Hulpbeiaardier Paul Vanden Abeele uit Brugge: “Die klok heeft vaak met mijn voeten gespeeld”

Paul Vanden Abeele, gewezen beiaardier in Brugge, wordt 90 jaar.
Stefan Vankerkhoven

Gewezen Brugs hulpbeiaardier en voetluider Paul Vanden Abeele viert binnenkort zijn 90ste verjaardag en 65 jaar huwelijk met zijn echtgenote Jo Traen. “Gelukkig heb ik opvolgers, zelfs een dappere vrouw zal binnenkort de Dumery-klok met haar voet luiden!”

“In feite moet mijn familienaam in drie delen gesplitst worden, maar de burgerlijke stand heeft 65 jaar geleden, bij mijn huwelijk met Jo, een foutje gemaakt. Ze wilden dit rechtzetten, maar ik moest 25.000 Belgische frank betalen. 625 euro in die tijd was zeer veel geld”, zucht Paul Vanden Abeele.

Deze rasechte Bruggeling gaat er prat op dat al zijn voorvaderen sedert 1530 intra muros (in de Brugse binnenstad) geboren zijn. “Ik ook natuurlijk, in het moederhuis van Sint-Anna!”, benadrukt Paul Vanden Abeele. Hij groeide op in de Schrijfstraat, die bij de fusie van Groot-Brugge veranderde in ’t Bilkske, omdat Assebroek een gelijknamige straat had. “Mijn vader Georges was tapissier. In 1944 zijn we verhuisd naar de Katelijnestraat, het pand op de hoek met het Stoofstraatje, de smalste straat van Brugge!”

Vaders wil

“Ik droomde ervan om architect te worden, maar mocht van mijn vader niet verder studeren, na mijn humaniora bij de Frères. Een kaakslag, maar vaders wil was wet. Ik moest bij hem in de leer gaan en nadien zijn bedrijf voortzetten. Behangen en trappen van tapijt voorzien, deed ik het liefst.”

“Mijn vader mocht in 1936 de gordijnen leveren voor de foyer van de stadsschouwburg. Onze firma was het eerste bedrijf in Brugge dat een mengmachine voor verf aankocht. Jo en ik hebben de zaak herdoopt in Abeetra, omdat er in de Katelijnestraat een kunstsmid was die Jean Vandenabeele heette. We wensten geen verwarring. In 1989 zijn we ermee gestopt, de gouden jaren voor de tapissiers waren voorbij, in de Katelijnestraat kwamen enkel nog toeristen. Ik heb noodgedwongen nog foto’s voor hen ontwikkeld. In drie minuten waren die klaar!”

Muzikaal

“Het muzikale zit in de genen van onze familie. Mama was een alt, papa een diepe bas. Ze speelden samen in de Gilde in een operette. Ook ik heb Jo in deze volksschouwburg leren kennen. Ik hielp bij de ticketverkoop en zorgde ervoor dat ik tijdens de film op een vrije plaats naast Jo kwam te zitten…”

“Vanaf mijn veertiende zong ik voor het SFX koor én bespeelde later als eerste bij de SFX Speelschaar de draagbare carillon. Later heb ik jarenlang gezongen in de Brugse koren Sint-Lutgardis, Cantores, Vagantes Morborum en Sanguis Christi, nu nog Marcato. Mijn liefde voor de beiaard is ontstaan toen ik als kind met mijn vader mee het Belfort op mocht. Papa was goed bevriend met stadsbeiaardier Antoon Nauwelaerts. En in 1939 speelde de beiaard een rol in het Heilig Bloedspel op de Markt.”

Hulpbeiaardier

“In 1954 kreeg ik van mijn vader de toestemming om na mijn werkuren les te volgen in de beiaardschool in Mechelen. Drie jaar lang was ik hulpbeiaardier, in de tijd van Eugeen Uten. Ik moest hem meerdere keren pro deo vervangen. Mijn favoriete nummer? Het Engelse afscheidslied auld lang syne heb ik vaak vertolkt.”

“Als bestuurslid van de Brugse Klokkenspel Vereniging heb ik tijdens Europese congressen mogen spelen op de beiaarden van Berlijn, Lyon, Barcelona en Birmingham. Dat instrument bespeel je met je vuisten. Vroeger deden enkel mannen het, nu is de verbinding tussen klavier en klokken lichter. De beiaardschool telt nu evenveel vrouwen als mannen.”

Hoogtevrees

“Twee keer heb ik de triomfklok, die lager dan de beiaard hangt, samen met beiaardier Aimé Lombaert manueel geluid omdat de motor stuk was: bij de begrafenis van koning Boudewijn en bij een kampioenenviering van Club Brugge. En dat voor een Cerclesupporter uit de Frères!”

“Op de hulp van de torenwachter moesten we niet rekenen, die had hoogtevrees! Ik heb stadsbeiaardier Eugeen Uten ook een handje toegestoken, toen tijdens een beiaardconcert een kabel sprong. Met een zaklamp in mijn mond, een tang en wat ijzerdraad bengelde ik tussen de 47 klokken van het Belfort.”

Dumery-klok

“Voetluiden is een andere discipline. Ik kan mij ergeren als mensen vragen of ik op de Dumery-klok in de Boeveriestraat een melodie kan spelen. Met één klok lukt dat niet! Zo’n brandklok kan enkel kleppen, wenen of luiden. Dat Brugge als enige stad ter wereld uitpakt met voetluiden, hebben we te danken aan stadsgids Martin Formesyn.”

“ Hij heeft ervoor geijverd dat die brandklok in 1988 uit het Belfort gehaald werd. Ze diende tot niks, het was een reserveklok met een mankement. De Antwerpse klokkengieter Joris Dumery maakte bij het gieten van die klok op de vesten een foutje, waardoor ze niet in de juiste toon luidt. Martin Formesyn lanceerde het voorstel om die brandklok te plaatsen vlak bij de Klokstraat in West-Brugge, waar Joris Dumery in de 18de eeuw woonde.

“De traditie van het voetluiden bestaat enkel nog in Brugge. Ik heb het 28 jaar gedaan. Uit liefde voor klokken. Ook al speelde die vaak met mijn voeten. Ik heb er wel enkele keren mijn broek aan gescheurd. Binnenkort zetten vijf stadsgidsen die traditie voort, onder wie één dappere vrouw!”