‘Paul Okon is back.’ De voormalige Gouden Schoen woont sinds begin 2020 opnieuw in ons land. Samen met zijn vrouw en vier kinderen vond hij een nieuwe stek in Oudenburg en de man is vastberaden om zich definitief te settelen. “Het is hier gewoon fantastisch wonen”, zegt hij. “Mijn vier zonen voetballen ondertussen ook bij Club Brugge en ikzelf wil graag ook weer het Belgische voetbal in. ‘I’m here to stay.’”
Toen Club Brugge tijdens de eerste helft van de jaren negentig enkele gouden jaren beleefde, was een Australiër dé rots in de branding in de verdediging. Paul Okon kwam in 1991 bij blauw-zwart aan en veroverde in vijf seizoenen tijd de harten van voetbalminnend België. Zijn laatste seizoen zag hij bekroond met een Gouden Schoen, waarna de Aussie aan zijn rondreis doorheen Europa begon.
Maar nu, na een periode als trainer in Australië, is Paul Okon – met zijn vrouw en hun vier kinderen – weer in het land. En dat is een heel bewuste keuze, zegt hij in met Vlaamse steekwoorden doorspekt Engels. “Als mijn Belgische jaren me één iets hebben geleerd, dan is het wel dat dit een van de beste landen ter wereld is. Het schoolsysteem is top, de sociale zekerheid kent zijn gelijke niet en je vindt hier alles op een zakdoek. In zo’n omgeving wil ik mijn kinderen laten opgroeien. In Oudenburg hebben we een gezellig stekje gevonden. Ik ben weer thuis.”
Laat ons even terugkeren naar je beginjaren in West-Vlaamse loondienst. Wat herinner je je nog van je eerste stappen op Belgische bodem?
“Ik was amper 19 toen ik hier aankwam. De eerste keer dat ik alleen weg van huis was en meteen naar de andere kant van de wereld. Ik was van de ene dag op de andere volwassen. Ik moest zelf beslissingen nemen, was plots op mezelf aangewezen… Eigenlijk heeft de overstap naar Club de rest van mijn leven mee bepaald.”
Plots stond ik op het podium van de Gouden Schoen naast Andrea Bocelli. Een week eerder had ik nog zijn cd gekocht
Het scheelde niet veel of je speelde bij de aartsrivaal…
(glimlacht) “Klopt. Op mijn zestiende mocht ik bij Anderlecht gaan testen. Maar Mister Michel (Verschueren, red.) vond me niet goed genoeg en stuurde me door. Niet veel later kwam Club Brugge in beeld, dankzij Frank Farina. Hij was hier toen dé topspits en tipte me. We stammen allebei van dezelfde moederclub in Australië af – Marconi Stallions – en hij was ervan overtuigd dat ik een aanwinst zou zijn. Zelf had ik toen eigenlijk amper ambitie om het in Europa te maken. Ik maakte deel uit van het eerste elftal van de Stallions en beleefde mijn droom. Maar als Club Brugge aanklopt, moet je springen, vond ik. Het was een unique opportunity.”
Wat betekent Club voor je?
“Veel. Héél veel. Wat ik daar meegemaakt heb, is onbetaalbaar. Ik vind het enkel jammer dat ik toen niet echt besefte wat we er met het team aan het neerzetten waren. Dat is pas later beginnen dagen. Zo zal ik nooit mijn eerste wedstrijd vergeten: op Sclessin tegen Standard. Zo’n sfeer had ik nog nooit gezien. En zeggen dat ik mijn hoop bij Club bijna laten varen had. Ik was destijds gestart bij de beloften en stroomde uiteindelijk door naar de A-kern. Maar tijdens mijn tweede seizoen stond ik net voor Kerstmis zelfs niet meer op het wedstrijdblad. Ik begon enorm aan mezelf te twijfelen: was Club Brugge wel de juiste club voor me? Ik herinner me nog dat Hugo Broos, die toen mijn coach was, me zelfs voor de laatste wedstrijd voor de winterstop niet nodig had. Dat was slikken.”
Al heb je toen wel de knop omgedraaid.
“Keihard zelfs. Op de vlucht richting mijn familie in Australië – toch twaalf uur lang – heb ik heel veel gehuild. Maar in mijn thuisland ben ik als een gek beginnen trainen. Na de eindejaarsdagen stond ik scherper dan ooit en toen Rudi Cossey een schorsing moest uitzitten, kreeg ik mijn kans. Om een lang verhaal kort te maken: ik ging nooit meer uit de ploeg.”
Met de Gouden Schoen in 1995 als ultieme bekroning. Hoe trots was je?
(glundert) “Dat kan je je niet voorstellen. Ik wilde gewoon de beste versie van mezelf zijn en zo hoog mogelijk eindigen. Het jaar voordien, toen Gilles De Bilde na amper een half jaar in Eerste Klasse laureaat werd, was ik al tweede of derde. Maar daar kraaide toen geen haan naar. Een jaar later lagen de kaarten iets anders. Ik weet nog dat mijn broer Klaus toen nog bij me thuis in Sint-Andries was. Hij had bij mij de eindejaarsdagen doorgebracht en zei dat hij nog even wilde blijven. Ik voel dat je die Gouden Schoen zal winnen. Daar wil ik bij zijn, zei hij. Ik verklaarde hem eerst gek, maar achteraf bekeken bleek Klaus mijn konijnenpoot te zijn. Ik was die avond ook starstruck. Andrea Bocelli – toen een echte wereldster – trad tijdens de show op en plots stond ik naast hem op het podium. Een week eerder had ik nog zijn cd gekocht.”
Wie is Paul Okon?
Paul Okon zag op 5 april 1972 het levenslicht in de Australische miljoenenstad Sydney en viert volgend jaar zijn vijftigste verjaardag. De gewezen voetballer maakte faam bij Club Brugge, waar hij van 1991 tot 1996 als libero actief was en er tijdens zijn laatste seizoen ook de Gouden Schoen wegkaapte. Nadien verkaste hij naar Lazio Roma en waren er nog passages bij onder andere Fiorentina, Middlesbrough, Leeds United, Vicenza en KV Oostende. Hij sloot zijn spelerscarrière in 2007 in eigen land af bij de Newcastle Jets. Hij verzamelde ook 28 caps voor Australië.
Sinds januari 2020 woont hij met zijn vrouw, de Cubaanse Yamaira, en hun vier kinderen – Paul Junior (16), Gianluca (12), Alessandro (9) en Davide (6) – in Oudenburg. Eind oktober opent zijn echtgenote een mozarellabar in hartje Brugge: Cuore di Puglia. Daar zal Paul ook in meedraaien. Samen met zijn beste vriend Massimo Di Bisceglie runt hij al een dergelijke zaak in Gent.
Na Club Brugge trok je richting Italië en Engeland. Is het fair te stellen dat je West-Vlaamse jaren het pad geëffend hebben voor de rest van je carrière?
“Zonder twijfel. Hier heb ik de basis van mijn voetbalbestaan gelegd. En beleefde ik ook mijn mooiste jaren. Nadien hielden blessures me maar al te vaak aan de kant, maar ik ben dankbaar voor het parcours dat ik afgelegd heb. Alleen het afscheid van Club kon mooier. Ik heb mijn laatste seizoen geblesseerd moeten afsluiten, zo kreeg ik nooit de kans om de supporters op een passende manier te bedanken.”
Heb je nog vaak contact met je ploegmaats van weleer?
“Het is niet dat we elkaars deur platlopen, maar het weerzien is keer op keer hartelijk. Franky Van der Elst, Pascal Plovie, Stephan Vanderheyden, Rudi Cossey… Het zijn maar enkele namen van mensen die een plekje in mijn hart veroverd hebben. En wanneer we elkaar zien, vliegen de anekdotes in het rond. Die gasten waren destijds ook mijn familie, hé. Ik zat op meer dan 16.000 kilometer van huis.”
Ik kan me voorstellen dat de voetbalwereld begin jaren negentig nog een gemoedelijke plek was. Hoe kijk je naar de business van nu?
“Met gemengde gevoelens. Aan de ene kant vind ik het wel leuk. De spanning is toegenomen, het spelletje gaat sneller dan ooit… Maar tegelijk is het zoveel koeler geworden. Clubliefde is iets uitzonderlijks geworden en sociale media hebben verschrikkelijk veel veranderd. Elk detail wordt nu uitvergroot. Wij moesten enkel op het veld presteren, nu moet je als voetballer haast 24/7 paraat staan. Clubs maken van hun sterspelers merken, laten ze opdraven in promofilmpjes… Dat konden wij ons amper voorstellen.”
Plus: nu heeft iedereen de kans om zijn mening te geven.
“Vroeger zaten er in het stadion 20.000 trainers. Nu kan iedereen via Facebook of Twitter zijn gal spuien. Daar sta ik toch soms van te kijken. De zakelijkheid heeft ook de bovenhand genomen. Alles is tot in de puntjes geregeld en vastgelegd. Vroeger kwamen de journalisten na een wedstrijd gewoon de kleedkamer binnen, nu duiken spelers meteen hun smartphone in, op zoek naar commentaren op hun prestatie. Ergens ben ik blij dat ik dertig jaar geleden voetballer was.” (glimlacht)
Aan de andere kant: vandaag zou je een veelvoud van je vroegere salaris verdienen.
“Juist, maar geld is nooit mijn drijfveer geweest. Ik hield – en hou nog steeds – erg veel van het spelletje zelf. Het enige wat ik wilde, was voetballen. Met wat als-vragen koop je niks. Voor jou zit een heel gelukkig man. Dankzij het voetbal heb ik een flink deel van de wereld gezien, kon ik verschillende culturen opsnuiven… Op vandaag zou ik met plezier geld geven om nog enkele matchen voor Club Brugge te mogen spelen. Dat zegt alles, toch?”
Is er iets wat je nu anders zou aanpakken?
“Mijn revalidatie na mijn blessure tijdens mijn laatste seizoen bij Club. Bij Lazio Roma moest en zou ik klaar zijn voor de competitiestart, wat ervoor zorgde dat ik te weinig tijd nam om alles rustig te laten genezen. Dat heb ik de rest van mijn carrière meegedragen. Ik had ook graag een wereldkampioenschap meegemaakt, maar in mijn periode was het voor Australië haast mission impossible om zich te plaatsen.”
Nu woon je opnieuw in West-Vlaanderen. Waarom?
“Het idee speelde al even in mijn hoofd, maar tussen zeggen en doen, gaapt er soms nog een half heelal. (grijnst) Sinds 2006 woonde ik met mijn gezin opnieuw in Australië, maar België is altijd speciaal gebleven. Hier heb ik een geschiedenis. In januari 2020 – net voor de coronacrisis – zijn we hier neergestreken, een beslissing waar we nog geen seconde spijt van hebben gehad. Dit is ook een van de beste landen ter wereld om te wonen. Misschien zelfs het allerbeste. Zo simpel is het. De scholen zijn uitstekend, je hebt een sociale zekerheid die zijn gelijke niet kent en alle voorzieningen vind je binnen handbereik.”
Hoe verliep de integratie?
“Voor mij was het net a trip down memory lane. Ik kon meteen de draad van 25 jaar geleden weer oppikken, maar ook mijn vrouw en onze vier kinderen zijn stilaan echte West-Vlamingen aan het worden. Onze twee oudste zonen volgen les aan het KTA van Brugge, de twee jongste zitten er op een basisschool. En hun Nederlands is uitstekend.”
Net als dat van jou?
(lacht) “Ik doe mijn best, maar ik moet soms nog hard nadenken om de juiste woorden te vinden. Net daarom dat ik dit interview in het Engels wilde doen, dat is en blijft mijn moedertaal. Maar ik trek mijn plan. Ook in het West-Vlaams. Begrijpen is geen probleem, aan spreken waag ik me niet. Wuk peis je, veel verder raak ik niet. Al kan ik stilaan wel goed vloeken in het dialect. Dat was een van de eerste dingen die mijn ploegmaats bij Club me in 1991 geleerd hebben.”
Je vier zonen verdedigen ondertussen de kleuren van Club in de jeugdreeksen. Zie je ze in de voetsporen van hun vader stappen?
(blaast) “Ze moeten zich vooral amuseren. Ik wil dat ze genieten van het spelletje, maar ben me er tegelijk van bewust dat hun familienaam voor een rugzakje zorgt. Zeker bij Club. Net daarom ben ik bewust Paul de papa, niet Paul de ex-voetballer. Of een van hen nu op termijn doorstoot naar de A-kern van Club Brugge of ze gewoon hun eigen weg zoeken, ik zal even trots zijn. Het enige wat ik wil, is dat ze elke dag alles geven: op school, thuis, in hun sport. Ik ben ervan overtuigd dat ons lot vooraf bepaald is, je moet er alleen voor willen werken.”
Toen ik in 2007 mijn allerlaatste wedstrijd speelde, stierf er een deel van me. Eens voetballer, altijd voetballer
Keer jij zelf nog vaak terug naar Jan Breydel?
“Laat het me zo stellen: Club is een deel van mijn leven. Die club zit onder mijn vel. Nu ga ik regelmatig kijken en dan keer ik in gedachten automatisch dertig jaar terug in de tijd. Ik heb er fantastische tijden beleefd, hé. In 2016, toen er voor het eerst in elf jaar tijd nog eens een landstitel gevierd mocht worden, mocht ik tijdens een van de laatste wedstrijden van het seizoen de aftrap geven. Het hele stadion scandeerde mijn naam… Kippenvel, man. Dan wil je meteen zelf weer dat veld op.”
Mis je het spelletje?
“Natuurlijk. Wanneer je die geur van een versgemaaid voetbalveld ruikt… Dat kan ik met geen woorden beschrijven. Toen ik in 2007 bij de Newcastle Jets in Australië mijn allerlaatste wedstrijd speelde, stierf er een deel van me. Eens voetballer, altijd voetballer. Weet je dat ik mijn enige goal voor Club Brugge (op 28 oktober 1995 tegen Lierse, red.) op mijn smartphone heb staan? Daar bestonden alleen maar VHS-beelden van, maar ik heb die laten omzetten. Af en toe bekijk ik die nog eens. Ik wil die altijd dicht bij me hebben.”
In Australië bouwde je een mooie trainerscarrière uit, al staat die sinds 2018 ‘on hold’. Ambieer je nog een plek in de voetbalwereld?
“Meer dan ooit, zelfs. Ik had al contact met twee clubs uit de Jupiler Pro League om er als assistent-trainer aan de slag te gaan, maar die gesprekken draaiden jammer genoeg op niets uit. Maar ik zou erg graag opnieuw een actieve rol opnemen. En liefst in België.”
Ben je hier om te blijven?
“Of we hier oud zullen worden, dat laat ik nog even in het midden. Maar hier zitten we de komende jaren meer dan goed. Ik hoop om vanuit Oudenburg een mooi bestaan uit te bouwen en vooral gelukkig te worden met mijn gezin. Meer kan een mens toch niet wensen?”
Of het zou een eerste ploeg van Club Brugge met vier ‘Okonnekes’ aan de aftrap moeten zijn…
(lacht luid) “Ach, ik ben een tevreden papa. Ik wil mijn kinderen hier zien opgroeien en zich laten ontwikkelen. Alles wat daarbij komt, is extra.”
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier