Als je spreekt over een polyglot, dan is José Houtteman (71) er zeker één. Negen talen spreekt de Tieltenaar. Nederlands, Frans, Engels, Duits, Spaans, Italiaans en Portugees, maar ook Arabisch en Russisch. Die laatste twee talen komen van pas, want José werkt als vrijwilliger in het asielopvangcentrum in Wingene en geeft Nederlandse les aan Oekraïense kinderen.
Een link met het onderwijs heeft José nochtans allerminst. “Integendeel”, lacht hij. “Ik werkte 36 jaar bij Lutosa. Omdat ik Spaans en Italiaans sprak, kreeg ik de Zuid-Europese en Zuid-Amerikaanse markten toegewezen. Zo’n 22 jaar geleden begon ik ook Portugees te leren omdat we met Brazilië een grote afzetmarkt hadden.”
Op zijn 56ste pikte José ook Russisch op. “Die taal had ik nog twee jaar geleerd tijdens mijn studies TEW, maar omdat ik dat nadien nooit meer gebruikt heb, was ik alles vergeten. Puur uit interesse ben ik er evenwel terug mee begonnen. Je wist immers maar nooit dat het nog van pas zou komen.”
Les aan Oekraïense kinderen
En dat deed het ook, want vandaag is José één van de vrijwilligers die Nederlandse les geeft aan Oekraïense kinderen. “Over het algemeen spreken die jongeren ook Russisch en als ik dan eens toevallig een Russisch woordje weet of een zin ken in het Russisch, zeg ik die ook. Ik denk dat ze dat wel leuk vinden. Het is ook een wisselwerking, want hoewel ik hen Nederlands moet leren, steek ik ook van hen zaken op. Ze leren me bijvoorbeeld woordjes die ik vergeten was of wijzen me op de correcte uitspraak.”
Ook zijn kennis van het Arabisch komt van pas. José werkt namelijk ook al twintig jaar als vrijwilliger in het asielopvangcentrum in Wingene. “Daar ga ik wekelijks zwemmen met vluchtelingen”, legt hij uit. “Vroeger zaten daar vaak Kazachen, Tsjetsjenen en Georgiërs met wie ik oppervlakkig Russisch kon spreken. Tien jaar geleden ben ik dan ook Arabisch beginnen studeren. Omdat ik interesse heb in talen en culturen, maar ook omdat het misschien nuttig zou zijn. Want hoewel het natuurlijk de bedoeling is dat de vluchtelingen Nederlands leren, kan het wel helpen om nauwer in contact te komen met die mensen. Al blijft het een enorm moeilijke taal, waardoor grote en diepgaande gesprekken voeren, nog steeds niet evident is.”
Dagelijks half uurtje studeren
Al die talen vergen natuurlijk wel wat studeerwerk. Al relativeert José dat. “Ik probeer dagelijks een half uurtje te studeren of een anderstalig boek te lezen. Ook luister ik af en toe eens naar een buitenlandse radiozender. Dat moet, want anders raak je het taalgevoel snel kwijt.”
“Er zijn echter ook dagen dat alles aan de kant vliegt wanneer we thuis komen en hij zich meteen op zijn boeken stort om te studeren”, pikt zijn vrouw in. “Hij begrijpt veel talen, maar mij begrijpt hij niet altijd”, lacht ze. “Ik ben gewoon erg graag met taal bezig”, gaat José terug verder. “Je steekt er ook veel moeite in om de basis te leren en op niveau te geraken. Dan zou het ook zonde zijn om het te laten liggen, want dan gaat je talenkennis snel achteruit. Pas op, ik spreek die talen niet perfect hé. Ik wil gewoon met zoveel mogelijk mensen in hun taal kunnen communiceren.”
Nog een taal?
De taalhonger van José is echter nog steeds niet gestild. Zo denkt hij erover na om ook nog een tiende, en waarom niet elfde, taal bij te leren. “Mijn leraar Arabisch gaat volgend jaar met pensioen, dus misschien ga ik dan wel Zweeds of Japans gaan studeren.” (TM)