Woonzorgcentrum De Zilverberg bestaat tien jaar en dat werd afgelopen week flink gevierd met de bewoners. Directeur Philippe Schollaert (59) stond mee aan de basis van het woonzorgcentrum en werd er ook de eerste directeur. Tien jaar later blikken we even terug.
Philippe Schollaert is nu nog steeds directeur van woonzorgcentrum De Zilverberg, maar hij is er al veel langer mee verbonden. “Ik was directeur van woonzorgcentrum Ten Hove toen de topmensen van het OCMW, Georges Decoene en André Debruyne, plannen maakten om een vijfde woonzorgcentrum te bouwen naast Ten Hove, Ter Dreve, Ter Berken en Sint-Henricus in Rumbeke. De wachtlijsten waren gigantisch. Dat was een puur demografisch gegeven: de gemiddelde leeftijd steeg en iedereen wist dat die piek er zou aankomen. Net zoals men toen al besefte dat die piek na verloop van jaren ook zou verdwijnen, omdat de thuiszorg meer ontwikkeld zou worden en dat er ook ingezet zou worden op assistentiewoningen.”
“Maar vijftien jaar geleden besloot iedere gemeente of stad om een woonzorgcentrum te bouwen en Georges Decoene en André Debruyne dachten hier dus ook aan een vijfde woonzorgcentrum. Het OCMW had grond op het platteland op de grens van Rumbeke en Roeselare en men zou daar bouwen. Toen Georges Decoene mijn mening vroeg, antwoordde ik dat die plaats veel te afgelegen was om een woonzorgcentrum te bouwen. Georges Decoene luisterde naar mij, maar zei na mijn vurig betoog dat hij toch zijn gedacht zou doen (lacht).”
Kleinschalig wonen
“Ik kwam uiteindelijk in het bouwcomité van WZC De Zilverberg terecht omdat er een grote restauratie wachtte in Ten Hove. Georges Decoene vond het een goede leerschool voor mij. Ik was toen al een pleitbezorger van kleinschalige woonvormen maar ik hoorde meteen dat men opteerde voor een woonzorgcentrum met minimum 120 bewoners. Een centrum met verschillende huizen naast elkaar bouwen was te complex maar een plaatsbezoek in Finland bracht de oplossing. Daar ontdekten we de ‘toepa’. Dat is een samenlevingsvorm, niet alleen voor zorgbehoevenden maar ook voor gezinnen of gemeenschappen, waarbij geleefd wordt in gemeenschappelijke ruimtes met daarachter slaapgelegenheden.”
“En zo hebben we De Zilverberg ook uitgewerkt. We hebben acht ‘huizen’ voor 15 mensen gemaakt in één groot huis. Zo hadden we onze kleinschalige gemeenschappen maar telde ons woonzorgcentrum toch 120 bewoners. Vijftien jaar geleden was dit echt een revolutionair concept voor Vlaanderen. De acht leefgroepen zijn volledig van elkaar afgesloten en hebben ook hun eigen medewerkers. Per leefgroep proberen we steeds dezelfde acht of negen personeelsleden te koppelen met een begeleider die instaat voor het runnen van de leefgroep. Die zorgt voor de sfeer in de groep en voor een zinvolle daginvulling. Onze bewoners kunnen rekenen op veel privacy en dat waarderen ze enorm.”
Met de wagen
“Het klopt dat men een woonzorgcentrum vroeger meer zag als een plaats waar men rustig zijn oude dag kon doorbrengen. Dat is veranderd. Vandaag zijn onze bewoners zorgbehoevend, zelfs vaak zwaar zorgbehoevend. Er zijn maar twee bewoners die meegekomen zijn met hun partner en die niet zorgbehoevend zijn. Die rijden zelfs nog met de wagen.”
“Onze bewoners kunnen rekenen op veel privacy en dat waarderen ze enorm”
“Wij zetten zeer sterk in op zelfbeschikkingsrecht en zelfbeslissingsrecht. Hier kan men gaan en staan wanneer men dat wil. Er zijn ook geen bezoekuren. Om negen uur ‘s avonds sluiten de deuren maar men kan altijd aanbellen. Door die kleine leefgroepen kunnen we ook inspelen op individuele verzuchtingen. Wil iemand rode of gele confituur, wit of bruin brood, lang uitslapen of vroeg opstaan, dat kan allemaal.”
Dienstencentrum
“In de Zilverberg kost een maandverblijf 1.800 euro. Dat is niet weinig maar mensen met een lager inkomen krijgen een zorgverzekering. En ja, er verblijven ook mensen die gesteund worden vanuit het OCMW. En die mensen krijgen precies dezelfde faciliteiten en zorgen als de andere bewoners.”
“Ik moet absoluut nog ons dienstencentrum vermelden. Dat centrum kwam er mede door Dries Messeyne en ontvangt in normale omstandigheden 120 personen per dag. Hier kan men computerles volgen, fitness-oefeningen doen of zich creatief uitleven in de ateliers. Dat zorgt ervoor dat er hier toch veel leven in de brouwerij is.”