Zeven seizoenen bij AA Gent, vier bij Club Brugge, tien caps bij de Rode Duivels en de eerste West-Vlaming die de Gouden Schoen won. Roland Storme verzamelde zijn palmares in de jaren vijftig en zestig, in de prehistorie van het voetbal. In de tijd dat kinderen nog stierenbloed dronken, profcontracten niet bestonden en voetballers geen blad voor de mond namen.
Hoewel hij donderdag 84 kaarsjes mocht uitblazen, ontvangt Roland Storme ons met plezier in zijn woning in Ichtegem, op 300 meter van het voetbalveld van het plaatselijke KVC. “Het is al een tijdje geleden dat ik nog een interview gaf. Straks moet ik nog gaan kaarten in Torhout, toch maak ik graag eerst nog even tijd voor jullie. Maar vraag me niet om al te diep in mijn geheugen te graven, want bepaalde herinneringen zitten ver” , lacht Storme. Als we hem even later naar de kaarting zien vertrekken, blijkt dat laatste best goed mee te vallen.
Je groeide op in Roeselare, waar je je jeugdjaren bij het plaatselijke Club Roeselare doorliep.
“We speelden in bevordering met een ploeg die bekend stond om de vele jonge talenten. Mijn toenmalige trainer, Georges Meuris, een ex-Frans international, had geregeld telefonisch contact met Jules Van Dooren, zijn ex-ploeggenoot bij ‘Les Bleus’ en de toenmalige trainer van La Gantoise. Wellicht liet Meuris mijn naam eens vallen en op 17-jarige leeftijd kwam Gent me wegplukken.”
AA Gent telde 800.000 Belgische frank voor je neer, destijds een astronomische som. Bracht dat druk met zich mee?
“Absoluut. En al zeker omdat de stap van vierde naar eerste klasse toch niet te onderschatten was. Met dat bedrag was ik de op één na duurste transfer ooit (Jef Jurion, die in hetzelfde seizoen van Ruisbroek naar Anderlecht verkaste, zou nog iets meer gekost hebben, red.). Bovendien was Gent destijds misschien wel dé topclub van België. De mensen kwamen zelfs van Brugge om bij La Gantoise dé voetbalvedetten van Vlaanderen aan het werk te zien. De aanpassing is echter bijzonder vlot verlopen. Ik moest niet bij de reserven spelen, mocht meteen mijn opwachting bij de eerste ploeg maken en ben nooit meer uit de basis verdwenen.”
Je speelde je zelfs in de kijker en in 1958, binnenkort exact 60 jaar geleden, won je de vijfde gouden schoen uit de geschiedenis. Een grote verrassing?
“Vooral omdat de voorsprong op mijn achtervolgers zo groot was (Storme had 38 punten meer dan André Vanderstappen, doelman van Olympic Charleroi, red.). Er waren toen heel wat andere toppers die evenzeer in aanmerking kwamen, maar toch ben ik op die manier de geschiedenisboeken ingegaan en ik word daar tot op de dag van vandaag nog steeds regelmatig over aangesproken. Festiviteiten waren er echter niet echt aan verbonden. Voor de aftrap van een thuismatch kreeg ik mijn Gouden Schoen en dat was het dan. Ik probeer wel nog jaarlijks op het Gala van de Gouden Schoen aanwezig te zijn.”
Hoewel je de meest prestigieuze individuele prijs won, kwam je slechts tien keer voor de Rode Duivels in actie.
“In die tijd was dat niet zo vreemd want er waren simpelweg veel minder interlands. Op clubniveau heb ik nooit een titel of een beker gewonnen en dat vind ik niet zo erg. Ik vind het wel bijzonder jammer dat ik nooit op een groot internationaal tornooi zoals het WK heb kunnen spelen (de nationale ploeg kende toevallig net toen een dip waardoor de Rode Duivels zich van 1958 tot 1970 voor geen enkel groot tornooi kwalificeerden, red.).Dat is het enige wat ik gedurende mijn carrière gemist heb.”
“Ik heb sympathie voor AA Gent-coach Yves Vanderhaeghe; hij startte net als ik bij FC Roeselare”
Ook in het buitenland werd je opgemerkt, want er was interesse van Atletico Madrid.
“Het was tijdens een interland tegen Frankrijk dat er naar verluidt drie bestuursleden uit Madrid speciaal voor mij naar Colombes waren afgezakt. Ik was zenuwachtig, speelde geen vlekkeloze, maar wel een degelijke partij en dat was blijkbaar voldoende om de Madrilenen te overtuigen. Persoonlijke gesprekken met Atletico zijn er echter nooit geweest, omdat Gent de transfer dwarsboomde. Blijkbaar mocht ik absoluut niet vertrekken. Ik kon in Spanje het 50-voudige gaan verdienen, maar het mocht niet zijn.”
En dus moest je in België blijven om voetbal met een job te combineren.
“In ons land waren er nog geen echte profs. Overdag gingen we gewoon werken en de trainingen waren ‘s avonds. Eerst hielp ik in de zaak van mijn ouders en later was ik als vertegenwoordiger voor kolen aan de slag. Enkele jaren later stampte ik in dezelfde branche in het Brugse mijn eigen zaak uit de grond. ‘Tomar’ bestaat nu nog altijd en daar ben ik best trots op. Was AA Gent destijds echter iets meegaander geweest, had mijn leven er nu waarschijnlijk helemaal anders uitgezien. Alles achter laten om daar een avontuur te beleven? Die kans zou ik ongetwijfeld met twee handen gegrepen hebben. Dat Gent me dat niet gunde, kon er bij mij moeilijk in.”
Was dat ook de hoofdreden om naar Brugge te verkassen?
(knikt) “Norbert Höfling, de toenmalige trainer van Club, wilde me er absoluut bij. Het seizoen ervoor was Club miraculeus aan de degradatie ontsnapt en hij was dringend op zoek naar versterking. Nadat Gent me zo had behandeld, was mijn keuze snel gemaakt. Uiteindelijk bleek het ook de juiste beslissing, want ook bij blauw-zwart was ik een vaste waarde en beleefde ik mooie tijden.”
Na vier jaar bij Club keerde je wel nog voor één seizoen naar je oude liefde, AA Gent, terug.
“Maar uiteindelijk bleef het in mijn tweede Gentse periode slechts bij één seizoen en op 31-jarige leeftijd besliste ik om af te zakken naar de lagere reeksen om daar speler-trainer te worden. Ik was nog bij Wervik, Eeklo, Club Roeselare en Doornik aan de slag tot ik het te druk kreeg met mijn eigen zaak en besliste om de voetbalschoenen definitief aan de haak te hangen.”
Waar ben je vandaag nog mee bezig?
“Ondertussen ben ik bijna 20 jaar met pensioen en ik probeer zo veel mogelijk van het leven te genieten. Wekelijks ga ik op vrijdag gaan kaarten in Torhout en daarnaast geniet ik van de tijd met mijn kinderen en kleinkinderen. Ook in een voetbalstadion zal je me sporadisch nog eens tegen het lijf lopen, zo ga ik jaarlijks naar een match van Club kijken. Maar dan moet het wel een topper zijn. (lacht) Contact met mensen uit mijn voetbalverleden? Zelden of nooit meer. Er zijn er natuurlijk ook al heel wat overleden.”
Je volgt het voetbal dus nog?
“Heel zeker, nog meer dan vroeger zelfs, maar dan uiteraard vooral op televisie. Na het nieuws zap ik steevast naar de sportzenders. Ik kijk dus bijna nog dagelijks naar wedstrijden, ook in de buitenlandse competitie. Vooral de Engelse Premier League spreekt me aan. Het voetbal is de laatste decennia enorm geëvolueerd en niet meer vergelijkbaar met pakweg 60 jaar geleden. Toch ben ik ervan overtuigd dat ik ook in het moderne voetbal een topper zou geworden zijn.”
Club doet het uitstekend. AA Gent kende een mindere start, maar na de overname van Yves Vanderhaeghe loopt het heel wat beter .
“Ik heb veel sympathie voor Yves, want net als ik, heeft hij zijn carrière bij Club Roeselare gelanceerd. Sinds Yves er aan het roer staat, loopt het merkelijk beter bij de Buffalo’s. Ze hebben zich na een knappe remonte in die top zes genesteld en ik denk dat play-off 1 hen niet meer zal ontglippen. Dat Club het zo goed doet, is een aangename verrassing. Ivan Leko heeft er een machine van gemaakt en ik denk niet dat ze de titel nog uit handen zullen geven.”
Voor wie ga je zondag supporteren?
(lacht) “Ik zal maar diplomatisch blijven: voor de beste ploeg. (schaterlacht) In Gent beleefde ik schitterende tijden en het was mijn eerste grote liefde, maar ook de periode bij Club was prachtig. Een keuze maken tussen de twee? Neen, dat kan ik niet. Misschien ga ik zondag live kijken. Een spectaculaire match met veel doelpunten zou alvast een mooi laat verjaardagscadeau zijn.”
“Ik heb wat tegenslagen gekend en probeer nu van elk moment te genieten”
Het leven is niet altijd mild voor je geweest. Je verloor al enkele mensen die je heel dierbaar waren.
“De week na mijn debuut in Gent is mijn vader gestorven. Daarnaast stierf mijn eerste vrouw op jonge leeftijd en ik verloor een dochter in een auto-ongeluk. Dat waren telkens zware periodes die toch mijn leven getekend hebben. Dankzij de steun van vrienden en familie ben ik daar toch telkens doorheen gesparteld. Ik ben ook al jaren heel gelukkig met mijn huidige vrouw, met wie ik ondertussen al bijna 40 jaar getrouwd ben.”
Je bent er deze week 84 geworden. Heb je nog dromen?
“Door de dingen die ik meemaakte, besef ik nog meer hoe belangrijk het is om van elk moment zoveel mogelijk te genieten. Echt grote dromen heb ik niet meer, maar ik pluk steeds de dag en ben een gelukkig man.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier