Dit is een van de tien verhalen die meedingen naar de KW Publieksprijs van de Aspe Award. Het is geschreven door Benedikte Van Eeghem uit Brugge.
‘Weet je zeker dat hij er niet is vanavond?’ De stem van Elien aan de andere kant van de lijn klonk zenuwachtig. Ze praatte gedempt, alsof een belager haar op de hielen zat. Charlotte voelde de angst dwars door de telefoon heen. Omdat ze niet meteen antwoordde, kwam de vraag nog een keer: ‘Weet je zeker dat hij er niet is vanavond?’
‘Neen schat, hij is er niet. De kust is veilig. Kom maar.’
Charlotte stond onder hoogspanning en wikte elk woord. Woorden van een bewuste carrièrevrouw aan een jonge gedreven studente. Van een gehuwde vrouw aan een minnares. Hun verhaal was met moeite enkele weken daarvoor begonnen.
Charlotte klonk die avond op de twintigste huwelijksverjaardag met ‘haar’ Erik, in een wijnbar in Brussel. Voor Erik was de avond een sleutelmoment, voor Charlotte meer een pro forma: hun huwelijk stelde niks meer voor, vond ze. Kinderen waren er nooit gekomen. Ze hadden allebei carrière gemaakt – hij als personeelsdirecteur bij een IT-bedrijf, zij als stafmedewerker Onderwijs bij de bevoegde minister – en dankzij een vroege erfenis was het huis vlot afbetaald. Hun levens speelden zich overdag af in de hoofdstad en ‘s avonds thuis voor de tv met een glas cava, of op restaurant bij dure gastronomie: de gegeerde luxe die gauw gaat vervelen.
Alleen hartproblemen hadden bij Erik de laatste jaren wat roet in het eten gegooid. Na drie operaties en een astronomische lijst medicijnen – de meeste moest hij levenslang blijven innemen – wist Charlotte dat ze nog steeds in relatief comfort baadden. Maar de mot zat in hun relatie en ze snakte naar avontuur. Toen haar ogen de blik van Elien kruisten, die avond in de wijnbar, voelde ze instinctief dat er iets zou veranderen. Elien keek, bleef kijken en knipoogde discreet. Het lag voor het grijpen. Een onbetreden pad. Charlotte moest en zou het verkennen.
Ze wilde bij Erik geen argwaan wekken en bleef achteloos tegen hem praten. Maar toen ze kort daarna de wijnbar verlieten, keek ze nog één keer achterom en zag Elien aan de toog zitten. Zij wees naar de klok – halftien – en lipte ‘morgen’. Charlotte knikte: ze zouden elkaar terugzien.
Die bewuste avond had Charlotte Erik met een banaal excuus laten weten dat ze niet naar huis kwam: te veel werk op kantoor, dringende dossiers tegen het eind van de week. Ze zou ‘doorwerken en bij een collega in de hoofdstad logeren’. Erik stelde geen vragen, wenste haar succes en bij voorbaat welterusten. Kort na halftien – Charlotte verachtte mensen die altijd stipt waren – stapte ze de wijnbar binnen. Elien wachtte haar op aan de toog en trakteerde meteen: Siciliaanse rode wijn, van een uitmuntend jaar.
‘Aangenaam. Elien’, zei ze zonder verpinken.
‘Aangenaam, Charlotte.’
En daarna een formeel en tegelijk overbodig: ‘Waarom wou je me zien?’
‘Iets in je ogen’, zei Elien. ‘Moedeloosheid en verlangen. Je houdt niet meer van hem hé?’
Charlotte pulkte wat aan een onderlegger. Ze zuchtte diep, nam een grote slok wijn en zuchtte nog eens.
‘Over Erik wil ik het niet hebben. Echt niet’, zei ze vlakaf. Ze zocht koortsachtig naar een manier om het gesprek over een andere boeg te gooien, maar meer dan een ‘Wat doe je voor de kost?’ kwam er niet.
‘Laatstejaarsstudente toegepaste scheikunde’, lachte Elien. ‘Om mijn studies te betalen, klus ik bij als ober en binnenkort dien ik een proefschrift in over industriële toepassingen met cyaankali. Niks waarmee ik je kan opvrolijken, vrees ik.’
‘Cyaankali, godbetert. Dat is toch…’
‘Ja’, pikte Elien meteen in, ‘dat spul waarmee mensen zichzelf om zeep helpen. Heftig en efficiënt, dank u wel. Maar er zijn dus ook sectoren waarin het product voor andere dingen wordt gebruikt. Ik studeer er al maanden op, over de verbindingen met waterstof, kalium en calcium, over andere chemische reacties, over wat het allemaal veroorzaakt. Theorie. Eindeloze testen in het lab. Abstract maar wél boeiend.’
De rest van de avond meanderde het gesprek wat over scheikunde, carrièremoves en relaties. Charlotte vond het vreemd en spannend tegelijk. Elien was een fascinerende praatvaar en ze had van die kuiltjes in haar wangen die ze onweerstaanbaar vond. Voor ze het goed en wel besefte, wees de klok halfeen aan. Charlotte wist niet eens waar ze die nacht zou slapen. Verzonken in gedachten – zou Erik iets vermoeden? – voelde ze plots een hand op haar dij. Ze keek op. Elien drukte kordaat een zoen op haar lippen.
‘Mijn studio, mevrouw?’, vroeg ze ondeugend. ‘Naast ‘abstracte scheikunde’ vind ik ‘warme romantiek’ ook wel iets hebben.’
‘Maar wat als…’
‘Hij hoeft het niet te weten’, onderbrak Elien Charlotte. ‘Je houdt niet meer van hem, remember?’
‘Ik weet niet of…’
‘Niet te veel denken’, fluisterde Elien zacht. ‘Niet nu.’
“We moeten ermee stoppen, Elien. Hij maakt me kapot”
Wat volgde, smaakte voor Charlotte als een cocktail van droom en zoete verdoving. Hoe ze door de stad naar de studio stapten, met weinig woorden tussen de lakens belandden en zich in elkaar verloren. Hoe alles amper een etmaal daarvoor begonnen was met die ene knipoog en hoe ze nu plots een dubbelleven leidde: dat van echtgenote en minnares. Het was spannend, het smaakte naar meer maar tegelijk wist ze dat ze risico’s nam. Ze had de stap gezet van vaste grond naar drijfzand. Erik was jaloers van aard en één faux pas van haar kant zou hem van toegewijde echtgenoot in bedrogen echtgenoot op oorlogspad veranderen: daar was ze zeker van. De gevolgen zouden niet te overzien zijn.
Nauwelijks twee weken later ontdekte Erik door Charlottes nalatigheid dat ze in een romance verwikkeld was. Ze had haar smartphone zonder nadenken op het aanrecht laten liggen, toen het berichtje van Elien op het scherm verscheen. Zijn oog viel erop. De stroom aan xxxx-jes wekte argwaan en wat volgde was een donderpreek van zijn kant. Hij veegde Charlotte de mantel uit, verweet haar plat bedrog en hoe weinig ze nog voor hem kon opbrengen, ondanks zijn hartproblemen. Had hij dit nu verdiend, na al die jaren?
Charlotte deed geeneens moeite om te ontkennen en de tirades bleven elkaar vanaf die dag opvolgen: per sms, per telefoon, bij elke ontmoeting in huis. Twintig jaar ‘huwelijksgeluk’ waren acuut van de kaart geveegd. Erik bleef Charlotte bestoken en telkens ze elkaar kruisten, greep hij haar bruusk vast. Hij wou een antwoord op die ene vraag: waarom? Hij eiste dat ze een punt zou zetten achter de affaire, anders stond hij niet in voor de gevolgen. Maar hoe harder hij dreigde, hoe meer Charlotte zich in stilzwijgen hulde en wegvluchtte. Weg van huis, weg van het werk, in Eliens armen.
Toen ze op het eind van een drukke werkweek weer in Eliens studio in Brussel was beland, werd het zwart voor haar ogen. Erik had in de vooravond een niet mis te verstane voicemail nagelaten.
‘We moeten ermee stoppen, Elien. Hij maakt me kapot. Hij heeft het gezegd’, bracht ze in horten en stoten uit.
Er volgde een pijnlijke stilte.
‘Ik zie geen uitweg’, fluisterde Charlotte. ‘Ik ben bang.’
Elien staarde voor zich uit. Seconden tikten weg. Ze wist dat de uitweg bestond: heftig en efficiënt, mits tactisch en snel toegediend. Cyaankali was de virtuele Endlösung, net als een hoop andere pillen die in het lab lagen. Elien had het nooit zover willen drijven, maar ze zag Charlotte afbrokkelen als een verweerde rots. Het verdriet sneed. Ze moest ingrijpen.
‘Weet je nog, toen we het eerst spraken in de wijnbar?’, zei ze zacht, terwijl ze Charlotte over de haren streek. ‘Wat ik zei over niet te veel denken?’
‘Ja.’
‘Te veel denken leidt nergens naar. Doen maakt het verschil.’
‘Wat bedoel je?’
‘We moeten van hem af.’
‘Maar hoe, Elien, komaan…’
Elien keek strak voor zich uit. De ijskoude blik gaf Charlotte een rilling die verwarrend en verslavend voelde.
‘Het is eenvoudig. Ik zorg voor een pilletje uit het lab. Krachtig. Een spierverslapper. Werkt gestaag in, legt het hart lam.’
Charlotte wist niet wat ze hoorde. Zo’n scenario heette moord met voorbedachten rade. Zelfs in naam van de liefde was dat niet haar ambitie, maar ze wou verlossing. De koude oorlog en dreigende taal van Erik maakten haar gek.
‘Hoe, Elien?’
‘Je zei toch zelf dat zijn pillen in de badkamer liggen? Een setje voor thuis en eentje voor op het werk? Zo’n spierverslapper ziet er net als een bloedverdunner uit. We hebben ze in extreem hoge concentraties beschikbaar. Onderzoeksmateriaal. Ik jat één pilletje en doe de wissel in zijn pillendoos, voor maandag. Hij neemt het in en dooft uit op kantoor.’
Stilte.
‘We vallen zo door de mand, Elien.’
‘Ik weet hoe je sporen en vermoedens wist, schat. Nogmaals: niet te veel denken’, herhaalde Elien zonder verpinken.
Charlotte zag plots alles mistig. Moord, gonsde het weer in haar hoofd. Ze hield van een potentiële moordenaar. Desondanks ging ze akkoord met haar plan en zouden ze zondag afspreken. Erik ging die avond met een collega stappen in de stad. Elien zou met de spierverslapper tot bij Charlotte komen en de wissel uitvoeren. Erik zou het pillendoosje maandag nietsvermoedend meenemen en op het werk zijn eigen einde inslikken.
‘Ga naar huis, nu’, fluisterde Elien. ‘Ik bel je. Het komt goed.’
Die zondag deed Charlotte haar uiterste best om geen argwaan te wekken. Ze probeerde Erik ter wille te zijn maar hij had gedronken en herhaalde dat het zo niet verder kon: een romance met een vrouw, godbetert. Het moest stoppen. Hij schreeuwde en raasde. Zij kromp ineen, kon de uitval van zijn rechterhand net ontwijken. Ze zag hem finaal naar zijn jas grijpen en in razernij nog een vaas in de hall tegen de grond smijten: de allegorie van een gesneuveld huwelijkscontract.
Om halfacht rinkelde de telefoon eindelijk. Elien seinde dat ze over een uur bij Charlotte kon zijn.
‘Weet je zeker dat hij er niet is vanavond?’, vroeg ze nog met voorzichtige stem.
‘Neen schat, hij is er niet. De kust is veilig. Kom maar.’
Charlotte drukte haar smartphone uit. Een flard hoop leek de chaos plots te verzachten. Maar in de maalstroom der dingen had ze de sleutel in het slot niet meer gehoord, noch hoe Erik terug binnen was gekomen en het pistool emotieloos en trefzeker op haar gericht hield. Toen ze zich omdraaide, haalde hij de trekker over en fluisterde zacht:
‘De kust is veilig. Dag, Charlotte.’
Dit verhaal werd geschreven door Benedikte Van Eeghem (38) uit Brugge. Vind je dat zij de KW Publieksprijs verdient, mail dan naar promotie@kw.be met ‘Benedikte Van Eeghem’ in het onderwerp.
Info over de wedstrijd vind je hier.
Aspe Award 2017
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier