Oude dierenrassen grazen op West-Vlaamse ‘levende erfgoedhoven’

Pieter Monballieu van het Levend Erfgoedhof De Schaeperij in Zwevezele bij zijn houtlandschapen. © Wouter Meeus
Jan Gheysen
Jan Gheysen Opiniërend hoofdredacteur

Ze zijn groot, hun vacht is warm romig gekleurd, kop en poten zijn licht bruin gevlekt en hun staart is behoorlijk lang. Geen doordeweekse schapen, bij wijze van spreken. Het zijn Houtlandschapen of houtlanders. Dat is geen nieuw schapenras, integendeel, het ras is oud en het is van bij ons. Levend erfgoed op een boerderij, op een hof dus. Letterlijk. Want zo wordt De Schaeperie, het hof van Pieter en Els Monballieu voortaan genoemd: een levend erfgoedhof. Het is een nieuw label dat deze week werd voorgesteld in Zwevezele en Stalhille.

Meer op de buiten dan bij De Schaeperie in Zwevezele kan je in West-Vlaanderen niet zijn, denken we, als we de landweg naar het hof oprijden. Rondom akkerland – veel prei en nog meer maïs -, in de verte bossen en vlakbij De Schaperie weilanden, omgeven door tal van hagen en heggen. Vanaf halfweg van de week hangt bij de entree het label Levend Erfgoedhof. Dat is nagelnieuw. Alleen bij ‘t Poldrietje van Peter en Sietske Poelaert in Stalhille hangt er ook zo’n label. Later volgen nog drie hoven, elders in Vlaanderen.

Pieter Monballieu loodst ons meteen mee via een hoogstammige boomgaard – ook met ‘oude fruitrassen’ – naar de schapenweide. “Het houtlandschaap is een oud schapenras,” vertelt Peter. “Toen we hier de hoeve restaureerden en schapen in de wei wilden, lag het voor de hand dat we – als we voor een oud ras gingen – dat we hier meteen voor het houtlandschaap kozen. Dat schaap hoort hier thuis.”

Dat oude rassen teloor dreigen te gaan, heeft te maken met de evolutie van de landbouw. Die werd industriëler en economischer en de rassen evolueerden naar vleesrassen. “Dat zie je ook bij runderen. Dat lijken normale rassen, maar eigenlijk zijn die vleesdieren de hybride rassen”, legt Pieter uit.

Geen kneusjes

Dieren van zulke oude rassen zijn doorgaans geen kneusjes. “Zeker de Houtlander niet”, zegt Pieter. “Dit zijn zeer zelfredzame dieren. Het zijn heideschapen, ze overleven op schrale grond. Ik hoef ze eigenlijk niet met korrels bij te voederen. Tenzij en dan heel beperkt in de lammertijd.”

Oude dierenrassen grazen op West-Vlaamse 'levende erfgoedhoven'
© Wouter Meeus

Het nieuwe label van Levend Erfgoedhof wordt uitgereikt door Steunpunt Levend Erfgoed. Dat steunpunt sensibiliseerde de voorbij kwarteeuw om in te zetten op inheemse rassen die zeldzaam dreigden te worden. Met het label wil het steunpunt nu een stap verder zetten en op die manier een netwerk uitbouwen van partners die dat levend erfgoed voort promoten.

Die oude rassen zijn niet alleen van hier, ze zijn ook sterk

Pieter Monballieu heeft 20 ooien in de weide en enkele rammen. Met het nieuwe label kan hij zich een soort van ambassadeur noemen. “Als mensen mij om informatie vragen, dan prijs ik de oude rassen aan. Precies omdat het zulke sterke rassen zijn die weinig extra’s hoeven”, legt hij uit.

Landschap

Voor Pieter Monballieu gaat de zorg om erfgoed nog een stuk verder. Want behalve werken aan het behoud en promotie van het oude schapenras, waakt hij erover dat zijn weides in een authentiek landschap liggen. Hij heeft tal van hagen en heggen aangeplant – allemaal met inheemse soorten – en een poel die verzand en vervuild was, heeft hij uitgegraven en eromheen een houtwal aangelegd. “Ook met inheemse struiken en bomen. Dat maakt het tot een interessante biotoop voor onder meer vogels en bijen. Ik vermoed zelfs dat er in de buurt van de poel geregeld een steenmarter langskomt,” zegt hij.

Voor Steunpunt Levend Erfgoed is die omgeving natuurlijk ook belangrijk voor het uitreiken van het label. De dieren worden grootgebracht of gehouden in omstandigheden die een goed praktijkvoorbeeld vormen, stipt het steunpunt uitdrukkelijk aan.

Oude dierenrassen grazen op West-Vlaamse 'levende erfgoedhoven'
© Wouter Meeus

De hele hoeve van de Schaeperie is op een authentieke wijze gerenoveerd. Zelfs het bakhuisje is opgekalefaterd en er wordt gebakken. In de schuur en in het bakkershuis hangen oorspronkelijke werktuigen uit de vorige eeuw.

Hoenders

In Stalhille bij Peter Poelaert en Sietske Tilley zijn de rasschapen geen houtlanders maar Ardense voskoppen. Maar net als de houtlanders zijn de voskoppen sterker bestand tegen ziektes en kunnen ze zelfstandig lammeren. Het enige nadeel van zulke rassen is dat ze ‘minder productief’ zijn, legt Peter Poelaert uit. Het duurt langer voor ze op gewicht zijn en dat betekent voor een louter economisch denkende kweker dat zulke oude rassen minder opbrengen.

En er lopen meer ‘erfgoeddieren’ rond op ‘t Poldrietje. Naast vijftien van die voskoppen hebben de veearts en zijn vrouw er ook nog Mechelse hoenders en de Izegemse koekoek rondscharrelen. Levend erfgoed gaat niet alleen over runderen of schapen, maar dus ook over hoenders en zelfs over honden. Sinds kort hebben ze op ‘t Poldrietje een Tervurense herder – ook een erfgoedras – die de schapen helpt hoeden.

“De erkenning als levend erfgoedhof is een bevestiging van wat wij met passie doen. We willen onze erfgoedrassen in de kijker stellen. Deze dieren hebben eigenschappen waarvan het jammer zou zijn, mochten ze verdwijnen. En behalve deze rassen in de kijker te stellen, willen we ook onze kennis en ervaring op dat vlak delen”, zegt Peter Poelaert. “We willen een referentie zijn voor iedereen die interesse heeft voor het kweken van streekeigen rassen.”

Het label geldt voor vijf jaar. Iedereen die dieren van lokale inheemse rassen fokt of houdt, kan het label aanvragen. Er is uiteraard een reeks voorwaarden waaraan moet worden voldaan. “Ja, maar eigenlijk kan iedereen die zich inspant om levend erfgoed in leven te houden in principe het label behalen”, zegt het Steunpunt.

Informatie over erfgoedhoven en over het steunpunt is te vinden op www.sle.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier