geschreven stonden.

Het geld.

Was dat de prijs die de geestenwereld eiste voor een nieuwe bewoner? Vijf miljoen op een geheime Zwitserse bankrekening?

Vera liet het even bezinken. Dit hield geen steek.

‘Je bent dood, Robert. Ik heb je met mijn eigen handen begraven.’

Ze kneep haar ogen samen en keek nog eens goed naar de figuur aan de overzijde van het bed. Haar echtgenoot was groter. Had bredere schouders. En het was duidelijk dat het kostuum de schim wel erg losjes om het lijf hing.

‘Wat ben jij nu nog met geld?’ vroeg Vera. ‘Wie bén je?

De figuur deinsde achteruit. Met beide handen hield hij de moker beschermend tegen het lichaam. Vastberaden zette Vera enkele stappen dichterbij.

‘Wat wéét je?’

De figuur had het open raam bereikt. Verder terugdeinzen kon niet meer. Hij was jong. Erg jong. Hoogstens achttien. En de paniek was nu op zijn gelaat af te lezen.

‘Ik wilde dit niet doen’, zei hij. ‘Het was allemaal haar idee.’

Vera omklemde de steel van de moker en drukte die hard tegen de borst van de jongen.

‘Wie?’

De ogen van de jongen dwaalden af naar de persoon wier schaduw langzaam over Vera’s rug gleed.

‘Zij.’

Nog voor Vera zich had omgedraaid, wist ze wie er achter haar stond. Een groot deel van het geld zou sowieso haar richting zijn uitgegaan. Een topuniversiteit in het buitenland, alle hippe kleren die haar hartje begeerde. Samen zouden ze de wereld aangekund hebben. Maar waar ze al voor vreesde, gebeurde nu. Haar dochter leek meer op haar dan ze ooit had durven vermoeden. En dus nam ze met een deel van het geld geen genoegen. Tussen de angst voor het onvermijdelijke door voelde Vera moederlijke trots.

Zoë nam haar vast in een innige omhelzing.

‘Ik hou van je’, fluisterde ze in haar oor. ‘Je was de beste mama van allemaal.’

En met haar volle gewicht drukt ze Vera achteruit, tijdig loslatend op het moment dat haar moeder over de vensterbank naar beneden tuimelde en naar haar dood viel op de arduinen terrasstenen.

Geschokt keek de jongen met de moker Zoë aan.

‘Ze kon niet eens een moord voor me verborgen houden’, antwoordde ze nog voor hij zijn vraag kon stellen. ‘Dus dat geld, dat vinden we ook nog wel.’

‘Bellen we de politie?’

‘Op een kwartiertje steekt het niet. Veeg de tekst van de spiegel. Wis alle sporen. Ik bel je binnen enkele dagen. Het plan is niet veranderd.’

Zoë wandelde de trap af. Ze opende de buffetkast in de eetkamer en schonk zichzelf een dram van wijlen haar vaders beste Laphroaig in. Turfige alcohol verwarmde haar dorstige keel.

Het was de eerste maal dat Zoë whisky dronk, maar het smaakte naar meer.

Dit verhaal werd geschreven door Dieter Rogiers (39) uit Sint-Jans-Molenbeek. Vind je dat hij de KW Publieksprijs verdient, qtuur dan een mail naar promotie@kw.be met ‘Dieter Rogiers’ in het onderwerp van de mail.

Info over de wedstrijd vind je hier.