Vijftig jaar geleden overleed Jempi Monseré : “Als ik het WK win, krijgen jullie elk een Rodenbach”
Hij leek geboren voor het geluk, Jempi Monseré. Wie kan er namelijk zeggen dat hij op zijn 21ste, op 16 augustus 1970 in Leicester, wereldkampioen op de weg is geworden door onder meer Eddy Merckx achter zich te laten? De Roeselarenaar uit Krottegem deed het. Amper zeven maanden na zijn gouden medaille verongelukte Monseré in zijn regenboogtrui tijdens een koers in Retie. “Jean-Pierre vond dat doodnormaal, wereldkampioen worden op zijn 21ste. Hij leefde gewoon als een wervelwind. Aan 200 kilometer per uur. Tot die vijf laatste, fatale seconden op de Turnhoutsebaan…” Dat was op 15 maart 1971.
“Hij is nog beter dan ik.” Ik is niemand minder dan Roger De Vlaeminck. Hij is Jean-Pierre Monseré. Een maand na zijn profdebuut bij Flandria in 1969, weliswaar na diskwalificatie van de positieve Gerben Karstens, schreef hij al de Ronde van Lombardije op zijn naam. Monseré is er dan net 21 geworden. Bij de jonge Roeselarenaar, geboren in een arbeidersgezin in de wijk Krottegem, gaat nu eenmaal alles snel. Hij is al zegekoning in de jeugdcategorieën, trouwt op zijn 18de met zijn grote liefde Annie Victor, wordt op zijn 19de vader van Giovanni, maakt zijn profdebuut op zijn 20ste en wint amper 41 dagen later zijn eerste grote klassieker. De toekomst lacht hem toe.
Het blijft snel gaan voor Monseré. Dat moet ook wel in een periode waarin België het wielerpeloton domineert. Er is Walter Godefroot. Er is Frans Verbeeck. Er is Herman Van Springel. Er is Roger De Vlaeminck. Maar er is vooral Eddy Merckx. De Vlaeminck en Monseré, die het goed met elkaar kunnen vinden, zullen die Brusselaar wel eens een lesje leren.
Monseré is met zijn onweerstaanbare lach een graag geziene renner in het peloton. Zo sociaal en volks dat hij al vlug mateloos geliefd wordt. “In amper een jaar tijd werd Jean-Pierre even populair als Eddy Merckx, die al vijf jaar aan de top stond”, vertelde Marc Van Hamme, auteur van Monserés biografie, in een interview in 2010. “Hij was een geschenk uit de hemel. Voor het publiek, voor zijn collega-renners én voor de journalisten.”
Het BK in Yvoir
In 1970, zijn eerste volledige seizoen als prof, wordt het Belgisch kampioenschap op de weg in Yvoir Monserés eerste doel. Tegenstrever van dienst: Eddy Merckx. Van Hamme: “Jean-Pierre haalde hem tot zesmaal toe terug. De zevende keer bleef hij zitten, omdat Merckx hem naar verluidt 50.000 frank (1.250 euro, red.) had aangeboden. Hij besefte immers goed dat hij op het zware Ardennenparcours niet sterk genoeg was om Merckx te kloppen en 50.000 frank was in die tijd geen onaardig bedrag. Bovendien stond Jean-Pierre nu op een goed blaadje bij de beste renner ter wereld. Dat kon nog van pas komen…”
Monseré krijgt die dag ook zekerheid dat hij in augustus op het WK deel mag uitmaken van de Belgische selectie. Merckx biedt hem de weken ervoor ook nog eens een plaats bij Molteni aan. Monseré weigert. Hij wil het WK afwachten om een nieuw contract te tekenen.
Enkele weken voor het WK trekt Monseré met vrouw Annie en zoontje Giovanni nog op vakantie naar zee, op een camping in Raversijde. Van daaruit rijdt hij naar alle uithoeken van het land om te gaan koersen. Intussen doet hij er aan zee alles aan om zijn imago van losbol te behouden. Met Bernard Van De Kerckhove, Noël Vanclooster, voetballer Eddy Pylyser en wielerjournalist Fred Daman trekt Monseré op kroegentocht door De Panne. Jempi nipt van tientallen pinten, maar geeft de glazen tijdig door aan Daman. Het WK in Leicester lonkt.
Goede toneelspeler
De week van D-day. Het is een gemotiveerde Monseré die naar Leicester afzakt. Alleen verbergt hij dat wel heel goed voor de buitenwereld. Zijn vrouw Annie in een Belga Sport-documentaire in 2011: “Hij kon heel goed toneel spelen.” Een understatement. Monseré vertrouwt aan iedereen die het wil horen toe dat hij in het Verenigd Koninkrijk compleet kansloos is op het motorcircuit van Mallory Park. Tegenover BRT-journalist en ex-renner Fred De Bruyne: “Het is mijn eerste WK. Ik ben geen favoriet.” Maar tegen zijn echtgenote klinkt hij anders. “Hij vroeg me om zijn mooiste pak, een wit hemd en een bijbehorende das in zijn valies te stoppen. IJdel was Jean-Pierre alleszins. Als hij dat vroeg, voelde hij dat er een zege zat aan te komen. En wist ik: hij houdt er rekening mee dat hij na de wedstrijd op de officiële receptie moest verschijnen.”
Intussen moet maatje De Vlaeminck het allemaal aanhoren. “Roger, ik en niemand anders word wereldkampioen.” Ook tegen Flandria-manager Pol Claeys is Monseré vol zelfvertrouwen: “Patron, ik zal er niet ver af zijn.” Zus Marie-Claire in Humo in 2012: “Hij strooide zand in de ogen. Zo van: ik voel me niet goed. Dat was Jean-Pierre.”
Een Rodenbach bij winst
De avond voor de wedstrijd. Monseré, Merckx, De Vlaeminck en de andere Belgen – Joseph Bruyère, Walter Godefroot, Jos Huysmans, Georges Pintens, Jos Spruyt, Herman Van Springel en Frans Verbeeck – hebben zich verzameld voor de traditionele ploegbespreking. De stemming is redelijk gespannen. De Vlaeminck: “De wereldkampioen betaalt alle Belgen bij een wereldtitel 50.000 frank (1.250 euro, red.).” Merckx reageert: “Neen, ik ga niet akkoord. Ik kan niet zomaar alle Belgen betalen als ik niet zeker weet dat ze mij willen helpen.” De Belgen bereiken geen akkoord. Plots is daar echter Jempi Monseré: “Als ik win, krijgen jullie elk een Rodenbach.” De anderen komen niet meer bij van het lachen.
“Niemand wist echter dat Jean-Pierre weken ervoor al een contract met De Vlaeminck en Pintens had afgesloten”, voegt Van Hamme eraan toe. “Als één van hen wereldkampioen zou worden, zou die de twee anderen voor hun diensten naar verluidt 150.000 frank (3.750 euro, red.) betalen.”
In Leicester en omstreken ligt intussen nauwelijks iemand wakker van het WK. Een plaatselijke buschauffeur vraagt Roger Depestel, de toenmalige sportredacteur van deze krant die hij naar Noord-Engeland brengt: “What’s happening in Lester?”. In Mallory Park ontbreekt elk greintje sfeer. Geen beschutting, geen bierstandjes, geen frieten. De kouwelijk gierende wind beukte je voortdurend in nek of aangezicht, zal Depestel vijf dagen later in De Weekbode schrijven. Het merendeel van de 10.000 tot 15.000 toeschouwers zijn Belgen en Nederlanders. Daarbij heel veel West-Vlamingen. De meesten per boot, anderen dan weer met het vliegtuig. Charles Pommé, zaakvoerder van een transportfirma in Staden, chartert vanuit Oostende zelfs speciaal een toestel voor de supporters van Monseré, onder wie zijn ouders en echtgenote Annie Victor.
Tierende Annie
Bij de 95 profs die om tien uur plaatselijke tijd aan de start verschijnen, staat slechts één West-Vlaming: Jean-Pierre Monseré. Met rugnummer 22, zijn geluksgetal. Vaak liet hij zelfs renners voorgaan om toch maar met dat nummer te kunnen fietsen. Monseré begint dan ook ontspannen aan het WK. Tijdens de busrit naar de omloop is hij even speels en uitgelaten als altijd. De Vlaeminck: “Iedereen was bloednerveus, behalve Jean-Pierre. Hij taterde er maar op los alsof hij naar de kermis ging.”
De koers verloopt zoals Monseré het heeft gepland. Hij is mee in iedere ontsnapping, net zoals dokter Jan Derluyn hem heeft aangeraden. Jempi kan zich zo laten meedrijven in de kopgroep en verschuilen achter het excuus dat hij op kopman Merckx moet wachten. In de finale speelt zich echter een vreemd tafereel af: Merckx probeert even om het gat met de kopgroep te dichten. “Het was nauwelijks in beeld, maar zijn vrouw Annie heeft het me vaak genoeg verteld”, liet Jacques De Boever, de toenmalige knecht van Monseré, in 2010 in deze krant optekenen. “Dat was tegen alle afspraken in en Annie wist dat. Het heeft niet veel gescheeld of ze had Merckx toen tijdens het WK van zijn fiets getrokken. (grijnst) Eddy is de achtervolging pas gestopt toen hij haar tierend op het parcours zag staan.”
Bod van Gimondi
De kopgroep van zes gaat de finale in. In de slotkilometers belooft Felice Gimondi Monseré een half miljoen Belgische frank (12.500 euro, red.) als hij mag winnen. “Gimondi noemde een bedrag, maar ik begreep het niet zo goed. Waren het lires, franken, ponden of dollars?” vertelde Monseré er later over. De 21-jarige West-Vlaming weigert en plaatst op een kilometer van de streep zijn beslissende aanval. De Fransen Charly Rouxel en Alain Vasseur doen de deur dicht. Gimondi zit ingesloten. De Vlaeminck: “Monseré heeft heel intelligent gekoerst.” Gimondi na de finish: “Hij heeft verdiend gewonnen.” Dat respect slaat al snel in boosheid om wanneer Monseré het volgende laat noteren: “Ik heb het bod van Gimondi geweigerd.” Dat heeft nog geen enkele renner ooit gezegd. En al zeker niet na een WK. Van Hamme: “Dat was Jean-Pierre ten voeten uit: een flapuit. Hij was zich er niet van bewust dat hij zo heel Italië in rep en roer zette.”
“Natuurlijk heeft Jempi zelf ook voor zijn regenboogtrui betaald”, benadrukte De Boever. “In die tijd won je geen koers zonder een deal met je concurrenten. Dat bod van Gimondi heeft hij geweigerd, maar wees er maar zeker van dat hij de Deen Leif Mortensen en die twee Fransen een schone pree heeft gegeven. Zo speciaal was dat toen niet. En geloof me: wie een bod van Gimondi weigert, moet echt goed genoeg zijn. Jempi heeft zijn wereldtitel dus zeker niet gestolen.”
Op de terugreis naar België beseffen de andere Belgen dat ze geen frank aan de regenboogtrui van hun landgenoot hebben verdiend. Frans Verbeeck: “Hij heeft ons godver goed liggen gehad.” Van Hamme: “Leicester is de perfecte weerspiegeling van de mens Jean-Pierre Monseré. Bijna al zijn karaktereigenschappen – intelligent, leep, zelfverzekerd, speels, spontaan, zelfbeschermend – komen erin voor. Niet onlogisch, want op grote momenten laten kampioenen vaak zien wie ze echt zijn.”
Volksfeest in Roeselare
“Ik mag nog tien jaar koersen, nooit krijg ik nog zo’n dag”, schreeuwt Monseré het enkele uren na zijn triomftocht uit. Intussen is in Roeselare een volksfeest uitgebroken. Zus Marie-Claire: “Toen hij won, zat ik thuis met zijn zoontje Giovanni (die in 1976 op een gelijkaardige manier als zijn vader overleed, red.) op de schoot. Tranen met tuiten. Niet veel later stond ons huis op zijn kop. De supporters zaten overal, tot in de slaapkamer. De tafels gingen aan de kant en al vlug was het bier op.”
Een dag later krijgt Monseré een koninklijke ontvangst en wordt hij in zijn thuisstad door een uitzinnige menigte verwelkomd. Om zijn supporters te groeten, kruipt hij zelfs in de dakgoot van het ouderlijke huis in de Populierstraat. Schepen Albert Biesbrouck: “Jempi is de parel die aan de prachtige Roeselaarse sportkroon ontbrak.” Het startschot voor een groot feest is gegeven. Een feest met helse taferelen dat meerdere weken zal aanhouden…
Het slotwoord is voor auteur Van Hamme. “Jean-Pierre vond dat doodnormaal, wereldkampioen worden op zijn 21ste. Zoals hij alles normaal vond. Parkeren op het voetpad, omdat er nergens plaats was? Geen probleem. Regels waren goed zolang ze hem niet beletten zijn goesting te doen. Dat was geen arrogantie. Hij leefde gewoon zo. Als een wervelwind. Aan 200 kilometer per uur. Zijn leven was één lang gloriemoment. Hij leek geboren voor het geluk. Tot die vijf laatste, fatale seconden op de Turnhoutsebaan…” Jean-Pierre Monseré is 22 als hij sterft. Voor altijd tweeëntwintig.
Jean-Pierre Monseré werd geboren op 8 september 1948 in Roeselare. Hij trouwde met Annie Victor, met wie hij een zoontje had: Giovanni. Monseré won als neoprof in 1969 meteen de Ronde van Lombardije. Een jaar later kroonde hij zich op 21-jarige leeftijd tot wereldkampioen op de weg in het Britse Leicester. Op 15 maart 1971, amper zeven maanden na zijn titel, sloeg echter het noodlot toe. Tijdens een koers in Retie botste Monseré op een auto. Hij stierf ter plaatse. Vijf jaar later kwam Giovanni op een gelijkaardige manier om het leven, terwijl hij in een regenboogtrui en op een fiets, die hij voor zijn eerste communie van Freddy Maertens had gekregen, aan het rijden was.
De Sportzomer van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier