Aan de keukentafel met Marino Vanhoenacker: “Uit duizenden de beste zijn: ik zal het missen”

Marino Vanhoenacker. © Pieter Clicteur
Nancy Boerjan

Triatlon is een sport waarbij je op jezelf bent aangewezen, maar daar heeft Marino Vanhoenacker niet de minste moeite mee. Integendeel, de man die zeventien keer Ironman werd, wordt nog het liefst gewoon met rust gelaten. “Ik ben geen toffe kerel, neen. Maar ik doe mijn best voor de mensen die dicht bij me staan.”

Aan de keukentafel ten huize Vanhoenacker wordt dan wel gegeten, maar zelden samen. “Het is al uitzonderlijk als we er met twee tegelijk aan zitten, onze manier van leven leent er zich gewoon niet toe. Samen eten past niet in onze sport- en werkprogramma’s.” Wat niet betekent dat papa Marino, mama Elke en dochter Jirte elkaar niet spreken: “Zeker wel, maar dat doen wij op andere momenten, dikwijls buitenshuis zelfs. We brengen tegenwoordig meer tijd samen door in onze crossfitzaak dan thuis.” Die zaak startte Elke Van Renterghem, vrouw van Marino en zelf een triatlete met een mooi palmares, twee jaar geleden op in Jabbeke.

Wie is Marino Vanhoenacker?

Marino Vanhoenacker (43) groeide op in Zerkegem, deelgemeente van Jabbeke. Hij liep school aan het VTI in Oostende en studeerde nadien dieet- en voedingsleer.

Sinds zijn eerste triatlon in 1997 heeft hij er meer dan 70 gedaan, waarvan hij er 29 gewonnen heeft. Hij won bovendien 17 keer de prestigieuze wedstrijd Ironman. Professioneel is hij topsporter bij Defensie.

Hij woont met echtgenote Elke Vanrenterghem en hun dochter Jirte (17) in Jabbeke. Samen runnen ze daar crossfitcentrum Bink’s Base. Marino coacht daarnaast nieuw sporttalent.

Marino kende zelf een zorgeloze jeugd in Jabbeke. Zo zorgeloos dat hij dacht dat er nooit een einde aan zou komen. “De toekomst? Ik was daar niet mee bezig. Als we niet naar school moesten, speelden we buiten van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat. De kilometers die wij reden op onze fietsjes zijn niet te tellen, we maakten een BMX-parcours met springbergen in onze tuin. Ook na school konden we niet rap genoeg buiten zijn. Moeder riep ons voor het avondeten, dat we in geen tijd naar binnen werkten, want we moesten weer gaan spelen.”

“Maar ook toen ik ouder werd, was de enige toekomst die ik voor ogen had: mijn laatste schooldag. (lacht) Mijn ouders stonden erop dat ik een diploma haalde. Om daar zo snel mogelijk van af te zijn, koos ik een richting dicht bij huis om niet in de verleiding te komen om te gaan pintelieren, want dan liep ik het risico om een jaar te moeten dubbelen en die me haalbaar leek. Het werd lukraak dieet- en voedingsleer, maar ik wist al na een paar weken dat ik daar nooit een job van wilde maken.”

“Ik had een zorgeloze jeugd in Jabbeke. Zo zorgeloos dat ik dacht dat er nooit een einde aan zou komen.”© Pieter Clicteur

Je wist wel dat je sportief heel sterk was?

“Als jongen niet, neen. Ik zat een paar jaar in een atletiekclub, maar eigenlijk alleen omdat een vriendje daar ook lid van was. Koersen sprak me wel erg aan, maar dat zag mijn pa dan weer niet zitten. In het eerste jaar aan de hogeschool besloot ik om tijdens de zomermaanden een duatlon te proberen, want dat vond ik wel chic. Twee wedstrijden later werd ik al geselecteerd voor het Europees kampioenschap juniores. Pas toen is er zoiets als een toekomstplan bij me opgekomen. Want als ik hier goed in was, kon ik er misschien wel een carrière in uitbouwen. En voor ik het goed en wel besefte, zat ik op een roetsjbaan.”

Laat mij maar met rust, ik heb al miserie genoeg met mezelf

“Ik leefde die eerste jaren van duatlon en later van triatlon. Af en toe een interimjob in combinatie met wat prijzengeld, dat ik meteen weer investeerde in materiaal en stages: dat volstond voor mij. Maar toen ik ging samenwonen met Elke en we snel daarna een dochter hadden, moest ik op zoek naar een beetje meer zekerheid. De kans om bij het leger aan de slag te gaan in een sportstatuut heb ik dan ook met beide handen gegrepen.”

Achter je leven als topsporter zette je voorbije zomer een punt; je kon de extreme inspanningen niet langer opbrengen. Een beetje masochisme lijkt een topsporter niet vreemd?

“Ik deed het enorm graag, maar inderdaad: je moet ook bereid zijn om af te zien. Allicht kan ik meer verdragen dan veel anderen. Je leert je lichaam ook van langsom beter kennen. En dan push je jezelf alsmaar verder… Had het nóg verder gekund? Ja. Maar ik wist dat ik zou stoppen als een van mijn drie voorwaarden om door te gaan er plezier in hebben, winnen én het plaatje financieel rondkrijgen zou wegvallen. Het heeft lang geduurd, maar de inspanningen die ik moest opbrengen om te blijven winnen vielen me van langsom lastiger. En me afbeulen om tweede of derde te worden, interesseert me niet. Het vooruitzicht niet meer te kunnen winnen, zal wel dé reden zijn geweest om te stoppen.”

“Het vooruitzicht niet meer te kunnen winnen, zal wel dé reden zijn geweest om te stoppen.”© Pieter Clicteur

Altijd zo’n winnaarstype geweest?

“Eigenlijk niet. Maar van zodra ik mijn eerste wedstrijden won, werd dat inderdaad mijn grootste motivatie om door te gaan. In de Ironman leeft de gedachte dat je de wedstrijd hoe dan ook uit moet lopen, desnoods wandel je hem uit. Ik dacht daar anders over: ofwel won ik de Ironman, ofwel kwam ik niet aan. Als het niet lukte, dan trok ik er de stekker uit en focuste ik onmiddellijk op de volgende wedstrijd. Ik denk allicht anders dan de meeste atleten op dat vlak. Maar ik geloof dat het precies die instelling is die me naar zo veel overwinningen heeft geleid.”

En je genoot ook van die overwinningen?

“Te weinig. Een ontgoocheling kon dagenlang aan me blijven plakken. Een overwinning voelde super maar een tel later zaten mijn gedachten alweer bij de volgende uitdaging. Pas op het einde van mijn carrière besefte ik dat ik van een overwinning mocht genieten, allicht ook ingegeven door de gedachte dat het stilaan mijn laatste kon zijn geweest.”

“Het is wat ik het meest zal missen: het gevoel hebben de beste te zijn. En dat heeft weinig te maken met bewonderd worden door anderen. Neen, het is het wéten dat je van de drieduizend atleten die aan de startlijn staan gewoon de beste bent, en er een wedstrijd lang met kop en schouders bovenuit steekt. Het is meteen ook de reden waarom ik nooit meer aan om het even welke wedstrijd wil deelnemen: alleen al het idee níét meer te winnen legt te veel druk op me.”

“Zo graag alleen…”

“Als kind ging ik dikwijls vissen, maar van zodra ik begon te sporten kon ik er het geduld niet meer voor opbrengen. Tot ik een tijd geleden van de dokter drie maanden niet mocht sporten. Het was zomer, ik haalde mijn hengelmateriaal van zolder en ging een week vissen, samen met mijn dochter. Sindsdien vis ik weer regelmatig, het liefst nog ‘s nachts, en overal in de streek. Of beter: overal waar geen mensen zijn. In Zerkegem vind je mooie vijvers, van wel tien voetbalvelden groot. Maar van zodra er aan de overkant een andere visser opdaagt, is mijn moment verknald. Die mens zou me niet eens horen als ik luid naar hem riep, en toch… ik ben gewoon zó graag alleen. In alle rust, in de natuur. Als ik dan ook nog een vis vang, is dat een bonus.”

Wielrenners hebben een ‘soigneur’ die hen fysiek en soms ook mentaal bijstaat. Had jij zo iemand?

“Een triatleet doet bijna alles zelf, van trainen tot management. De sport is zo individueel dat het erg moeilijk is om er een ‘teamverhaal’ in te brengen. Ik heb twee keer deel uitgemaakt van een ploeg, maar dat lukte nooit echt. Naar grote wedstrijden ging er soms een vriend mee, die intussen zelf gestopt was met triatlon. Dat vond ik leuk, maar dan schoot het kostenplaatje weer snel omhoog. Terwijl ik uiteindelijk nooit het gevoel heb gehad dat zo’n begeleiding me een plaats hoger in de wedstrijd opleverde.”

Ook mentaal sloeg je je er liever alleen door?

“Ik ben heel lang helemaal alleen op pad geweest, voor trainingen, wekenlange stages zelfs. Ik heb daar nooit moeite mee gehad, dat zal elke trainingspartner of vriend beamen. Ik had dikwijls al miserie genoeg met mezelf, dan was ik liever alleen dan dat ik mijn gezin of gelijk welke soigneur in de buurt had. Er waren ook periodes waarin ik net wel liever thuis trainde, maar doorgaans was ik het liefst aangewezen op mezelf.”

“Ik ben heel lang helemaal alleen op pad geweest, voor trainingen, wekenlange stages zelfs. Ik heb daar nooit mee gehad.”© Pieter Clicteur

Nu begeleid je wel zélf jonge talenten?

“Inderdaad. Want het is niet omdat ik er het budget niet voor had, en het uiteindelijk ook niet doorslaggevend voor mijn prestaties vond, dat ik niet heel graag zelf een echt triatlonteam zou opbouwen. Er moet ook in triatlon een systeem te bedenken zijn waarin atleet, coach, manager en sponsor elkaar vinden en ik denk dat ik op dat vlak mijn kennis en ervaring kan inzetten.”

Voor je sport ging je tot het uiterste. Trek je dat op elk vlak door?

“Mijn leven bestond twintig jaar lang uit louter sporten, dus ja, mijn hele leven was extreem. Vakantiebestemmingen werden gekozen in functie van mijn wedstrijden. Een keer verbleven we vier dagen in Atlantis The Palm in Dubai, een hotel met een gigantisch aquarium, een waterpark, noem maar op. Na twee dagen wisten we er al niet meer wat gedaan. (lacht) Dat is niks voor ons. Alles stond in functie van mijn carrière. Elke heeft die van haar een tijdlang stopgezet, om er te zijn voor Jirte én voor mij. Ik heb haar dat gevraagd… Ja, ik besef echt wel dat ik ook van anderen veel vroeg om mijn sport te kunnen uitoefenen.”

‘Bink’ Marino?

Al sinds het begin van zijn carrière krijgt Marino Vanhoenacker de bijnaam ‘bink’. Hij mag dan al een van de grootste, zwaarste en meest gespierde triatleten zijn geweest, een kleerkast is hij nog altijd niet. “Vroeger was ik graatmager, ik woog 67 kilo toen ik twintig jaar terug aan het WK duatlon deelnam. Ze noemden me ‘bink’ net omdat ik dat allesbehalve was, en die bijnaam krijg ik nog altijd. Je mag het gerust beschouwen als ironie”, lacht hij.

Heb je vandaag fysiek last van je vroegere inspanningen?

“Neen. Ik wist goed hoe ver ik kon gaan. Er is pijn waarvan je voelt dat die kan escaleren en ernstige gevolgen kan hebben, en er is pijn die allicht geen gevolgen heeft en die je moet verbijten. Ik heb dat ook wel eens fout ingeschat, maar al bij al kon ik de reactie van mijn lichaam goed inschatten. Ook mijn hart blijkt nog altijd gezond te zijn. Ik blijf sporten, maar dan op een gewoon niveau. Omdat dat het best is voor mijn lichaam een machine in volle werking gooi je ook niet zomaar dicht maar vooral omdat ik niet zonder sporten kan. Ik doe het te graag.”

Dat bierbuikje zal dus moeten wachten. Hoe ijdel ben jij overigens?

“Ik ben ijdel, ja. (lacht) Het juiste gewicht is sowieso essentieel voor een triatleet. Sinds ik stopte kwamen er tien kilo bij, maar die gaan er momenteel op een gezonde manier weer af. Ik voelde me er niet goed bij, mijn lijf hapte naar lucht en leek zich er gewoon tegen te verzetten.”

“Maar ook wat mijn materiaal en kledij betreft, moest alles er piekfijn uitzien. De kleuren van mijn outfit moesten op elkaar afgestemd zijn, nog altijd trouwens. Ik vertrok echt niet vooraleer ik in de spiegel gecheckt had of mijn bril en helm recht op mijn hoofd stonden. Of als ik voorbij een etalage fiets: rap even spieken of ik goed op mijn velo zit.”

“Toen ik deel uitmaakte van een ploeg heb ik wel eens collega’s terug naar hun kamer gestuurd om andere sokken aan te trekken. Ik vind het ook niet meer dan respectvol tegenover je sponsor. Winnen is het belangrijkste, maar je kan net zo goed mooi verpakt winnen.”

“Het gezond verstand lijkt me soms zo ver zoek, daar kan ik me aan storen.”© Pieter Clicteur

Welke issues houden jou bezig als er niet gesport wordt?

“De voorbije vier jaar moet dat dan toch het feit zijn dat we geen geschikte grond vinden om er een nieuw en moderner sportcomplex op te bouwen. Er moet schot in die zaak komen, want het begint me enorm te enerveren. Ik heb altijd hard en zelfs zot gewerkt, maar ik wist dat er op vrij korte termijn een beloning op volgde. Het resultaat hing ook van mij, en van mij alleen, af.”

“Nu blijken we afhankelijk te zijn van allerlei regeltjes, van politieke goodwill, van de administratieve molen… en daar blijken tijd en resultaat andere begrippen te zijn dan in mijn wereld. Dát gaat me heel moeilijk af.”

“Ik zeg niet dat ik het allemaal beter weet, verre van, ik ken zelfs niets van politiek. Maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat het beter zou kunnen als iedereen rond de tafel ging zitten, bepaalt waar het heen moet en dat dan gewoon uitvoert? Het gezond verstand lijkt me soms zo ver zoek, daar kan ik me aan storen.”

Maar niet genoeg om zelf iets te ondernemen?

“Daar ben ik inderdaad niet de juiste man voor. Zo kreeg ik als triatleet ook wel vragen om goeie doelen te steunen. Ik ging er nooit op in. Mijn peetje zei: ‘Als iedereen voor eigen deur veegt, is heel de straat proper’. Noem het kortzichtig, maar ik sluit me daarbij aan. Zorg dat je eigen verhaal klopt, dan valt de puzzel ook ineen.”

“Waarom zou ik die liefdadigheidsacties ook moeten ondersteunen? Om ze dan te posten op Facebook zodat iedereen denkt dat Marino een toffe kerel is? Nee toch? Ik bén geen toffe kerel. (lacht) Kijk, als er iemand in mijn buurt iets nodig had, heb ik die wel altijd gesteund. Maar daar hebben anderen dan geen zaken mee. En ik geloof echt dat we daar verder mee komen: door mensen in onze eigen omgeving te helpen in plaats van geld naar Afrika te sturen. Hoe groot de noden daar ook zijn uiteraard. Ik heb sloppenwijken genoeg gezien. Daar wil je niet geboren worden; je leven is er voorbij voor het zelfs maar begon. Ik heb alleen niet het gevoel dat ik er iets aan kan dóén; mensen moeten ook daar voor hun eigen deur leren vegen.”

Marino over

Aan de keukentafel met Marino Vanhoenacker:
© Pieter Clicteur

1) Van coach potato tot Sporty Spice…

“Ook onze dochter is intussen gebeten door de crossfitmicrobe. Als jong meisje hield ze nochtans niet van sporten. Maar ik vond niet dat ze moest sporten om mij een plezier te doen. Elke had daar meer last van, ze begreep niet hoe twee zulke sportieve ouders zo’n onsportief kind konden hebben. (lacht) Maar in crossfit is Jirte goed; ze gaat zowat elke avond trainen.”

“Dat ze het professioneel niet in de sport zoekt, vind ik goed. Zeg wat je wil, maar voor een vrouw is het nóg moeilijker dan voor een man om te leven van een sportcarrière. Laat haar maar doen wat haar gelukkig maakt.”

2) …en terug naar coach potato

Hangt de familie Vanhoenacker dan nooit eens een zaterdagavond in de zetel voor tv? “Toch wel! Ook rust is belangrijk voor een triatleet en dan keek ik eindeloos veel televisie, dikwijls samen met Jirte. En dat doe ik nog altijd, al wordt het moeilijk om series te vinden die ik nog níét zag. Als Elke een keer per week met ons samen een film kijkt, is het al veel. Zij kan gewoon niet níéts doen.”

3) of misschien familieman?

Marino blaast bedenkelijk: “Ik denk niet dat ik een familieman ben. Al heb ik altijd mijn best gedaan, op mijn manier, om er te zijn als het nodig was voor de mensen die dicht bij me staan. Maar het was wel zo dat ik, zeker vóór belangrijke wedstrijden, beter alleen was. Zoals ik al zei: ik had al last genoeg met mezelf. Elke en Jirte wisten dat. Ook die laatste periode was zwaar op dat vlak: de trainingen wogen altijd maar zwaarder, daarbuiten deed ik niets behalve eten en slapen. Na zo’n training zat ik soms in de tuin te bekomen, en wisten ze dat ik niet aanspreekbaar was. Het leek me de laatste jaren beter om dan maar voor langere periodes elders te gaan trainen. Maar die situatie moest niet veel langer meer blijven duren.”

“Pas op, ik ben me altijd bewust geweest van het feit dat ik veel eiste, van mezelf én anderen. Maar ik zou het allemaal opnieuw doen, omdat het de enige manier was waarop ik dit kon doen. Tegen al wie ons hielp of kwam babysitten zei ik dat ik het later ook allemaal voor hen zou doen. Maar als ik eerlijk ben, zie ik me nog altijd niet met een stel kinderen op pad gaan.” (lacht)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier